ECLI:NL:RBROT:2022:10977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
9222605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van besluit Vereniging van Eigenaars en vervangende machtiging voor noodzakelijke werkzaamheden aan gemeenschappelijke gedeelten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [verzoekster01], en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het pand. De procedure betreft de vraag of een besluit van de VvE, dat instemt met verbouwingswerkzaamheden aan het souterrain van [verzoekster01] op voorwaarde dat de VvE niet de kosten draagt, nietig is. De kantonrechter oordeelt dat het besluit van de VvE in strijd is met de splitsingsakte en daarom nietig is. Dit is gebaseerd op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat kosten voor noodzakelijke herstellingswerkzaamheden aan gemeenschappelijke gedeelten voor rekening van de VvE komen.

Daarnaast heeft de kantonrechter een vervangende machtiging verleend aan [verzoekster01] om de noodzakelijke werkzaamheden, waaronder het plaatsen van een nieuwe kelderbak en het vervangen van vloerbalken, uit te voeren op kosten van de VvE. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten voor deze werkzaamheden redelijk zijn en dat de appartementseigenaren naar rato van hun breukdeel moeten bijdragen aan deze kosten. De VvE is ook veroordeeld om de helft van de kosten van het deskundigenbericht te vergoeden aan [verzoekster01]. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9222605 VZ VERZ 21-8563
datum uitspraak: 15 december 2022
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. K. Kroon,
tegen
Vereniging van Eigenaars [verweerster01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.I. Boes.
De partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘de VvE’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de tussenbeschikking van 23 december 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • het deskundigenbericht, ter griffie ontvangen op 20 juli 2022, met bijlagen;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [verzoekster01] , met productie 25 en 26;
  • de conclusie na deskundigenbericht van de VvE.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Ter bevordering van de leesbaarheid van deze beschikking, roept de kantonrechter allereerst de kern van het geschil in herinnering. Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende. [verzoekster01] heeft werkzaamheden laten uitvoeren aan haar souterrain teneinde deze bewoonbaar te maken, zonder de VvE (met als enig ander lid [naam01] ) op voorhand daarover in te lichten. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het plaatsen van een nieuwe kelderbak, nieuwe vloerbalken op de begane grond en funderingsherstel. De VvE heeft (achteraf) besloten dat zij instemt met de verbouwing zoals die heeft plaatsgevonden aan het souterrain en de fundering, op voorwaarde dat de VvE niet de kosten van die verbouwing draagt. [verzoekster01] verzoekt in deze procedure voor recht te verklaren dat dit besluit nietig is, dan wel het besluit te vernietigen. Daarnaast verzoekt [verzoekster01] kortgezegd een vervangende machtiging om de werkzaamheden uit te voeren op kosten van de VvE.
2.2.
De kantonrechter moet beoordelen of de werkzaamheden noodzakelijk waren voor de gemeenschappelijke gedeeltes van het pand en de daaraan verbonden redelijke kosten dientengevolge voor rekening van de VvE komen. In de tussenbeschikking van 9 september 2021 is overwogen dat de benoeming van een deskundige daarvoor noodzakelijk is. Bij tussenbeschikking van 23 december 2021 is de heer [naam02] , verbonden aan Aveco de Bondt B.V., tot deskundige benoemd. De deskundige heeft een deskundigenbericht gedateerd 18 juli 2022 uitgebracht ter beantwoording van de aan hem voorgelegde vragen. De kantonrechter gaat hierna puntsgewijs in op de antwoorden van de deskundige en bespreekt vervolgens de gevolgen voor de verzoeken van [verzoekster01] .
Kelderbak
2.3.
In antwoord op de vraag of het naar zijn oordeel noodzakelijk voor de gemeenschappelijke gedeeltes van het pand was om een nieuwe kelderbak te plaatsen, heeft de deskundige als volgt verklaard:
“De verklaringen over de mate van wateroverlast, vochtig dan wel een laag water, lopen bij beide partijen uiteen. Maar op basis van de beschikbare foto’s en de ouderdom van de woning (bouwjaar 1912) is het zeer aannemelijk dat er sprake was van vochtoverlast in de oude kelder. De kelder was ook al eerder (in 2002) geïnjecteerd [9].
