ECLI:NL:RBROT:2022:11013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
ROT 22/1311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens niet volledige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Oversluizen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een Ziektewet-uitkering ontvangen, maar deze werd door verweerder beëindigd per 21 november 2021, omdat eiser in staat werd geacht om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen. Eiser was van mening dat hij meer beperkt was dan door verweerder was vastgesteld en voerde aan dat zijn eczeemklachten en de bijwerkingen van medicatie niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat er geen onvolledig beeld van de medische situatie van eiser is ontstaan. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor volledige arbeidsongeschiktheid en dat de functionele mogelijkheden van eiser correct zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de psychische klachten en de effecten van medicatie, niet overtuigend genoeg geacht om de beslissing van verweerder te weerleggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering door verweerder terecht was. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J. Oversluizen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 21 november 2021 geen recht meer heeft op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2022.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is werkzaam geweest als uitzendkracht Stackerdraaier. Op 15 maart 2020 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk en is hij tevens ziek uit dienst getreden. Eiser is hierna in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Bij besluit van 13 mei 2020 heeft verweerder eisers ZW-uitkering per 11 mei 2020 beëindigd. Met ingang van 11 mei 2020 is aan eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Bij besluit van 5 oktober 2020 is eisers WW-uitkering per 11 augustus 2020 beëindigd. Eiser heeft zich hierna per 20 augustus 2020 opnieuw ziekgemeld. Per 24 augustus 2020 is eiser een ZW-uitkering toegekend.
2.1.
Op 21 juni 2021 heeft een eerstejaars ZW-beoordeling plaatsgevonden. Verweerders arts heeft geconcludeerd dat bij eiser sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek en dat hij is aangewezen op werkzaamheden die voldoen aan wat is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 september 2021 (geldig per 21 juni 2021). Daarin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en fysieke omgevingseisen.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen geconcludeerd dat eiser niet meer in staat is het eigen werk als Stackerdraaier te verrichten. Wel heeft hij met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser een aantal gangbare functies geduid, te weten Assembleerder installatie, motoren en voertuigen (SBC-code 265110), Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040) en Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180). Op basis van de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie genoemde functies) is eiser, volgens de arbeidsdeskundige, in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, te weten 73,19%.
2.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser met ingang van 21 november 2021 beëindigd, op de grond dat eiser met ingang van 19 augustus 2021 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 17 januari 2022 overwogen dat het onderzoek van de primaire verzekeringsarts zorgvuldig is geweest en dat niet is gebleken dat de primaire verzekeringsarts een onjuist beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiser. Bij eiser is geen sprake van de situatie dat er geen benutbare mogelijkheden zijn, nu hij niet voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit), zodat terecht een FML is opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat de beoordeling van de primaire verzekeringsarts helder is, logisch voortvloeit uit de bevindingen van het onderzoek en op juiste wijze is vertaald naar de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter wel aanleiding gezien een aanvullende beperking te stellen ten aanzien van allergie voor huisstof, gras en pollen. Deze wijzigingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep neergelegd in de FML van 17 januari 2022 (geldig per 21 juni 2021).
3.2.
Uit de rapportage van 24 januari 2022 volgt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aanleiding heeft gezien om de maatmangegevens te wijzigen omdat de primaire arbeidsdeskundige abusievelijk in de berekening een verkeerd loontijdvak heeft meegenomen. Rekening houdend met de in bezwaar gewijzigde FML is eiser volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog steeds in staat om de primair geduide functies uit te oefenen. Op basis van de gecorrigeerde maatmangegevens is eiser nog steeds in staat om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, namelijk 79,16%.
