ECLI:NL:RBROT:2022:11041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
643981 / HA RK 22-898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot voorlopige voorziening

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in een wrakingsverzoek van een verzoeker die een voorlopige voorziening had aangevraagd in verband met een beslissing van de minister van Financiën. Het wrakingsverzoek werd ingediend omdat verzoeker vond dat de behandelend rechter partijdig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen naam had genoemd van de rechter die hij wilde wraken, omdat deze niet bekend was bij verzoeker. De wrakingskamer heeft besloten om de behandelend rechter, of bij gebreke daarvan de rechter-teamvoorzitter, in de gelegenheid te stellen om op het wrakingsverzoek te reageren op een nader te bepalen zitting. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gang van zaken rondom de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening de schijn van partijdigheid kan wekken. De beslissing om het wrakingsverzoek aan te houden is genomen om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijke rechter kan reageren op de bezwaren van verzoeker. De zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld, vond plaats op 16 september 2022, waarbij verzoeker en de teamvoorzitter aanwezig waren. De rechtbank heeft verder besloten om iedere verdere beslissing aan te houden totdat de behandelend rechter is gehoord.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/643981 / HA RK 22-898
Beslissing van 23 september 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
tot wraking van:
de rechterin de rechtbank Rotterdam, team bestuursrecht, die zijn verzoek om een voorlopige voorziening behandelt in de zaak met zaaknummer ROT 22 / 3793 AVG GVZ.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Verzoeker heeft bij deze rechtbank, team bestuursrecht, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend in verband met de beslissing van de minister van Financiën van 15 juni 2022. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer ROT 22 / 3545 AVG GVZ. Een tweede verzoek van verzoeker, dat eveneens verband houdt met voornoemde beslissing van de minister van Financiën, is geregistreerd onder zaaknummer ROT 22 / 3793 AVG GVZ.
1.2.
Per e-mail van 2 september 2022 heeft verzoeker wraking verzocht van de voorzieningenrechter die bij zijn zaak met zaaknummer ROT 22 / 3793 AVG GVZ is betrokken.
1.3.
Aan de wrakingskamer zijn onder meer de volgende stukken ter beschikking gesteld:
- de brief van 18 augustus 2022 van de griffier aan verzoeker met het verzoek om het spoedeisend belang van zijn verzoek toe te lichten;
- de brief van 22 augustus 2022, ingediend op 23 augustus 2022, van verzoeker met zijn reactie op de brief van de griffier van 18 augustus 2022 en het verzoek om een mondelinge behandeling;
- de brief van 29 augustus 2022 van verzoeker waarin hij opnieuw verzoekt om snel een mondelinge behandeling te bepalen;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
1.4.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
1.5.
Ter zitting van 16 september 2022 waarop het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en de voorzitter van het team bestuursrecht 2, de heer mr. B. Wilschut (hierna: de teamvoorzitter). Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.
1.6.
Behalve van de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer kennis genomen van het e-mailbericht van verzoeker van 16 september 2022 met als bijlagen drie brieven van de griffier aan verzoeker van respectievelijk 1, 9 en 18 augustus 2022, en van een ander e-mailbericht van verzoeker van 16 september 2022 met als bijlage een e-mailbericht van 2 september 2022 van een administratief medewerkster van de rechtbank aan verzoeker, waarin zij mededeelt dat een griffier de volgende week met de zaak aan de slag gaat. De brieven en de e-mail zijn op verzoek van de wrakingskamer en met instemming van de teamvoorzitter door verzoeker na afloop van de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld aan de wrakingskamer toegezonden. De inhoud van de brief van 9 augustus 2022 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Ik stel u in de gelegenheid om
binnen een week na verzending van deze briefhet spoedeisend belang nader te onderbouwen. Uit de door u ingezonden reactie blijkt nog onvoldoende duidelijk dat er in uw geval sprake is van een spoedeisend belang. Voor het aannemen van een spoedeisend belang moet sprake zijn van een noodsituatie of een onomkeerbaar nadeel. De voorzieningenrechter vraagt u in te gaan waarom u niet de bezwaarprocedure zou kunnen afwachten en de geweigerde informatie al op dit moment nodig heeft. Verder vraagt de voorzieningenrechter u meer duidelijkheid te geven welke geweigerde informatie u dan nodig heeft en waarvoor.”