De mate van vochtoverlast die acceptabel is, is mede afhankelijk van het gebruik. In het algemeen kan worden gesteld dat aan een kelder die wordt gebruikt voor permanente bewoning (verblijf) hogere eisen worden gesteld dan aan een ruimte die enkel wordt gebruikt voor opslag. De kelder werd voor de werkzaamheden gebruik voor opslag. Na de realisatie van de nieuwe kelderbak wordt de kelder gebruikt voor permanente bewoning (verblijf) en moet dan conform het Bouwbesluit waterdicht uitgevoerd worden.
Wanneer de kelder dient te worden gebruikt voor verblijf, is de enige adequate maatregel tegen de vochtoverlast het aanbrengen van een nieuwe waterdichte betonbak. Bij een dergelijk oude kelder in combinatie met een (enigszins) zakkende bodem, is het nagenoeg onmogelijk om alle vochtoverlast structureel te verhelpen door het injecteren en/of aanbrengen van waterdichte pleisterlagen.
Het waterdicht maken van de kelder middels een nieuwe waterdichte betonbak was dus nodig.”
2.4.
De kantonrechter stelt - met de deskundige - vast dat partijen van mening verschillen in welke mate er sprake was van vochtoverlast in het souterrain. In ieder geval kan, mede gelet op de onderbouwde stellingen van [verzoekster01] op dit punt, vastgesteld worden dat er sprake was van een vochtprobleem in het souterrain. [naam01] heeft die vochtproblematiek ook met zoveel woorden erkend in zijn e-mail van 5 juli 2021 (productie 1 bij het verweerschrift) aan Best Beton Renovatie, waarin hij schrijft:
“Wij hebben in onze VVE een beneden woning (bouwjaar 1912) met een souterrain wat niet waterdicht is”.
2.5.
Dat er volgens de VvE alleen een noodzaak tot waterdichtheid bestond vanwege de wens van [verzoekster01] om haar souterrain bewoonbaar te maken, verwerpt de kantonrechter. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van het modelreglement (artikel 9) de buitenmuren van het souterrain onderdeel uitmaken van de gemeenschappelijke gedeeltes van het pand. Dat betekent kortgezegd dat op grond van artikel 3 van het modelreglement kosten gemaakt in verband met het onderhoud, het gebruik of noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen voor rekening van de VvE komen. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter ook dat de kosten van herstel van de waterdichtheid van de buitenmuren van het souterrain voor rekening van de VvE komen, ongeacht of het souterrain bewoond wordt of niet.
2.6.
De VvE heeft voorts voorafgaand aan het deskundigenbericht erop gewezen dat het waterdicht maken van het souterrain ook op andere (minder kostbare) manieren had gekund, bijvoorbeeld door het injecteren van de muren. De VvE heeft de bevindingen van de deskundige op dit punt, inhoudende dat het nagenoeg onmogelijk is om alle vochtoverlast structureel te verhelpen door het injecteren en/of aanbrengen van pleisterlagen, echter niet meer betwist. Op grond van de verklaring van de deskundige wordt dan ook als vaststaand aangenomen dat de enige adequate maatregel tegen het vochtprobleem in het souterrain het aanbrengen van een nieuwe waterdichte betonbak was.
2.7.
De conclusie is dat de redelijke kosten die gepaard zijn gegaan met het plaatsen van een nieuwe kelderbak, voor rekening van de VvE komen (waarover in r.o. 2.21 e.v. meer).
Funderingsherstel
2.8.
In antwoord op de vraag of het naar zijn oordeel noodzakelijk voor de gemeenschappelijke gedeeltes van het pand was om funderingsherstel uit te voeren, heeft de deskundige - voor zover van belang - als volgt verklaard:
“Er is geen funderingsonderzoek uitgevoerd waardoor een precieze uitspraak over de classificatie van de fundering niet mogelijk is.
