ECLI:NL:RBROT:2022:11129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/10/638981 / HA ZA 22-441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door val over parasolvoet bij restaurant

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], schadevergoeding van Thoms B.V. en haar verzekeraar Achmea, na een val over de voet van een parasol bij het terras van het restaurant van Thoms in Rotterdam. Eiser liep op 31 juli 2020 onder een geopende parasol door en struikelde over de betonnen voet, wat resulteerde in een gebroken dijbeen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen, oordelend dat Thoms niet aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de gebrekkige opstal en onrechtmatig handelen, niet gevolgd. De rechtbank concludeert dat de parasolvoet niet kan worden aangemerkt als een gebrekkige opstal of roerende zaak, en dat er geen gevaarzetting is die Thoms in het leven heeft geroepen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Thoms c.s. tot een bedrag van € 4.227,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/638981 / HA ZA 22-441
Vonnis van 28 december 2022(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. I.L. Madu te Rotterdam,
tegen

1..THOMS B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2.
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. M.M.R. Nelissen te 's-Hertogenbosch.
Eiser zal hierna [eiser01] worden genoemd. Gedaagden afzonderlijk worden Thoms c.s.

1..De zaak in het kort

Thoms heeft in het centrum van Rotterdam een restaurant met een terras op een strook van de stoep langs de gevel. Bij haar terras staan grote terrasparasols. [eiser01] is onder een dergelijke parasol doorgelopen, gestruikeld over de betonnen daarvan en gevallen. Hij heeft daarbij een gebroken dijbeen opgelopen. [eiser01] spreekt Thoms en haar verzekeraar aan voor vergoeding van zijn schade. De rechtbank oordeelt dat Thoms niet aansprakelijk is voor de schade.

2..De procedure

De procedure is als volgt verlopen:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord met een productie;
  • de brief van de rechtbank waarbij partijen zijn uitgenodigd voor de mondelinge
  • producties 15 en 16 van [eiser01] ;
  • de mondelinge behandeling op 7 december 2022;
  • de spreekaantekeningen van mr. S.P. Versteeg namens [eiser01] .
De datum van uitspraak van het vonnis is vervroegd en bepaald op vandaag.

3. De feiten

3.1.
Thoms heeft een restaurant en bar aan de Meent, in het centrum van Rotterdam. Vóór haar zaak heeft Thoms op de stoep langs de Meent en, voor een klein deel om de hoek: langs het Rodezand een terras met daarop tafels en stoelen en grote terrasparasols.
3.2.
De voet van die parasols bestaat uit en vierkante metalen houder met in het midden daarvan een verticale buis waarin de stok van de parasol staat. De houders staan op de grijze natuurstenen bestrating van de stoep, en zij zijn verzwaard met vier grijze, vierkante betonnen tegels van elk (geschat) 50x50 centimeter en met een dikte van ruim 5 centimeter.
3.3.
Op 31 juli 2020 liep [eiser01] , toen 66 jaar oud, rond het middaguur vanuit de richting van het stadhuis over het Rodezand in de richting van de Meent. Tientallen meters verderop, aan het einde van het Rodezand, op de hoek met de Meent ligt vanuit de looprichting van [eiser01] gezien: aan de linkerzijde van de stoep, langs de zijgevel van het restaurant een deel van het terras van Thoms.
3.4.
Enkele van de foto’s die [eiser01] bij dagvaarding heeft overgelegd tonen de situatie ter plaatse als volgt, gezien vanuit de looprichting van [eiser01] over het Rodezand richting Meent, met dien verstande dat er destijds op 31 juli 2020, anders dan op deze foto’s uit juni 2021, geen mensen op het terras van Thoms aanwezig waren:
3.5.
[eiser01] liep onder een van de opengeklapte parasols van Thoms door en is met een van zijn voeten blijven haken achter de rand van een parasolvoet. Daardoor is [eiser01] gevallen. Na zijn val is [eiser01] naar het ziekenhuis gebracht waar een breuk in zijn linker dijbeen is vastgesteld. [eiser01] is geopereerd waarbij een pin in zijn dijbeen is geplaats en hij mocht na vier dagen het ziekenhuis weer verlaten.
3.6.
[eiser01] was tot het moment dat hij viel een actieve wandelaar en fietser die zich vooral te voet verplaatste. Sinds zijn val is [eiser01] nog steeds niet in staat lopend afstanden af te leggen die hij voor het ongeval gewend was.
3.7.
Na het ongeval heeft Thoms de hoeken van de tegels op de parasolvoeten gemarkeerd met reflecterende tape.
3.8.
[eiser01] heeft Thoms en haar verzekeraar Achmea gevraagd zijn schade te vergoeden. Thoms en Achmea hebben dat geweigerd.

