ECLI:NL:RBROT:2022:10975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/10/641700
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in verband met forumkeuzebeding in borgstellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incident waarin [naam01] verzoekt om de rechtbank zich relatief onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Dit verzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is op grond van artikel 99 lid 1 Rv, omdat Cumberland geen partij is bij de borgstellingsovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Cumberland, door het verkrijgen van de vordering van ABN AMRO, ook de rechten uit de borgstellingsovereenkomst heeft verkregen. Dit betekent dat het forumkeuzebeding in artikel 18 van de borgstellingsovereenkomst ook van toepassing is op Cumberland, waardoor de rechtbank Rotterdam bevoegd blijft.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de partijen in hun overeenkomst Nederlands recht van toepassing hebben verklaard en dat dit recht ook door hen wordt ingeroepen. De rechtbank concludeert dat het forumkeuzebeding volgt de vordering, wat betekent dat de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam blijft bestaan. Het verzoek van [naam01] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 28 december 2022 weer op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/641700 / HA ZA 22-567
Vonnis in incident van 14 december 2022
in de zaak van
rechtspersoon naar buitenlands recht
CUMBERLAND INVESTMENTS DESIGNATED ACTIVITY COMPANY,
gevestigd te Dublin (Ierland),
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam,
tegen
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen.
Partijen zullen hierna Cumberland en [naam01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juli 2022;
  • de akte overlegging producties, met producties;
  • de incidentele conclusie tot relatieve onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten, voor zover van belang in het incident

2.1.
Tussen Fortis Bank (Nederland) N.V. (hierna: Fortis) en [naam01] is op 12 juni 2007 een borgstellingsovereenkomst tot stand gekomen. [naam01] heeft verklaard zich borg te stellen tot een maximum bedrag van € 15.040.000,00 (te vermeerderen met rente en kosten) voor al hetgeen Megalim Investments B.V. (hierna: Megalim) te eniger tijd verschuldigd mocht zijn aan Fortis. Artikel 18 van de borgstellingsovereenkomst bepaalt:
“Op deze overeenkomst en de hieruit voortvloeiende rechten en verplichtingen is Nederlands recht van toepassing. Eventuele geschillen ter zake deze overeenkomst zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Rotterdam, of indien de Bank als eisende partij optreedt is zij, in afwijking van het voorgaande, bevoegd om een geschil aanhangig te maken bij de voor de Borg in aanmerking komende buitenlandse rechter.”
2.2.
Op 8 april 2013 is een kredietovereenkomst tot stand gekomen tussen ABN AMRO Bank B.V. (hierna: ABN AMRO) en Megalim. Uit hoofde van deze overeenkomst heeft ABN AMRO een krediet in rekening-courant verstrekt aan Megalim van in totaal € 22.940.000,00.
2.3.
Bij vonnis van 15 juli 2020 heeft de rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat de vordering van ABN AMRO uit hoofde van de onder 2.2 genoemde kredietovereenkomst door splitsing is overgegaan op Stack NewCo B.V. en vervolgens door cessie van Stack NewCo B.V. op Cumberland.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
Cumberland vordert
in conventiein de hoofdzaak - samengevat weergegeven - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam01] te veroordelen tot betaling aan Cumberland van een bedrag van € 10.000.000,00;
II. [naam01] te veroordelen tot afgifte van zijn aangifte(n) inkomstenbelasting 2019-2021, op straffe van een dwangsom;
III. [naam01] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[naam01] vordert
in reconventiein de hoofdzaak - samengevat weergegeven - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de akte van borgstelling van 12 juni 2007 te vernietigen;
II. Cumberland te veroordelen om binnen een maand na betekening van het vonnis aan [naam01] een gespecifieerd en inzichtelijk overzicht te verstrekken van de verkopen die Cumberland naar aanleiding van de overname van de (krediet)vordering van de ABN AMRO op het Megalim-concern heeft verricht of heeft doen verrichten en aan te geven in hoeverre Cumberland deze opbrengsten in mindering heeft gebracht op haar vordering op het Megalim-concern, op straffe van een dwangsom;
III. Cumberland te veroordelen om binnen een maand na betekening van het vonnis aan [naam01] een specificatie te verstrekken van het door haar gevorderde bedrag van € 10.000.000,00, inhoudende dat Cumberland aangeeft welk gedeelte van dit bedrag betrekking heeft op de componenten ‘hoofdsom’, ‘rente’ en ‘boetes en kosten’, op straffe van een dwangsom;
IV. Cumberland te veroordelen in de proceskosten.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[naam01] vordert dat de rechtbank zich relatief onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, met veroordeling van Cumberland in de kosten van het incident. Daaraan legt [naam01] het volgende ten grondslag.