Echter wordt op basis van de onderstaande informatie verwacht dat de fundering niet in de classificatie “onvoldoende of slecht” valt:
• Visuele inspecties op 5 en 10 mei 2022 – geen verzakkingen of scheuren aangetroffen die wijzen op een funderingsgebrek;
• De uitgevoerde nulmeting [2] - geen verzakkingen of scheuren aangetroffen die wijzen op een funderingsgebrek;
• De resultaten van een oud funderingsonderzoek (bron: verzoekschrift [verzoekster01] tegen vve [1], Funderingsonderzoek uit 1985 voor nr. 63/65) – Voldoende grondwaterdekking en conditie funderingshout was goed;
• Kaart “programma funderingsaanpak” van de gemeente Rotterdam, pandzakking 2009-2014 en 2015- 2019 [11 en 12] – zakkingssnelheden – zakkingssnelheden van respectievelijk minder dan 1 mm/jaar en 1 tot 2 mm/jaar (volgens de F3O richtlijn geclassificeerd als nihil tot klein).
Op basis van deze beschikbare informatie wordt geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor funderingsherstel aanwezig was.
Daarbij wordt wel opgemerkt dat, zoals ook de gemeente Rotterdam suggereert in de mail (bron: verzoekschrift [verzoekster01] tegen vve [1]), het raadzaam is om vanwege praktische redenen bij de realisatie van een nieuwe kelderbak direct voorzieningen te treffen om (later) funderingsherstel mogelijk te maken.”
2.9.
Partijen hebben de bevindingen van de deskundige op dit punt niet betwist, zodat die bevindingen als vaststaand worden aangenomen. Dat betekent dat is komen vast te staan dat er geen noodzaak was voor het uitgevoerde funderingsherstel en die kosten op grond van het modelreglement dus niet voor rekening van de VvE komen.
2.10.
Anders dan [verzoekster01] voorstaat, brengt ook de redelijkheid en billijkheid niet met zich dat de VvE (voor een gedeelte) moet meebetalen aan het funderingsherstel. Weliswaar acht de kantonrechter het aannemelijk dat de VvE, althans [naam01] , op den duur in meer of mindere mate zal profiteren van het uitgevoerde funderingsherstel, maar dat is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Bovendien is op dit moment niet vast te stellen in welke financiële mate de VvE, althans [naam01] , zal profiteren van het funderingsherstel. Bij dit oordeel weegt de kantonrechter ook mee dat de VvE op voorhand in het geheel niet is gekend in of geïnformeerd over de uitvoering van de door [verzoekster01] voorgestane grootschalige verbouwing.
2.11.
De conclusie is dat de kosten voor het funderingsvoorstel voor rekening van [verzoekster01] dienen te blijven.
Vloerbalken
2.12.
In antwoord op de vraag of het naar zijn oordeel noodzakelijk voor de gemeenschappelijke gedeeltes van het pand was om nieuwe vloerbalken op de begane grond te plaatsen, heeft de deskundige als volgt verklaard:
“Voor aanvang van de werkzaamheden aan de kelder is door TOP expertise op 14 oktober 2019 (bron: verzoekschrift [verzoekster01] tegen vve [1]) een onderzoek naar de staat van de vloer ter plaatse van de oude badkamer uitgevoerd. Door TOP expertise is het volgende geconcludeerd:
In de balklaag en het vloergedeelte van de begane grondvloer, gelegen onder de douche-/toiletruimte en voornoemd vloergedeelte in de woonkamer voor de badkamer, hebben wij schimmelvorming, sporen van houtworm/ houtboorders, houtrot en zachte delen in vier stuks vloerbalken en het vloerbeschot aangetroffen. In het vloerbeschot en voornoemde balken hebben wij een indicatie verhoogd vochtgehalte vastgesteld.
Het overige deel van de begane grondvloer was voorzien van een plafondafwerking en derhalve visueel niet waarneembaar.
Ten behoeve van het herstel van de begane grondvloer dient een deel van het plafond te worden verwijderd, de vier stuks balken te worden vervangen, het vloerbeschot te worden vervangen, de vloervelden naast de balken te inspecteren en zo nodig schimmels te doden met een schimmelreiniger. De balken dienen ons inziens vanaf de onderzijde te worden verwijderd en opnieuw te worden aangebracht. Ter plaatse van de opleggingen dienen de balken te worden ingehakt en na het aanbrengen dienen de muren te worden aangeheeld.
Op basis van bovenstaande informatie wordt geconcludeerd dat het noodzakelijk was om de vloer ter plaatse van de badruimte te vervangen.
