ECLI:NL:RBROT:2022:11088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
83/072361-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke leidinggeven aan belastingfraude door het niet doen van aangifte en het niet betalen van omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting en het niet betalen van verschuldigde omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2014, gepleegd door zijn onderneming, [bedrijf02]. De verdachte heeft ook feitelijke leiding gegeven aan het opzettelijk niet voeren van een administratie die voldoet aan de eisen van de belastingwet, door valse facturen in die administratie op te nemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon op 28 mei 2018, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden met meer dan tweeëneenhalf jaar, wat niet aan de verdachte te wijten was. Dit leidde tot een vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de facturen vals waren, en dat hij daarmee de Belastingdienst en de samenleving financieel heeft benadeeld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/072361-22
Datum uitspraak: 6 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
verblijvende op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. J.M. Bekooij, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2022. Op de terechtzitting van 22 november 2022 is het onderzoek gesloten.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uur met aftrek van voorarrest waardoor 174 uur resteert, te vervangen door 87 dagen hechtenis.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De redelijke termijn, welke is aangevangen op 28 mei 2018, is overschreden met viereneenhalf jaar. Dit tijdsverloop is niet aan de verdediging te wijten en heeft tot gevolg gehad dat de verdachte niet in staat was een goede verdediging te voeren. Het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is hierdoor geschonden en dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
4.2.
Beoordeling
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat die overschrijding wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 3
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte wist noch had hij moeten weten dat de facturen van [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) aan [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) valselijk waren opgemaakt. De verdachte heeft immers telkens de bestelde goederen met bijbehorende facturen ontvangen en hij heeft deze facturen vervolgens betaald. Zijn onderzoeksplicht reikte niet zo ver dat hij het e-mailadres en de afzender van de e-mails van [bedrijf01] diende te controleren en dat hij zich ervan diende te vergewissen hoe een factuur van [bedrijf01] eruit ziet. Gelet hierop is er onvoldoende bewijs dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk opnemen van valse facturen in de bedrijfsadministratie. De verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
5.1.2.
Beoordeling
Het staat niet ter discussie dat in de bedrijfsadministratie van [bedrijf02] de vier in de tenlastelegging genoemde facturen zijn aangetroffen en dat die facturen vals zijn.
Om echter tot een bewezenverklaring te kunnen komen van feitelijke leiding geven aan het opzettelijk opnemen van valse facturen in de bedrijfsadministratie door [bedrijf02] , moet kunnen worden vastgesteld dat bij de verdachte sprake was van opzet op deze verboden gedraging.
Bij de beoordeling hiervan acht de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
In de eerste e-mail die de verdachte ontving van [bedrijf01] werden hem een uittreksel van de Kamer van Koophandel van deze onderneming en een kopie van het paspoort van de toenmalige bestuurder [naam01] verstrekt. In de bedrijfsgegevens onderaan deze e-mail werd het (Nederlandse) bankrekeningnummer van [bedrijf01] vermeld, alsmede het
e-mailadres [e_mail01] . De e-mail zelf was ook afkomstig van een
e-mailadres met daarin de domeinnaam ‘ [website01] ’. De valse facturen werden vervolgens echter aan de verdachte gestuurd vanaf een Gmail-adres. Verder werd één van de e-mails afkomstig vanaf dit Gmail-adres ondertekend door ‘ [naam02] ’, terwijl de bestuurder van [bedrijf01] op dat moment [naam01] was. Dit was bekend bij de verdachte: hij had immers de bedrijfsgegevens van [bedrijf01] in de eerste e-mail ontvangen. Ten slotte zijn dezelfde facturen op meerdere momenten naar de verdachte gemaild, terwijl op die facturen steeds wisselende bankrekeningnummers vermeld stonden waarop betaald moest worden. Daaronder waren ook twee buitenlandse bankrekeningnummers van bedrijven waarvan eenvoudig kenbaar was dat die op geen enkele wijze gelieerd waren aan [bedrijf01] . De verdachte heeft de vier facturen uiteindelijk ook betaald op deze twee buitenlandse bankrekeningen.