4..Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat Thoms aansprakelijk is voor het ongeval en de gevolgen daarvan en veroordeling van Thoms c.s. tot betaling van:
- € 3.470,54 als vergoeding voor medische kosten;
- € 2.400,-- als vergoeding van kosten van een personal trainer;
- € 20.000,-- als smartengeld;
- € 2.079,74 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten,
vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Thoms c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser01] - bij vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard - in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van uitspraak van dit vonnis.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

Algemeen

5.1.
De rechtbank moet beoordelen of Thoms (en/of haar verzekeraar Achmea) aansprakelijk is voor de schade die [eiser01] lijdt als gevolg van zijn val over de voet van een parasol bij het terras van Thoms. [eiser01] heeft drie gronden aangevoerd op grond waarvan Thoms c.s. volgens hem zijn schade moet vergoeden.
De rechtbank komt tot het oordeel dat Thoms op geen van die gronden aansprakelijkheid is voor de schade van [eiser01] . De vordering wordt daarom afgewezen. De overwegingen die tot dat oordeel leiden volgen hierna.
Gebrekkige opstal?
5.2.
Als eerste grond voor aansprakelijkheid van Thoms c.s. voert [eiser01] aan dat de parasolvoet een gebrekkige opstal is zoals bedoeld is in artikel 6:174 BW, die gevaar opleverde voor personen.
5.2.1.
De bezitter van zo’n opstal, in dit geval dus Thoms, is aansprakelijk voor de gevolgen als dat gevaar zich heeft verwezenlijkt. Dat laatste is volgens [eiser01] het geval.
5.2.2.
Thoms c.s. bestrijdt dat onder meer met de stelling dat de parasolvoet niet als een ‘opstal’ kan worden aangemerkt.
5.2.3.
De rechtbank volgt [eiser01] niet in zijn standpunt dat de parasolvoet een ‘opstal’ is. Daarbij is het volgende van belang. Het gaat hier om een parasolvoet die los bovenop de verharding van de stoep is geplaatst en die verder ook nergens anders aan bevestigd is. Volgens artikel 6:174, lid 4 BW worden onder opstal zoals bedoeld in dat artikel verstaan gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Deze parasolvoet kan niet worden aangemerkt als een dergelijk gebouw of werk. De parasolvoet is namelijk niet met de grond verenigd. Verder is de parasol met voet een tijdelijke en verplaatsbare constructie die ook niet naar zijn aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Aan het begin van het terrasseizoen worden deze buiten geplaatst en aan het einde daarvan weer verwijderd, zo is onweersproken namens Thoms c.s. verklaard bij de mondelinge behandeling. Deze grond kan de vordering dus alleen al om die reden niet dragen. In het midden kan blijven of er al of niet voldaan is aan de overige vereisten voor aansprakelijkheid op grond van deze bepaling.
Onrechtmatig handelen door gevaarzetting?
5.3.
Vervolgens heeft [eiser01] aangevoerd dat Thoms onrechtmatig heeft gehandeld omdat zij een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen door de parasolvoet op de stoep bij het terras langs het Rodezand te plaatsen.
5.3.1.
[eiser01] voert daarvoor het volgende aan. Hij vindt dat Thoms op grond van de zogenoemde Kelderluik-criteria uit het arrest van de Hoge Raad van 5 november 1965 (NJ 1966, 136) aansprakelijk is voor zijn schade, omdat het gevaar dat Thoms met plaatsing van die parasolvoet in het leven riep zich heeft verwezenlijkt. De parasolhouder voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Zo is er volgens hem geen waarneembaar kleurverschil tussen de tegels van de parasolvoet en de bestrating daaronder, met een potentieel gevaarlijke situatie als gevolg. Ook is er tussen de bestrating en de bovenkant van tegels op de parasolvoet een hoogteverschil van meer dan 5 centimeter. Volgens het Handboek visuele inspectie voor wegbeheerders, een uitgave van de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderhoud in Grond-, Water en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) is een hoogteverschil van meer dan 3 centimeter al ernstig. Bij die richtlijn moet in deze zaak ook aansluiting worden gezocht, ook al is Thoms geen wegbeheerder. [eiser01] hoefde niet bedacht te zijn op grote hoogteverschillen op het trottoir. Hij is zo voorzichtig geweest als van een normaal oplettende voetganger mag worden verwacht. Dat Thoms na het ongeval de parasolvoeten heeft gemarkeerd, toont volgens [eiser01] aan hoe eenvoudig Thoms ook eerder maatregelen tegen dit gevaar had kunnen nemen.
5.3.2.
Thoms c.s. bestrijdt dat zij op onrechtmatige wijze een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen door plaatsing van de parasol op een met tegels verzwaarde voet bij haar terras aan het Rodezand.
5.3.3.
Ook op dit punt is de rechtbank het niet eens met [eiser01] , op grond van de volgende overwegingen. Wil Thoms op deze grond aansprakelijk zijn voor schade als gevolg van de val over de parasolvoet, moet er sprake zijn van een gevaarzetting die Thoms in het leven heeft geroepen. Of sprake is van gevaarzetting moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval en de gezichtspunten die zijn gegeven in het Kelderluikarrest, de zogenoemde “Kelderluikcriteria”, waarop [eiser01] zich ook beroept.
