ECLI:NL:RBROT:2022:11114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
10-227842-22 en 10-161181-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling en vernieling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 september 2022 in Rotterdam een 19-jarige studente heeft mishandeld door haar meerdere keren in het gezicht te slaan, wat resulteerde in een uitgeslagen tand en andere verwondingen. Daarnaast heeft de verdachte op 28 juni 2022 opzettelijk een scooter vernield die toebehoorde aan een ander slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte blijk heeft gegeven van spijt en bereidheid om aan zijn problemen te werken.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Parketnummers 10-227842-22 en 10-161181-22
VI-nummer 99-000280-25
Datum uitspraak 5 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] , ingeschreven op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] , raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 5 december 2022.

Beschuldiging in de tenlastelegging

Zaak 1(10-227842-22)
hij, op of omstreeks 8 september 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, de Oostzeedijk Beneden, in elk geval op een openbare weg, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer01] bij haar schouders, althans haar lichaam, vast te pakken en/of
  • voornoemde telefoon uit de handen van die [slachtoffer01] te trekken en/of
  • die [slachtoffer01] een of meerdere keren op/in/tegen haar gezicht te slaan en/of te
stompen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een uitgeslagen tand en/of een loszittende tand en/of een scheur door het bot alwaar beide tanden zich bevinden/bevonden;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 september 2022 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar een of meerdere keren in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een uitgeslagen tand en/of een loszittende tand en/of een scheur door het bot alwaar beide tanden zich bevinden/bevonden ten gevolge heeft gehad;
en/of
hij op of omstreeks 8 september 2022 te Rotterdam, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak 2(10-161181-22)
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk/type Piaggio C25), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beslissingen over het bewijs

Bewezenverklaring
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in die zin dat:
hij op 8 september 2022 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar meerdere keren tegen het gezicht te slaan, te weten een uitgeslagen tand en een loszittende tand en een scheur door het bot alwaar beide tanden zich bevinden ten gevolge heeft gehad.
Overwegingen
De verdachte heeft de telefoon van het slachtoffer afgepakt en het slachtoffer geslagen. Vast staat ook dat zij daaraan letsel overgehouden, te weten een uitgeslagen tand, een loszittende tand en een scheur in haar kaak. De verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij niet het oogmerk had om zich de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen, zodat geen sprake is van diefstal met geweld. Hij verkeerde in de veronderstelling dat het slachtoffer zijn telefoon had. De officier van justitie vindt dat uit het feitelijk handelen het oogmerk Kan worden afgeleid en vindt dat dat diefstal met geweld oplevert, zodat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
De rechtbank is - gelet op de verklaring van de verdachte - niet overtuigd dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om de telefoon van het slachtoffer wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de primair aan hem tenlastegelegde diefstal met geweld.
Zaak 2
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in die zin dat:
hij op 28 juni 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk/type Piaggio C25), die geheel aan [slachtoffer02] toebehoorde heeft vernield.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaringen steunen op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Opgave van de bewijsmiddelen
Zaak 1
De verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 5 december 2022;
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer01] van 8 september 2022.
Zaak 2
De verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 5 december 2022;
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer02] van 28 juni 2022.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie
Zaak 1
mishandeling.
Zaak 2
vernieling.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Strafmotivering