Deze gang van zaken zou op zijn minst vragen moeten oproepen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de ontvangen facturen, temeer nu het ging om een zeer groot totaalbedrag van ruim € 720.000,-. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op geen enkel moment vragen heeft gesteld of nader onderzoek heeft gedaan naar de hiervoor genoemde omstandigheden. Dit leidt tot het oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de ten laste gelegde facturen vals zouden zijn en dat aldus opzettelijk valse facturen in de bedrijfsadministratie zouden worden opgenomen door [bedrijf02] .
5.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf02] opzettelijk niet voeren van een administratie die voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld door de belastingwet, door het opzettelijk opnemen van valse facturen in die administratie.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
de Besloten Vennootschap
[bedrijf02]
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 januari 2019
te [plaats02] en [plaats03] ,
opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of
afgedragen,
betrekking hebbende op de aangifte voor de omzetbelasting over het
aangiftetijdvak 1e kwartaal 2014, niet
heeft betaald,
immers heeft genoemde rechtspersoon ,
opzettelijk de belasting op de bovengenoemde aangifte
omzetbelasting,
welke op aangifte moet worden voldaan niet voldaan en/of afgedragen aan de
inspecteur der Belastingen te 's-Gravenhage,
hebbende hij, verdachte, feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging.
2.
de Besloten Vennootschap
[bedrijf02]
in de periode van 1 januari 2014 tot 1 mei 2014
te [plaats02] en [plaats03] opzettelijk
een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting
ten name van [bedrijf02] (fiscaalnummer [nummer01] )
over het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2014,
niet heeft gedaan,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging.
3.
de Besloten Vennootschap
[bedrijf02]
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 mei 2018,
te [plaats03] , telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens
de belastingwet gestelde eisen,
telkens opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd ,
immers heeft genoemde rechtspersoon
toen en daar telkens opzettelijk
in de bedrijfsadministratie van [bedrijf02]
4 valselijk opgemaakte facturen
ten name van [bedrijf03] gericht aan [bedrijf02]
te weten
een factuur
factuurnummer inv-1401001 d.d. 27-01-2014
factuurbedrag euro 80.005,20 (BTW 21% euro 13.885,20)
en
een factuur
factuurnummer inv-1401006 d.d. 06-03-2014
factuurbedrag euro 104.933,14 (BTW 21% euro 18.211,54)
en
een factuur
factuurnummer inv-1401005 d.d. 06-03-2014
factuurbedrag euro 105.270,00 (BTW 21% euro 18.270,00)
en
een factuur
factuurnummer inv-1401011 d.d. 07-03-2014
factuurbedrag euro 210.455,78 (BTW 21% euro 36.525,38)
opgenomen ,
bestaande die valsheid hierin dat
die facturen niet opgemaakt
waren dooren afkomstig waren van [bedrijf03]
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting
werd geheven,
hebbende hij, verdachte, telkens feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..primairopzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet betalen, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

2..primairopzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

3. primair
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft feitelijke leiding gegeven aan het opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting en het opzettelijk niet betalen van verschuldigde omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2014, gepleegd door zijn onderneming [bedrijf02] . Daarnaast heeft hij feitelijke leiding gegeven aan het opzettelijk niet voeren van een administratie die voldoet aan de vereisten die de belastingwet daaraan stelt, door het opzettelijk in die administratie opnemen van valse facturen door [bedrijf02] .
De verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen geschaad dat in het algemeen in het financieel economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de juistheid van geschriften en de bedrijfsadministratie. Daarnaast heeft hij bewust de Belastingdienst en daarmee de samenleving financieel benadeeld. Dit wordt de verdachte ernstig aangerekend.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld maar niet recent en niet voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad geen strafverzwarend effect heeft.
8.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in deze zaak op 28 mei 2018 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn dus aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 28 mei 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim viereneenhalf jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM van ruim tweeëneenhalf jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de zeer forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt aan de verdachte een taakstraf opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze taakstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, zoals door de verdediging is verzocht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68, 69 en 69a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
de Besloten Vennootschap
[bedrijf02]
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 januari 2019
te [plaats02] en/of [plaats03] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of
afgedragen,
betrekking hebbende op de aangifte voor de omzetbelasting over het
aangiftetijdvak 1e kwartaal 2014, althans betrekking hebbende
op het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2014,
(telkens) niet, dan wel niet binnen de in de Belastingwet gestelde termijn
heeft betaald, althans heeft doen of laten betalen,
immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s),
(telkens) opzettelijk de belasting op de bovengenoemde/bedoelde aangifte
omzetbelasting, en/althans betrekking hebbende op bovengenoemd
aangiftetijdvak,
welke op aangifte moet worden voldaan niet (volledig), althans niet binnen de
in de Belastingwet gestelde termijn, voldaan en/of afgedragen aan de
inspecteur der Belastingen te [plaats02] ,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
2.
de Besloten Vennootschap
[bedrijf02]
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 1 mei 2014
te [plaats02] en/of [plaats03] en/of te [plaats04] en/of te [naam03] ,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal.
