ECLI:NL:RBROT:2022:11023

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
ROT 22/1579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiser, die als Track Lead Portfolio Optimization werkzaam was, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 2 november 2021 een WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, na bezwaar van de werkgever, heeft het UWV het primaire besluit herroepen en eiser per 2 november 2021 75,35% arbeidsongeschikt geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2022 behandeld en geconcludeerd dat het UWV aan eiser tegemoet is gekomen door de arbeidsongeschiktheid alsnog vast te stellen op 85,4%. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor eiser, en werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,- en heeft bepaald dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1579

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: mr. F.J. Wongsokario-Nojotaroeno.

Inleiding

Met het besluit van 2 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 23 oktober 2021 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Met het besluit van 10 maart 2021 heeft het UWV het bezwaar van eisers werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard (het bestreden besluit). Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en eiser per 2 november 2021 75,35% arbeidsongeschikt geacht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
1. Eiser heeft gewerkt als Track Lead Portfolio Optimization. Op 15 oktober 2019 heeft hij zich ziek gemeld. Op 22 juli 2021 heeft eiser bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Het primaire besluit
2.1.
In verband met zijn aanvraag heeft een verzekeringsarts van het UWV eiser op 19 oktober 2021 op het spreekuur gezien. In haar rapport van 19 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts overwogen dat eiser voorlopig arbeidsongeschiktheid claimt wegens de invaliderende fysieke pijn waardoor hij zijn fysieke inspanning goed moet doseren en regelmatig rustmomenten moet inlassen. De behandelingen tot zover hebben niet het beoogde resultaat bereikt. Gezien het functioneren in het dagelijks leven en de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts het medisch plausibel geacht dat eiser beperkingen heeft voor arbeid. Vanwege chronische pijn heeft eiser volgens de verzekeringsarts energetische beperkingen waardoor er voorlopig een medische urenbeperking is geïndiceerd. Eiser heeft aangegeven dat hij sinds mei 2021 enige vooruitgang in zijn dagelijks functioneren ervaart en dat hij kortere recuperatiemomenten nodig heeft. Omdat er nog geen medische eindsituatie is bereikt, is er volgens de verzekeringsarts verbetering van eisers belastbaarheid te verwachten. De beperkingen en mogelijkheden in arbeid die eiser heeft, heeft de verzekeringsarts vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 oktober 2021.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser een aantal gangbare functies geduid. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 85,4% lager dan het maatmaninkomen van eiser, zodat sprake is van de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%. Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
Het bestreden besluit
3.1.
Omdat de werkgever van eiser tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een heroverweging plaatsgevonden. In verband daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 24 februari 2022 geconcludeerd dat er geen twijfel bestaat over de belastbaarheid van eiser. Eiser heeft langdurige bekken- en rugklachten die slechts deels op basis van objectieve afwijkingen verklaard kunnen worden. Het gaat in principe om een pijnsyndroom waarbij er altijd verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Eiser heeft vanaf zijn twintigste jaar al klachten, maar deze klachten zijn herhaaldelijk zodanig geweest dat hij daar zijn werk mee kon doen. Er is geen reden om aan te nemen dat hij dat in de toekomst ook niet zou kunnen. Er is nog altijd behandeling voor de rugklachten en er zijn ook nog andere mogelijkheden. De behandelend fysiotherapeut heeft in april 2021 geschreven dat herstel in één à twee jaar te verwachten is.
Voor zijn psychische klachten is eiser nog onder behandeling van een psycholoog. Verbetering van de belastbaarheid is ook op dat vlak te verwachten. Dit zal ook weer een positief effect hebben op de fysieke pijnklachten. Bij verbetering van fysieke en psychische klachten is er geen indicatie meer voor een urenbeperking en zal ook deze beperking komen te vervallen. Er is dus voor bijna alle beperkingen verbetering van de belastbaarheid te verwachten. Een heronderzoek over een jaar is daarom zinvol.
Omdat er een aantal afwijkingen van de rug en heup zijn die niet zullen verbeteren en blijvende beperkingen geven, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 24 februari 2022 een FML opgesteld met alleen deze duurzame beperkingen en heeft erop gewezen dat arbeidsdeskundig onderzoek moet uitwijzen of op grond van alleen deze duurzame beperkingen al sprake is van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 7 maart 2022 geconcludeerd dat met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser zoals vastgelegd in de FML van 24 februari 2022 voldoende gangbare functies geselecteerd kunnen worden. Omdat dit resulteert in een loonverlies van 75,35% is de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 80% en bestaat er volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen recht op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
3.3.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV, onder verwijzing naar de voorgaande rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, het bezwaar van eisers werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard en eiser met ingang van 23 oktober 2021 een WGA-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 75,35%.

Standpunten in beroep

4.1.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat er sprake lijkt van een kennelijke misslag van het UWV. Op grond van alle per het einde van de wachttijd (23 oktober 2021) aanwezige beperkingen werd door het UWV geconcludeerd tot een arbeidsongeschiktheid van 85,4%. Op grond van de FML met uitsluitend de duurzame beperkingen is een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 75,35%. Op grond van alle beperkingen van eiser per einde wachttijd, ook de niet duurzame, geldt de eerste FML en is sprake van een mate van arbeidsongeschiktheid van 85,4%. Eiser is van mening dat de beroepschriftprocedure zonder verdere stukkenwisseling snel kan worden afgedaan indien het UWV op deze misslag wordt gewezen.
4.2.
Met het besluit van 14 juli 2022 heeft het UWV het bezwaar van eisers werkgever alsnog ongegrond verklaard en eiser per 23 oktober 2021 onveranderd 85,4% arbeidsongeschikt geacht.
De rechtbank heeft eiser de gelegenheid geboden om aanvullende gronden in te dienen. Eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiser wil met het beroep bereiken dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV wordt vastgesteld op 85,4%.
6. Omdat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser alsnog heeft bepaald op 85,4%, is aan eiser tegemoetgekomen. Eiser kan met zijn beroep niets meer bereiken dan hij al bereikt heeft. Daarom moet het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk.
8. Het UWV is aan eiser tegemoetgekomen nadat eiser beroep had ingesteld bij de rechtbank. Daarom ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten en om het UWV op te dragen om aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
9. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat het UWV aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
De rechter is verhinderd om de uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.