Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 24 november 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van NN van 9 december 2022;
- de brief van [gedaagde01] van13 december 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2022, heeft de kantonrechter het verzoek van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna 'NN') om tussentijds hoger beroep afgewogen. NN had eerder in de procedure, die betrekking heeft op civiel recht en verbintenissenrecht, een bewijsopdracht gekregen in een tussenvonnis van 24 november 2022. NN verzocht de kantonrechter om toestemming voor het instellen van tussentijds hoger beroep, omdat zij van mening was dat de verstrekte bewijsopdracht onjuist was. De gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde01], heeft zich verzet tegen dit verzoek.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat het verzoek om tussentijds hoger beroep een uitzondering vormt op de hoofdregel zoals vastgelegd in artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat stelt dat hoger beroep van tussenvonnissen alleen tegelijk met dat tegen het eindvonnis is toegestaan. De rechter moet terughoudend zijn bij het toestaan van dergelijke uitzonderingen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In het tussenvonnis van 24 november 2022 is gemotiveerd waarom de bewijsopdracht aan NN is verstrekt, maar NN heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze beslissing onjuist zou zijn.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van NN afgewezen, waarmee de procedure voortgezet kan worden zonder tussentijds hoger beroep. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. dr. S. Wahedi.