(telkens) opzettelijk
een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting
ten name van [bedrijf02] (fiscaalnummer [nummer01] )
over het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2014,
niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te Den Haag en/of
elders in Nederland gestelde termijn(en),
immers nog niet op 28 mei 2018,
heeft gedaan,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
3.
de Besloten Vennootschap
[bedrijf02]
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 mei 2018,
te [plaats03] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens
de belastingwet gestelde eisen,
(telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of
doen voeren,
immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of haar, mededader(s)
toen en daar (telkens) opzettelijk
in de (bedrijfs)administratie van [bedrijf02]
4, in elk geval een of meer, valselijk opgemaakte en/of vervalste facturen
ten name van [bedrijf03] gericht aan [bedrijf02]
te weten
een factuur
factuurnummer inv-1401001 d.d. 27-01-2014
factuurbedrag euro 80.005,20 (BTW 21% euro 13.885,20)
(AMB-028 bijlage 1 blz 871)
en/of
een factuur
factuurnummer inv-1401006 d.d. 06-03-2014
factuurbedrag euro 104.933,14 (BTW 21% euro 18.211,54)
(AMB-028 bijlage 2 blz 872)
en/of
een factuur
factuurnummer inv-1401005 d.d. 06-03-2014
factuurbedrag euro 105.270,00 (BTW 21% euro 18.270,00)
(AMB-028 bijlage 3 blz 873)
en/of
een factuur
factuurnummer inv-1401011 d.d. 07-03-2014
factuurbedrag euro 210.455,78 (BTW 21% euro 36.525,38)
(AMB-028 bijlage 4 blz 874)
opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen boeken en/of doen opnemen
en/of doen verwerken,
bestaande die valsheid hierin dat
die factu(u)r(en) (een) fictieve levering(en) van goederen en/of verrichte
diensten betrof(fen),
en/of
dat die factu(u)ren niet opgemaakt en/of afkomstig was/waren van [bedrijf03]
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 mei 2018
te [plaats03] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs
van enig feit te dienen
(telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk
heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
toen daar
(telkens) opzettelijk
in de bedrijfsadministratie van [bedrijf02],
zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het
daarin vermelde te dienen,
4, in elk geval een of meer, valselijk opgemaakte en/of vervalste facturen
ten name van [bedrijf03] gericht aan [bedrijf02]
te weten
een factuur
factuurnummer inv-1401001 d.d. 27-01-2014
factuurbedrag euro 80.005,20 (BTW 21% euro 13.885,20)
(AMB-028 bijlage 1 blz 871)
en/of
een factuur
factuurnummer inv-1401006 d.d. 06-03-2014
factuurbedrag euro 104.933,14 (BTW 21% euro 18.211,54)
(AMB-028 bijlage 2 blz 872)
en/of
een factuur
factuurnummer inv-1401005 d.d. 06-03-2014
factuurbedrag euro 105.270,00 (BTW 21% euro 18.270,00)
(AMB-028 bijlage 3 blz 873)
en/of
een factuur
factuurnummer inv-1401011 d.d. 07-03-2014
factuurbedrag euro 210.455,78 (BTW 21% euro 36.525,38)
(AMB-028 bijlage 4 blz 874),
opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken
en/of doen verwerken door (een) ander(en),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin
-zakelijk weergegeven-
dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
die factu(u)r(en) (een) fictieve levering(en) van goederen en/of verrichte
diensten betrof(fen),
en/of
dat die factu(u)ren niet opgemaakt en/of afkomstig was/waren van [bedrijf03]
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als
echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse of vervalst geschrift(en)
voorhanden heeft/hebben gehad
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;