ECLI:NL:RBROT:2022:11119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
9901227 CV EXPL 22-2121
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tussentijds hoger beroep in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2022, heeft de kantonrechter het verzoek van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna 'NN') om tussentijds hoger beroep afgewogen. NN had eerder in de procedure, die betrekking heeft op civiel recht en verbintenissenrecht, een bewijsopdracht gekregen in een tussenvonnis van 24 november 2022. NN verzocht de kantonrechter om toestemming voor het instellen van tussentijds hoger beroep, omdat zij van mening was dat de verstrekte bewijsopdracht onjuist was. De gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde01], heeft zich verzet tegen dit verzoek.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat het verzoek om tussentijds hoger beroep een uitzondering vormt op de hoofdregel zoals vastgelegd in artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat stelt dat hoger beroep van tussenvonnissen alleen tegelijk met dat tegen het eindvonnis is toegestaan. De rechter moet terughoudend zijn bij het toestaan van dergelijke uitzonderingen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In het tussenvonnis van 24 november 2022 is gemotiveerd waarom de bewijsopdracht aan NN is verstrekt, maar NN heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze beslissing onjuist zou zijn.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van NN afgewezen, waarmee de procedure voortgezet kan worden zonder tussentijds hoger beroep. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. dr. S. Wahedi.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9901227 CV EXPL 22-2121
datum uitspraak: 22 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Weekenborg,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. T.K.A.B. Eskes en T. Oosthout-Eskes.
De partijen worden hierna ‘NN’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 24 november 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van NN van 9 december 2022;
  • de brief van [gedaagde01] van13 december 2022.

2..De beoordeling van het verzoek om tussentijds hoger beroep

2.1.
In het tussenvonnis van 24 november 2022 is NN toegelaten tot het leveren van bewijs. NN verzoekt de kantonrechter om toestemming voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen dat vonnis. Daartoe stelt NN dat de verstrekte bewijsopdracht onjuist is.
2.2.
[gedaagde01] heeft zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
2.3.
Bij de beoordeling van het verzoek van NN moet worden voorop gesteld dat dit verzoek ertoe strekt een uitzondering te maken op het in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde uitgangspunt dat hoger beroep van tussenvonnissen slechts is toegestaan tegelijk met dat tegen het eindvonnis. Dit geldt ook voor de onderhavige bewijsopdracht. Bij het toestaan van genoemde uitzondering dient de rechter terughoudendheid te betrachten, zo volgt uit de wetsgeschiedenis. Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven een uitzondering op de hoofdregel te maken. In het tussenvonnis van 24 november 2022 is in rechtsoverweging 4.1 gemotiveerd waarom de bewijsopdracht is verstrekt aan NN. NN heeft niet gemotiveerd waarom dit onjuist zou zijn.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. S. Wahedi en in het openbaar uitgesproken.
53956