In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 december 2022 een wrakingsverzoek toegewezen. Het verzoek was ingediend door de verdediging in een strafzaak tegen de verzoeker, die werd vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Arkesteijn. De wraking was gericht tegen mr. W.M. Stolk, de rechter die de zaak behandelde. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de uitspraak van de rechter tijdens een zitting op 18 november 2022, waarin hij het jeugdrecht als 'een gepasseerd station' bestempelde. Dit leidde tot de indruk dat de rechter al een eindoordeel had geveld over de toepassing van het jeugdrecht, voordat de zaak volledig was behandeld.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de woorden van de rechter de schijn van vooringenomenheid wekten. Hoewel de afwijzing van het aanhoudingsverzoek op zichzelf een procesbeslissing is, was het gebruik van de term 'een gepasseerd station' problematisch. De rechtbank oordeelde dat de rechter door deze bewoordingen vooruitliep op de uiteindelijke beslissing, wat de indruk wekte dat er geen ruimte was voor verder debat over de toepassing van het jeugdrecht. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking toegewezen, wat betekent dat de rechter niet langer de zaak zal behandelen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.