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk geëist.
De beoordeling
De verdachte heeft een 19-jarige studente met zijn vuist in het gezicht geslagen. Daarmee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Op de zitting is gebleken hoeveel last het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft van dit incident. Zij voelt zich niet meer veilig op straat en durft ’s avonds niet alleen naar huis te gaan.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij vanaf het begin veel spijt heeft betuigd en zijn woorden heeft omgezet in daden door een bedrag naar haar over te maken als spijtbetuiging, als voorschot op de schadevergoeding. De rechtbank ziet weinig verdachten die zo schuldbewust zijn.
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee in de straftoemeting.
De reclassering heeft op 25 november 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. In dit rapport staat dat hij extreme bewijsdrang heeft naar zijn werk, gezin en de samenleving
waardoor er stress en spanning ontstaat. De verdachte is onvoldoende in staat om daarmee om te gaan. Hij zoekt ontspanning in het drinken van alcohol, maar kan dan volledig de controle over zichzelf verliezen en tot impulsief en agressief gedrag komen waardoor hij in aanraking komt met justitie. Positieve factoren zijn dat hij stabiliteit heeft op diverse leefgebieden zoals familie, huisvesting, financiën en werk.
Niet onbenoemd kan blijven dat de verdachte na een lange gevangenisstraf heel goed op de weg terug was om zijn leven een hele positieve wending te geven met o.a. werk, een woning en een voorzichtig stabiele thuissituatie. Deze zaak dreigt deze positieve ontwikkeling te verstoren. Bij de strafoplegging is geprobeerd hiermee zoveel mogelijk rekening te houden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer01] , een meldplicht, een gedragsinterventie, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor beschermd wonen en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Vorderingen
In zaak 1 heeft [naam benadeelde01] als benadeelde partij € 4.178,77 aan materiële schade en
€ 3.000,- aan immateriële schade gevorderd (met inachtneming van de reeds betaalde som van € 1.000,-), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In zaak 2 heeft [naam benadeelde02] als benadeelde partij € 714,65 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen geheel toe te wijzen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag in zaak 1 vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 september 2022 en in zaak 2 vanaf 28 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Ook wordt de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opgelegd. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen, die dit bedrag vervolgens uitkeert aan de benadeelde partij.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde01] een vergoeding betalen van
€ 4.178,77 voor materiële schade en € 3.000,- voor immateriële schade. De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2022.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde02] een vergoeding betalen van € 714,65 voor materiële schade. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2022.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen.
Wettelijk voorschrift
Gelet is op artikel 36 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij vonnissen van 30 september 2011 en 7 april 2014 van het Gerechtshof Amsterdam is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar en 6 maanden met aftrek, met een periode van voorwaardelijke invrijheidstelling van 1642 dagen. De proeftijd is ingegaan op 5 april 2020.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling met 2 maanden wordt herroepen.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van die vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom tot de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden beslist. Omdat de verdachte zich bereid heeft verklaard te werken aan zijn alcoholproblematiek waaruit de strafbare feiten volgen, hij oprechte spijt heeft betuigd en hij een bestendig leven en netwerk heeft opgebouwd sinds hij uit detentie is dat af zou breken als hij nu weer langer in detentie moet, ziet de rechtbank daarvan af.
Conclusie
De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden afgewezen.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair onder parketnummer 10-227842-22 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet meer subsidiair onder parketnummer 10-227842-22 en onder parketnummer 10-161181-22 ten laste gelegde feit heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, namelijk
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na de ontslagdatum detentie bij Fivoor Reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Hij houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde laat zich behandelen door Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij aanvang van het reclasseringstoezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde werkt mee aan de afname van diagnostiek, de geïndiceerde behandeling en houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start bij aanvang van het reclasseringstoezicht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde heeft of zoekt zo lang het openbaar ministerie dat nodig vindt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met
[slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02];
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde01] , te betalen een bedrag van
€ 7.178,77 (zegge: zevenduizendhonderdachtenzeventig euro en zevenenzeventig eurocent), bestaande uit
€ 4.178,77 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde01] te betalen
€ 7.178,77 (zegge: zevenduizendhonderdachtenzeventig euro en zevenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde02] , te betalen een bedrag van
€ 714,65 (zegge: zevenhonderdveertien euro en vijfenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde02] te betalen
€ 714,65 (zegge: zevenhonderdveertien euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
14 (veertien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde herroeping van de invrijheidstelling van de bij vonnissen van 30 september 2011 en 7 april 2014 van het Gerechtshof in Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. C.G.E. Prenger en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 5 december 2022.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.