ECLI:NL:RBROT:2022:11013
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens niet volledige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Oversluizen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een Ziektewet-uitkering ontvangen, maar deze werd door verweerder beëindigd per 21 november 2021, omdat eiser in staat werd geacht om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen. Eiser was van mening dat hij meer beperkt was dan door verweerder was vastgesteld en voerde aan dat zijn eczeemklachten en de bijwerkingen van medicatie niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat er geen onvolledig beeld van de medische situatie van eiser is ontstaan. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor volledige arbeidsongeschiktheid en dat de functionele mogelijkheden van eiser correct zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de psychische klachten en de effecten van medicatie, niet overtuigend genoeg geacht om de beslissing van verweerder te weerleggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering door verweerder terecht was. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.