ECLI:NL:RBROT:2022:11113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/10/645508 / JE RK 22-2283
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag op grond van misbruik van het gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2022 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn dochter, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 september 2022 een verzoekschrift ingediend om het gezag van de vader te beëindigen, omdat hij [naam kind01] en haar zus seksueel heeft misbruikt. De vader, die momenteel gedetineerd is, heeft dit misbruik bekend bij familie en instanties. De rechtbank heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader en zijn advocaat niet aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zijn gezag ernstig heeft misbruikt, wat in strijd is met artikel 1:266, eerste lid, onder b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [naam kind01] is om het gezag van de vader te beëindigen, aangezien hij niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen. De GI, de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, is bereid om de voogdij over [naam kind01] op zich te nemen.

De rechtbank benoemt de GI tot voogd over [naam kind01] en veroordeelt de vader tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bewind over haar vermogen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter mr. G.M. Paling, in tegenwoordigheid van griffier mr. L.M. Ruijgrok. De schriftelijke vaststelling van de beschikking vond plaats op 3 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/645508 / JE RK 22-2283
Datum uitspraak: 20 oktober 2022

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting (PI) in [plaats01] ,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner, te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
28 september 2022, ingekomen bij de griffie op 3 oktober 2022.
Op 20 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam02] ;
- een vertegenwoordigster van de [naam03] , telefonisch gehoord;
Opgeroepen en niet verschenen is de vader en zijn advocaat, met bericht van afwezigheid.

De feiten

De vader is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2022 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [naam kind01] .
De GI heeft zich bij brief van 23 september 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
[naam kind01] verblijft op een overbruggingsgroep van Pameijer.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot voogd over [naam kind01] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is bekend geworden dat de vader [naam kind01] en haar zus seksueel heeft misbruikt. De vader heeft dit bij familie en de instanties toegegeven. Hij zit nu in voorlopige hechtenis in afwachting van de uitspraak in zijn strafzaak. De vader is niet de juiste persoon om beslissingen te nemen over [naam kind01] . Er is momenteel geen contact tussen [naam kind01] en de vader.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. [naam kind01] is een kwetsbaar meisje. Zij wil niet dat de vader nog langer beslissingen over haar neemt. Ook wil zij de vader niet meer zien. Op dit moment verblijft [naam kind01] op een overbruggingsgroep van Pameijer. [naam kind01] heeft intensieve hulp nodig gericht op traumaverwerking. De huidige groep kan dit haar niet bieden. Er wordt gezocht naar een passende behandelgroep, maar voorlopig kan zij op de huidige groep blijven. [naam kind01] zal langzaamaan naar school gaan en een stage gaan volgen. Sinds begin augustus 2022 heeft [naam kind01] weer na lange tijd begeleid contact met de moeder. Dit verloopt redelijk. Vanuit de moeder lijkt er weinig behoefte aan contact te zijn. Zij laat soms lange tijd niets van zich horen. De GI probeert structuur in het contact te krijgen. Omdat [naam kind01] bijna achttien jaar wordt, zal de GI de komende periode een aantal zaken, zoals bewindvoering en mentorschap, gaan regelen.
De advocaat van de vader heeft per e-mail aan de rechtbank laten weten dat de vader begrijpt dat zijn gezag over [naam kind01] wordt beëindigd en hij zich kan vinden in de uitvoering van de voogdijmaatregel door de GI.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder b BW is voldaan. De rechtbank kan dan het gezag van de vader over [naam kind01] beëindigen en zij zal dit ook doen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
Bekend is geworden dat de vader [naam kind01] en haar zus in de thuissituatie meerdere keren seksueel heeft misbruikt. Hij zit daarom sinds april 2022 in voorlopige hechtenis in afwachting van de uitspraak in de stafrechtelijke procedure. De vader heeft bij zijn familie en instanties het misbruik bekend. Bij beschikking van 14 juli 2022 is [naam kind01] om deze reden voorlopig onder voogdij gesteld van de GI.
Seksueel misbruik is een ernstige vorm van kindermishandeling en een ernstig strafbaar feit. De vader heeft [naam kind01] meerdere keren in onveiligheid gebracht. Door zijn handelen heeft hij bewust de grenzen van [naam kind01] ernstig overschreden en haar vertrouwen, lichamelijke integriteit en loyaliteit geschonden. De ingrijpende gebeurtenissen zijn voor [naam kind01] traumatisch geweest en zullen invloed hebben op haar ontwikkeling in de toekomst.
[naam kind01] is een kwetsbaar meisje dat veel heeft meegemaakt. [naam kind01] verblijft op dit moment op een overbruggingsgroep van Pameijer. Er worden signalen gezien van herbelevingen. [naam kind01] heeft intensieve behandeling nodig om de traumatische gebeurtenissen te kunnen verwerken.
De vader is altijd een belangrijk hechtingsfiguur voor [naam kind01] geweest, maar hij heeft gedurende een langere periode misbruik gemaakt van deze positie en de veiligheid van [naam kind01] onvoldoende gewaarborgd. De vader is niet meer de juiste persoon om beslissingen te nemen over [naam kind01] . Op dit moment heeft [naam kind01] ook geen behoefte aan contact met hem en brengt betrokkenheid van de vader onrust voor haar met zich mee.
Naar het oordeel van de rechtbank staat gelet op het voorgaande vast dat de vader zijn gezag ten aanzien van [naam kind01] ernstig heeft misbruikt. Het is in het belang van [naam kind01] noodzakelijk om het gezag van de vader te beëindigen. Voortzetting van het gezag wordt schadelijk geacht voor [naam kind01] .
Omdat de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De GI is reeds belast met de voorlopige voogdij. De GI heeft zich ook bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. Gebleken is dat er geen volwassenen in het netwerk van [naam kind01] zijn die de voogdij over haar op zich zouden kunnen nemen. Aangezien [naam kind01] binnenkort achttien jaar wordt, is het belangrijk dat een aantal zaken goed wordt geregeld. Ook is het van belang dat een passende behandelplek voor [naam kind01] wordt gezocht en hulpverlening wordt ingezet. De rechtbank is van oordeel dat de voogdij daarom het beste belegd kan worden bij de GI.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de vader veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat hij het bewind voerde over het vermogen van [naam kind01] .

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam01], geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] , over [naam kind01] ;
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;
veroordeelt de vader aan de voogd rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind01] te doen;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022 door mr. G.M. Paling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 3 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.