5.3.4.
Deze criteria houden in dat in het licht van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld in hoeverre iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, rekening dient te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij die beoordeling dient met name in aanmerking te worden genomen in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is.
5.3.5.
De rechtbank oordeelt dat aan die criteria in dit geval niet is voldaan. Het gaat er in de kern genomen om de situatie waarin een wandelaar in het stadscentrum onder een grote opengeklapte parasol doorloopt en daarbij met een van zijn voeten met de parasolvoet in aanraking kwam en viel. Van een wandelaar die in de zomer te voet het centrum van de stad doorkruist, mag worden verwacht dat hij er rekening mee houdt dat hij obstakels op zijn pad kan treffen zoals paaltjes, plantenbakken maar ook parasols die op een voet geplaatst zijn. Onder deze omstandigheden ligt het niet erg voor de hand er rekening mee te houden dat een wandelaar zal struikelen over die parasolvoet doordat hij niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht neemt en deze dus over het hoofd ziet. Daar komt bij dat de tegels op de parasolvoet, zoals blijkt uit de kleurenfoto’s die bij de mondelinge behandeling zijn overgelegd, lichter van kleur zijn en het oppervlak daarvan een andere structuur heeft dan de onderliggende bestrating die bestaat uit stroken natuursteen. Verder heeft Thoms bij de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat zij sinds de aanvang van de corona-epidemie haar terras met deze parasols ook op het Rodezand heeft gehad en dat het niet eerder is voorgekomen dat een wandelaar is gestruikeld over een parasolvoet.
5.3.6.
Aanknopingspunten voor een ander oordeel heeft [eiser01] in deze zaak niet gegeven, terwijl op hem in dit verband wel de plicht rust de nodige feiten aan te voeren. De omstandigheid dat een veiligheidsmaatregel zoals aanbrengen van een markering op de hoekpunten van de parasolvoeten zoals Thoms na het ongeval heeft gedaan, eenvoudig is, maakt het voorgaande niet anders. Het gaat er immers om of Thoms er al voor het ongeval op bedacht had behoren te zijn dat ter plaatse een ongeval als het dit zou kunnen plaatsvinden en dat dit door het treffen van een dergelijke eenvoudige veiligheidsmaatregel zou kunnen worden voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is.
5.3.7.
Ook deze grond kan de vordering dus niet dragen.
Parasolvoet als gebrekkige roerende zaak?
5.4.
Bij de mondelinge behandeling heeft [eiser01] zich ten slotte op het standpunt gesteld dat Thoms op grond van artikel 6:173 BW aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van de val over de parasolvoet.
5.4.1.
[eiser01] voert daarvoor aan dat de bezitter van een zaak, waarvan bekend is dat zij, zo deze niet voldoen aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert, in beginsel aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. Hij voegt daar aan toe dat bij de beantwoording van de vraag of de zaak niet de veiligheid bood die onder gegeven omstandigheden mocht wordt verwacht, spelen zowel veiligheidsnormen als aan de bezitter van de zaak te stellen zorgvuldigheidsnormen een rol. Het gebrek aan kleurverschil, het hoogteverschil en de wijze van plaatsing van de parasolvoet duiden op geschonden zorgvuldigheidsnormen en veiligheidsnormen, aldus [eiser01] .
5.4.2.
Thoms c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat de parasolvoet niet een gebrekkige zaak was zoals bedoeld in artikel 6:173 BW zodat zij ook niet op die grond aansprakelijk is voor de schade die [eiser01] heeft geleden, hoezeer zij ook betreurt dat hij akelig ten val is gekomen en daardoor schade lijdt.
5.4.3.
Op de gronden als weergegeven onder 5.3.3. en volgende is de rechtbank van oordeel dat de parasolvoet ook niet als gebrekkige roerende zaak kan worden aangemerkt zodat ook op die grond de vordering van [eiser01] niet kan worden toegewezen.
Slotsom en kosten
5.5.
Nu geen van de gronden die [eiser01] heeft aangevoerd zijn vordering kan dragen, wijst de rechtbank deze af. De vraag naar het oorzakelijk verband tussen de val en de schade en de discussie over de hoogte van de schade hoeft bij deze stand verder niet te worden besproken.
5.6.
[eiser01] zal als de partij die in het ongelijk wordt gesteld in de proceskosten worden veroordeeld. Die kosten van Thoms c.s. worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 4.227,00.
Hier kan nog een bedrag bijkomen voor kosten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis. In dit vonnis hoeft daarover geen aparte beslissing te worden genomen.

6..De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van Thoms c.s. tot op heden vastgesteld op € 4.227,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.
196/1729