2.Het verzoek

2.1.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is eind juli/begin augustus van dit jaar bij de rechtbank ingediend. Desgevraagd heeft verzoeker daarna het spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening schriftelijk toegelicht. Desondanks wordt hem namens de voorzieningenrechter steeds opnieuw gevraagd het spoedeisend belang nader te onderbouwen. Verzoeker heeft dit ook daarna meermaals schriftelijk toegelicht en steeds opnieuw verzocht om een mondelinge behandeling te plannen. Een mondelinge behandeling is nog steeds niet gepland. Hoewel in artikel 8:83 lid 1 Awb is bepaald dat partijen zo spoedig mogelijk worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, wordt verzoeker door de herhaalde verzoeken om het spoedeisend belang toe te lichten en het niet plannen van een mondelinge behandeling het recht op toegang tot de rechter onthouden. Door deze handelswijze is de schijn van partijdigheid gewekt en is sprake van een ‘uitstel is afstel strategie’ van de voorzieningenrechter.
2.2.
De teamvoorzitter heeft tijdens de zitting op 16 september 2022 toegelicht dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt ontvangen door de administratie. De administratie zorgt voor een compleet dossier voordat wordt beoordeeld of er sprake is van spoedeisend belang en er een zitting wordt gepland. In deze fase bevindt de zaak van verzoeker zich nu nog. Als het dossier compleet is, wordt door de griffier de beslissing genomen of er sprake is van een spoedeisend belang. Als dat het geval is, dan wordt er een zitting gepland. Op dat moment wordt er pas een rechter aan de zaak gekoppeld. Het completeren van het dossier gaat dus buiten de rechter om. In sommige gevallen kijkt er een griffier mee of er nadere stukken opgevraagd moeten worden.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
In deze zaak doet zich de bijzonderheid voor dat verzoeker geen naam heeft genoemd van de rechter die hij wraakt. Dit kon verzoeker ook niet omdat (in ieder geval voor verzoeker) niet bekend is welke rechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening behandelt. De wrakingskamer heeft er dan ook voor gekozen de behandelend rechter op te roepen zonder dat deze bij naam is genoemd. Tijdens de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld, is de teamvoorzitter (die geen rechter is) verschenen. Hoewel de teamvoorzitter heeft toegelicht dat er nog geen rechter aan de zaak van verzoeker is gekoppeld, schrijft de griffier in de brief van 9 augustus 2022 aan verzoeker dat de voorzieningenrechter hem vraagt om een nadere onderbouwing van het spoedeisend belang. Dat duidt erop dat er toch een rechter is betrokken bij de beoordeling van de spoedeisendheid van het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening.
3.3.
Daarom zal de behandeling van het wrakingsverzoek worden aangehouden om de verantwoordelijk rechter op een nader te bepalen zitting in de gelegenheid te stellen te reageren op het wrakingsverzoek. In het geval er geen individuele rechter is die het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandelt, wordt de rechter-teamvoorzitter in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op de door verzoeker beschreven gang van zaken die er volgens verzoeker op neerkomt dat er processuele beslissingen worden genomen die zozeer onbegrijpelijk zijn dat ze de schijn van partijdigheid opwekken.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de behandelend rechter en bij gebreke daarvan de rechter-teamvoorzitter in de gelegenheid op het wrakingsverzoek van verzoeker te reageren op een nader te bepalen zitting;
4.2.
verzoekt de algemeen-secretaris van de wrakingskamer verzoeker en de rechter
(-teamvoorzitter) als bedoeld onder 4.1. op te roepen voor een zitting van de wrakingskamer zoveel mogelijk dezelfde samenstelling heeft als die waarin de kamer nu zitting heeft gehouden;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en mr. W.P.M. Jurgens, rechters, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022 in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier.