Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de tussenbeschikking van 23 december 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het deskundigenbericht, ter griffie ontvangen op 20 juli 2022, met bijlagen;
- de conclusie na deskundigenbericht van [verzoekster01] , met productie 25 en 26;
- de conclusie na deskundigenbericht van de VvE.
2.De verdere beoordeling
€ 29.645,- in productie 25 gedeeltelijk betrekking hebben op funderingsherstelwerkzaamheden. [verzoekster01] heeft dit in haar berekening - ten onrechte - buiten beschouwing gelaten. Uit productie 25 volgt wel dat het merendeel van de werkzaamheden betrekking heeft op het plaatsen van de nieuwe kelderbak, maar concrete handvatten ontbreken om precies vast te stellen welk gedeelte van voornoemd bedrag aan arbeidskosten betrekking heeft op de niet noodzakelijk geachte funderingsherstelwerkzaamheden. Aangezien dat voor rekening van [verzoekster01] komt (zie wederom punt 5.4 van de tussenbeschikking van 9 september 2021) zal de kantonrechter schattenderwijs - met analoge toepassing van artikel 6:97 BW - vaststellen dat € 15.000,- aan arbeidskosten betrekking heeft gehad op noodzakelijke werkzaamheden. Dat betekent dat een bedrag van € 19.858,50 inclusief btw (€ 34.503,50 - € 29.645,- + € 15.000,-) ter zake het plaatsen van een nieuwe kelderbak redelijk wordt geacht.