Tijdens de inspectie van 10 mei 2022 bleken de oude balken niet meer zichtbaar en toegankelijk te zijn en kan geen oordeel worden gegeven over de rest van de begane grondvloer. Door de heer [naam03] zijn foto’s beschikbaar gesteld ([4],zie bijlage 1). Echter zijn deze foto’s niet duidelijk genoeg om een oordeel te kunnen vellen over de noodzaak voor het vervangen van de vloer.
Op basis van de beschikbare gegevens kan niet worden beoordeeld of het noodzakelijk was om de rest van de begane grondvloer te vervangen.”
2.13.
Vooropgesteld wordt dat niet in geschil is dat de vloerbalken van de begane grond op grond van artikel 9 van het modelreglement behoren tot de gemeenschappelijke gedeeltes van het pand en de kosten voor noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen voor rekening van de VvE komen (artikel 3 van het modelreglement).
2.14.
De onbetwiste verklaring van de deskundige dat het noodzakelijk was om de vloerbalken ter plaatse van de badruimte te vervangen, wordt door de kantonrechter als vaststaand aangenomen. De overige vloerbalken heeft de deskundige niet kunnen beoordelen, omdat deze niet zichtbaar waren tijdens de inspectie. Na de inspectie heeft [verzoekster01] nadere informatie aan de deskundige gezonden en aangeboden om de vloerbalken alsnog zichtbaar te maken. Die nadere informatie heeft [verzoekster01] bij haar conclusie na deskundigenbericht (opnieuw) overgelegd en daarbij heeft zij ook het aanbod herhaald om de vloerbalken alsnog zichtbaar te maken voor de deskundige. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [verzoekster01] heeft in de aanloop naar het deskundigenbericht ruimschoots de gelegenheid gehad om relevante stukken in het geding te brengen en ervoor te zorgen dat de vloerbalken tijdens de inspectie zichtbaar zouden zijn, zoals zij ook op de mondelinge behandeling had verklaard. Daarbij weegt ook mee dat [verzoekster01] gedurende de gehele procedure is bijgestaan door dezelfde advocaat, voor wie in ieder geval duidelijk moet zijn geweest dat relevante stukken tijdig in het geding behoren te worden gebracht en niet pas na het uitbrengen van het deskundigenbericht. Dat de overige vloerbalken door de deskundige niet konden worden beoordeeld, komt dus voor rekening en risico van [verzoekster01] . Zulks geldt te meer nu de kantonrechter in r.o. 5.4 van de tussenbeschikking van 9 september 2021 reeds heeft overwogen dat de nadelige gevolgen (zoals het niet kunnen vaststellen van de noodzaak om bepaalde werkzaamheden uit te voeren) van het pas achteraf indienen van het verzoek voor rekening en risico van [verzoekster01] behoren te komen.
2.15.
De conclusie is dat de redelijke kosten die gepaard zijn gegaan met het vervangen van de vloerbalken ter plaatse van de badruimte voor rekening van de VvE komen (waarover in r.o. 2.21 e.v. meer).
Nietigheid van het besluit
2.16.
Zoals vastgesteld in r.o. 5.5 van de tussenbeschikking van 9 september 2021 houdt het bestreden besluit van de VvE in dat zij instemt met de verbouwing zoals die heeft plaatsgevonden aan het souterrain en de fundering, op voorwaarde dat de VvE niet de kosten van die verbouwing draagt.
2.17.
Hiervoor is geoordeeld dat de kosten voor de nieuwe kelderbak en nieuwe vloerbalken ter plaatse van de badruimte op grond van artikel 3 en 9 van het modelreglement wel voor rekening van de VvE komen. Het besluit van de VvE is daarom nietig op grond van artikel 2:14 lid 1 BW in verbinding met artikel 5:129 lid 1 BW wegens strijd met het modelreglement, dat onderdeel uitmaakt van de splitsingsakte (zie 2.3 van de tussenbeschikking van 9 september 2021). De verzochte verklaring voor recht is daarom toewijsbaar, zoals hierna onder de beslissing vermeld.
Vervangende machtiging
2.18.