4.1.1.
Op grond van de hoofdregel in artikel 99 lid 1 Rv is de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, relatief bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. Artikel 18 van de borgstellingsovereenkomst levert geen juridische grondslag op voor de relatieve bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam, omdat Cumberland geen partij is bij die overeenkomst. Cumberland kan dan ook geen rechten ontlenen aan het forumkeuzebeding. Artikel 6:142 BW moet zo worden uitgelegd dat alleen de borgstelling als zodanig is overgegaan op Cumberland.
4.2.
Cumberland voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [naam01] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Cumberland door het verkrijgen van de vordering van ABN AMRO uit hoofde van de kredietovereenkomst (zie rechtsoverweging 2.2), ook de rechten uit hoofde van de borgstellingsovereenkomst (zie rechtsoverweging 2.1) heeft verkregen. Wel is in geschil of Cumberland een beroep toekomt op artikel 18 van de borgstellingsovereenkomst, welk artikel bepaalt dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is om van geschillen ter zake die overeenkomst kennis te nemen.
5.2.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis-Vo) van toepassing is. Artikel 25 Brussel I bisVo biedt, net als artikel 108 lid 1 Rv, partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen (forumkeuzebeding). De volgens een forumkeuzebeding bevoegde rechter is in beginsel bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat degenen die het forumkeuzebeding maakten, daarop Nederlands recht van toepassing verklaarden en dat uit de stellingen van partijen blijkt dat ook zij Nederlands recht inroepen. Op basis van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), zal de rechtbank dan ook Nederlands recht toepassen.
5.5.
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek regelt niet alleen verbintenissen die vermogensrechtelijk van aard zijn, maar ook verbintenissen die niet-vermogensrechtelijk van aard zijn.
5.5.1.
Een forumkeuzebeding levert tussen partijen een verbintenis op van niet-vermogensrechtelijke aard. Partijen verbinden zich jegens elkaar om geschillen aan een door hen aangewezen gerecht voor te leggen. Daarmee creëren zij enerzijds de bevoegdheid om dat te doen, en zij kunnen anderzijds jegens de ander aanspraak maken op nakoming van die verbintenis, door bij een ander gerecht de onbevoegdheid daarvan in te roepen. Kortom: uit hun verbintenissen vloeien vier rechten voort: twee voor elke partij. Deze vier rechten die partijen aldus over en weer verkrijgen, hangen zo nauw samen dat zij niet kunnen worden gesplitst.
5.5.2.
Na overgang van een vordering is het dus van tweeën één: ofwel blijft het forumkeuzebeding in zijn geheel “achter” in de verhouding tussen de oorspronkelijke partijen, ofwel “volgt” het forumkeuzebeding in zijn geheel de vordering en geldt het tussen de nieuwe gerechtigde en de oude schuldenaar. Wanneer het eerste het geval zou zijn, ontstaat de situatie waarin de schuldeiser zich onder een forumkeuze uit kan werken door te cederen. In dat geval zou de schuldenaar een recht worden ontnomen zonder zijn instemming. Dat is in het algemeen niet aanvaardbaar. Daarom moet worden gekozen voor de tweede situatie: het forumkeuzebeding volgt de vordering. Het moet dan ook worden aangemerkt als een nevenrecht als bedoeld in artikel 6:142 BW.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat Cumberland een beroep toekomt op artikel 18 uit de borgstellingsovereenkomst en de rechtbank Rotterdam aldus bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en daarop te beslissen. De incidentele vordering moet dan ook worden afgewezen.
5.7.
[naam01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Het verzoek deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is gegrond op de wet en zal dan ook worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [naam01] in de kosten van het incident, aan de zijde van Cumberland tot op heden begroot op € 563,00;
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 december 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.
3537/1407