3.3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, het primaire besluit gehandhaafd.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert in beroep aan dat hij meer beperkt is dan door verweerder is vastgesteld. Eiser stelt dat hij beperkingen ondervindt vanwege eczeemklachten en de bijwerkingen die hij ondervindt van diverse soorten medicatie die hij voorgeschreven heeft gekregen. Daarnaast stelt hij als gevolg van de ernstige eczeem ook psychische klachten te hebben. Zowel de verzekeringsarts bezwaar en beroep als de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben te weinig rekening gehouden met zijn klachten, waardoor deze ook te weinig zijn betrokken bij de besluitvorming, aldus eiser. Eiser voert ook aan dat hij niet in staat de geduide functies te verrichten omdat deze zijn belastbaarheid overschrijden. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen.
5. Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6. Niet in geschil is dat eiser niet meer in staat is het eigen werk als Stackerdraaier te verrichten. De datum in geding (de datum waarop de ZW-uitkering met inachtneming van een maand uitlooptermijn eindigt) is 21 november 2021. De rechtbank moet beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is vanaf die datum met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
7.1.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op anamnese, eigen onderzoek door de primaire verzekeringsarts, het gestelde in het bezwaarschrift en ter hoorzitting van 14 januari 2022, alsmede op medische informatie afkomstig van de behandelend sector. Het onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
7.2.
Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat verweerder een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser en meer beperkingen had moeten aannemen. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de ZW niet gaat om de medische klachten van eiser als zodanig of om de door hem ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiser in dat verband heeft aangevoerd legt - zonder af te doen aan de door hem ervaren klachten - tegenover het gemotiveerde medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML. Verweerders (verzekerings)artsen hebben voldoende gemotiveerd op welke punten eiser beperkt te achten is en op welke punten niet. Zij hebben niet alleen rekening gehouden met de resultaten van eigen onderzoek en de beperkingen die eiser naar voren heeft gebracht, maar hebben bij de weging van de functionele mogelijkheden van eiser ook rekening gehouden met informatie van de behandelend sector. In de verzekeringsgeneeskundige rapportages is op de vastgestelde klachten ingegaan en er is kenbaar en navolgbaar afgewogen in hoeverre deze tot beperkingen leiden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 17 januari 2022 voldoende gemotiveerd toegelicht dat er bij eiser geen sprake is van een situatie van volledige arbeidsongeschiktheid omdat eiser niet valt onder een uitzonderingscategorie van het Schattingsbesluit. Hij is immers niet terminaal ziek, opgenomen, bedlegerig, of ADL-afhankelijk en er is ook psychisch geen totaal onvermogen om te functioneren (inclusief de zelfverzorging).
Verder blijkt uit de rapportage van 20 september 2021 dat met eisers huidklachten rekening is gehouden door in de FML beperkingen op te nemen ten aanzien van het dragen van strakke schurende (veiligheids)kleding, veiligheidssloten en strakke helmen. Hij is verder beperkt voor werken in een natte omgeving en hitte zoals in de nabijheid van ovens. Daarnaast volgt uit de medische rapportages dat verweerders artsen rekening hebben gehouden met eisers psychische klachten. Zij hebben immers onderkend dat eiser sneller geagiteerd is wegens zijn klachten en hierdoor snel is afgeleid. Ook moeten gevaarlijke situaties op de werkvloer vermeden te worden. Ter zitting is namens eiser het standpunt ingenomen dat het bestreden besluit prematuur is genomen. Op het moment van de beoordeling bestond er namelijk nog onvoldoende duidelijkheid over de effecten die het medicijn Duplilumab op eiser zou hebben. Eiser is in augustus of september 2021 met dat medicijn begonnen en dat was ná het onderzoek door de primaire verzekeringsarts en vóór de datum in geding. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Namens verweerder is ter zitting deugdelijk gemotiveerd dat eisers medicijngebruik bekend was bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat dit vervolgens is betrokken bij de beoordeling. Dit volgt ook uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser heeft in beroep geen medische stukken overgelegd die aanleiding geven te twijfelen aan verweerders standpunt.
7.3.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt, zodat deze functies worden geacht geschikt te zijn voor eiser.
7.4.
Van schending van het motiveringsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
8. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiser verdiende voordat hij ziek werd, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiser met ingang van 21 november 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
9. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Kleinen Hammans, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 november 2022.
De griffier is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.