Artikel 5:121 lid 1 BW bepaalt dat in alle gevallen waarin een appartementseigenaar voor het verrichten van een bepaalde handeling met betrekking tot de gedeelten die niet bestemd zijn als afzonderlijk geheel gebruikt te worden, medewerking of toestemming behoeft van een of meer andere appartementseigenaars, die medewerking of toestemming op verzoek van degene die haar behoeft, kan worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter, indien de medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd of degene die haar moet geven zich niet verklaart.
2.19.
De vaststelling dat de werkzaamheden voor het plaatsen van een nieuwe kelderbak en nieuwe vloerbalken ter plaatse van de badruimte noodzakelijk waren en voor rekening van de VvE dienen te komen, gaat gepaard met het oordeel dat de VvE haar toestemming om deze werkzaamheden op haar kosten uit te laten voeren zonder redelijke grond heeft geweigerd.
2.20.
Onderdeel van de verzochte vervangende machtiging is dat [verzoekster01] de kantonrechter verzoekt om te bepalen dat iedere eigenaar aan de werkzaamheden dient mee te betalen naar rato van zijn of haar breukdeel. Artikel 5:121 lid 2 BW bepaalt dat de kantonrechter kan bepalen in weke verhoudingen de appartementseigenaren in de kosten van de handeling waarvoor een vervangende machtiging wordt verleend, moeten bijdragen.
Hoewel onderhavige procedure niet is bedoeld om een vordering tot vergoeding van de gemaakte kosten toe te wijzen, acht de kantonrechter het voor beide partijen wel van belang dat in deze procedure wordt vastgesteld welke kosten in redelijkheid zijn gemaakt en aldus voor rekening van de VvE komen. Dat is immers wat partijen nog verdeeld houdt.
2.21.
In antwoord op de vraag wat zijn oordeel is over de redelijkheid van de kosten zoals opgenomen in productie 10 bij het verzoekschrift, heeft de deskundige - voor zover van belang - als volgt verklaard:
“U heeft gevraagd om aan te geven of de genoemde kosten van € 92.714,34 realistisch zijn voor het funderingsherstel, bouw van de kelder en het vervangen van de houten vloer. Voor enkel funderingsherstel worden kostenkengetallen genoemd van € 1.000,- à € 1.500,- per m2 (exclusief de realisatie van de kelder). Het oppervlak van de kelder bedraagt circa 57 m2 .
In het algemeen en op basis van kostenkengetallen voor funderingsonderzoek (en zonder in detail de specificaties te beoordelen) achten wij deze kosten voor het funderingsherstel, het vervangen van de houten vloeren en het realiseren van de waterdichte kelderbak reëel.”
2.22.
Met [verzoekster01] is de kantonrechter van oordeel dat op basis van de verklaring van de deskundige het uitgangspunt is dat de door haar gemaakte kosten redelijk zijn. Daarmee is de kous echter niet af. Aangezien hiervoor is vastgesteld dat het funderingsherstel niet voor rekening van de VvE komt, moet vastgesteld worden welke (redelijke) kosten zijn toe te rekenen aan het plaatsen van een nieuwe kelderbak en nieuwe vloerbalken ter plaatse van de badruimte. Daarover overweegt de kantonrechter als volgt.
2.23.
Vooropgesteld wordt dat de VvE de berekening van [verzoekster01] ten aanzien van de kosten van het vervangen van de vloerbalken ter plaatse van de badruimte niet heeft betwist. Het verweer van de VvE dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om die kosten voor haar rekening te laten komen omdat niet op voorhand met haar is overlegd over de uitvoering, wordt onder verwijzing naar r.o. 5.4 van de tussenbeschikking van 9 september 2021 verworpen. Dat betekent dat een bedrag van € 7.928,10 inclusief btw ter zake redelijk wordt geacht.
2.24.
