In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Turkije in 1985, die ten laste was gelegd dat hij op of omstreeks 3 mei 2022 in Rotterdam een geldbedrag van € 734.540,- voorhanden had, terwijl hij wist dat dit bedrag afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C. Polat. De officier van justitie, mr. H. van Galen, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank kwam tot een andere beslissing.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte als chauffeur van een vrachtwagen was aangehouden, waarbij tijdens een doorzoeking acht gesealde pakketten met bankbiljetten werden aangetroffen, verstopt achter een metalen schot in de vrachtwagen. De rechtbank concludeerde dat het vermoeden gerechtvaardigd was dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, en dat de verdachte niet in staat was een verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van het geld. De rechtbank achtte het witwassen van het geldbedrag bewezen, en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 734.540,- verbeurd verklaard.
De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het witwastraject. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het faciliteren van zware criminaliteit door het geld in het legale betalingsverkeer te brengen. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en zijn eerdere werkzaamheden als internationaal vrachtwagenchauffeur, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De uitspraak benadrukt de noodzaak om witwassen tegen te gaan en de integriteit van het financiële verkeer te waarborgen.