Partijen twisten met name over de vraag welke kosten zijn toe te rekenen aan het plaatsen van de nieuwe kelderbak en welke aan het funderingsherstel. [verzoekster01] heeft, onderbouwd met stukken, gesteld dat met het plaatsen van de nieuwe kelderbak een bedrag van € 34.503,50 gemoeid is geweest en met het funderingsherstel € 29.221,50. Volgens de VvE moet het funderingsherstel zeker meer hebben gekost, omdat er bij funderingsherstel sowieso bepaalde werkzaamheden uitgevoerd hadden moeten worden, zoals het uitgraven van de grond. De VvE verliest daarmee echter uit het oog dat het funderingsherstel niet zou zijn uitgevoerd als er geen nieuwe kelderbak was geplaatst, hetgeen noodzakelijk was en welke kosten voor haar rekening komen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de VvE er wel op goede gronden op gewezen dat de arbeidskosten ter hoogte van
€ 29.645,- in productie 25 gedeeltelijk betrekking hebben op funderingsherstelwerkzaamheden. [verzoekster01] heeft dit in haar berekening - ten onrechte - buiten beschouwing gelaten. Uit productie 25 volgt wel dat het merendeel van de werkzaamheden betrekking heeft op het plaatsen van de nieuwe kelderbak, maar concrete handvatten ontbreken om precies vast te stellen welk gedeelte van voornoemd bedrag aan arbeidskosten betrekking heeft op de niet noodzakelijk geachte funderingsherstelwerkzaamheden. Aangezien dat voor rekening van [verzoekster01] komt (zie wederom punt 5.4 van de tussenbeschikking van 9 september 2021) zal de kantonrechter schattenderwijs - met analoge toepassing van artikel 6:97 BW - vaststellen dat € 15.000,- aan arbeidskosten betrekking heeft gehad op noodzakelijke werkzaamheden. Dat betekent dat een bedrag van € 19.858,5‬0 inclusief btw (€ 34.503,50 - € 29.645,- + € 15.000,-) ter zake het plaatsen van een nieuwe kelderbak redelijk wordt geacht.
2.25.
Dan resteren nog de door [verzoekster01] gemaakte advieskosten. De VvE heeft ook ten aanzien van deze kosten op goede gronden erop gewezen dat de facturen van ZeroLogic, Hendesse, Terrascan en de leges van de gemeente Rotterdam - in ieder geval gedeeltelijk - betrekking hebben op funderingshersteladvies. [verzoekster01] heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte niet betrokken in haar berekening van de noodzakelijke advieskosten. Ook hier geldt dat, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet precies is vast te stellen om welk bedrag het gaat en dat deze onduidelijkheid voor rekening van [verzoekster01] komt. Van de totaal begrote advieskosten van € 11.754,34 acht de kantonrechter schattenderwijs een bedrag van € 5.000,- inclusief btw redelijk.
2.26.
De slotsom is dat in totaal een bedrag van € 32.786,6‬0 inclusief btw door de kantonrechter redelijk wordt geacht voor de uitgevoerde noodzakelijke werkzaamheden. De appartementseigenaren zullen op grond van artikel 2 van het modelreglement ieder naar hun eigen breukdeel ( [verzoekster01] 2/5e en [naam01] 3/5e) moeten bijdragen aan deze kosten. De vervangende machtiging wordt gelet op al het voorgaande toegewezen, zoals hierna onder de beslissing vermeld.
Proceskosten
2.27.
Partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. [verzoekster01] heeft echter het volledige voorschot van de deskundige betaald. Het voorschot stemde overeen met de hoogte van de eindnota. De kantonrechter acht het gelet op de uitkomst van deze procedure redelijk dat de VvE de helft van de kosten voor het deskundigenbericht op zich neemt. Daarom wordt de VvE veroordeeld om € 4.658,50 (1/2 x € 9.317,-) aan [verzoekster01] te betalen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.28.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat het besluit van de VvE zoals omschreven in r.o. 2.16 nietig is wegens strijd met de splitsingsakte;
3.2.
verleent een vervangende machtiging om de werkzaamheden met betrekking tot het plaatsen van een nieuwe kelderbak en nieuwe vloerbalken ter plaatse van de badruimte uit te voeren, met de bepaling dat iedere appartementseigenaar dient bij te dragen aan de redelijke kosten daarvan, een en ander zoals bepaald in r.o. 2.26;
3.3.
veroordeelt de VvE om € 4.658,50 te betalen aan [verzoekster01] ter zake kosten van het onderzoek door de deskundige en compenseert de proceskosten voor het overige, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
49039