ECLI:NL:RBROT:2022:10967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
83/040786-21 / TUL VV: 09/994005-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valse kasbewijzen opgemaakt door uitzendbureau met gevolgen voor werknemers en Inspectie SZW

Op 12 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een uitzendbureau dat beschuldigd werd van het opzettelijk opmaken van valse kasbewijzen. De verdachte, een rechtspersoon, heeft in de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 mei 2019 valse kasbewijzen opgemaakt en in haar administratie opgenomen, waardoor ten onrechte geldbedragen als uitbetaald aan werknemers zijn verantwoord. Een deel van deze kasbewijzen is verstrekt aan medewerkers van de Inspectie SZW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kasbewijzen vals zijn opgemaakt, omdat de bedragen die daarop vermeld stonden niet daadwerkelijk aan de uitzendkrachten zijn uitbetaald. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,00. De officier van justitie had een hogere boete geëist, maar de rechtbank hield rekening met de verbeteringen in de administratieve processen van de verdachte en de ouderdom van de feiten. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de meeste feiten vóór de proeftijd van de voorwaardelijke boete zijn gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van valsheid in geschrifte en de gevolgen daarvan voor zowel de betrokken werknemers als de integriteit van de bedrijfsvoering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/040786-21
Parketnummer vordering TUL VV: 09/994005-15
Datum uitspraak: 12 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte rechtspersoon01] ,
gevestigd: [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. B.J. de Deugd, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2022.
De verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1978 te [geboorteplaats01] en wonende aan de [adres02] te ( [postcode02] ) [woonplaats01] , zijnde de (indirect) bestuurder en enig aandeelhouder van de verdachte.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 30.000.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Allereerst is er geen bewijs van valsheid van de kasbewijzen. De verklaringen van de getuigen over de kasbewijzen zijn twijfelachtig, gelet op de wijze van tot stand komen en gelet op het gegeven dat er voor geen enkele verklaring enig steunbewijs is gevonden. Er is geen bijkomende omstandigheid waaruit blijkt dat het bedrag op de kasbewijzen niet betaald zou zijn, dat de handtekeningen zijn vervalst of dat door de werknemers blanco kasbewijzen zouden zijn getekend.
Daarnaast is, gelet op het aantoonbaar wijzigen van de administratieve processen, toerekening naar redelijkheid niet mogelijk. De besloten vennootschap [verdachte rechtspersoon01] (hierna: [verdachte rechtspersoon01] ) heeft haar beleid en processen ten aanzien van contante betalingen aan werknemers vanaf 2015 zo drastisch bijgesteld dat toerekening aan [verdachte rechtspersoon01] niet kan plaatsvinden.
4.1.2.
Beoordeling
De eerste vraag die de rechtbank gelet op het dossier dient te beantwoorden is of de tenlastegelegde kasbewijzen vals zijn opgemaakt, in de zin dat de contante bedragen die daarop vermeld staan, in werkelijkheid niet aan de uitzendkrachten zijn uitgekeerd. Indien de rechtbank deze vraag bevestigend beantwoordt, zal zij vervolgens moeten vaststellen of deze gedragingen aan [verdachte rechtspersoon01] kunnen worden toegerekend.
Zijn de ten laste gelegde kasbewijzen vals opgemaakt?
In de administratie van [verdachte rechtspersoon01] bevonden zich vele kasbewijzen, waaronder onderstaande kasbewijzen ten name van de volgende personen:
  • [naam01] , gedateerd 5 januari 2019, ten bedrage van € 317,63 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam02] , gedateerd 3 februari 2019, ten bedrage van € 131,92 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam03] , gedateerd 27 mei 2016, ten bedrage van € 246,62 met omschrijving uitbet. reservering per. 5;
  • [naam04] , gedateerd 6 december 2016, ten bedrage van € 726,22 met omschrijving einde afrek per 12;
  • [naam05] , gedateerd 25 november 2018, ten bedrage van € 609,78 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam06] , gedateerd 3 september 2017, ten bedrage van € 388,82 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam07] , gedateerd 26 december 2016, ten bedrage van € 959,18 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam07] , gedateerd 27 mei 2017, ten bedrage van € 427,35 met omschrijving einde afrek.;
  • [naam08] , gedateerd 16 december 2016, ten bedrage van € 783,07 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam09] , gedateerd 31 december, ten bedrage van € 1004,77 met omschrijving eind afrekening;
  • [naam10] , gedateerd 31 december 2016, ten bedrage van € 983,92 met omschrijving eind afrekening.
De uitzendkrachten [naam01] , [naam02] , [naam03] , [naam05] , [naam06] en [naam07] hebben allen verklaard dat zij het bedrag, zoals vermeld op de hiervoor genoemde en op hun naam gestelde kasbewijzen, niet hebben ontvangen. De uitzendkrachten [naam04] , [naam08] , [naam09] en [naam11] hebben tevens allen verklaard dat zij de bedragen, zoals vermeld op de hiervoor genoemde en op hun naam gestelde kasbewijzen, niet hebben ontvangen. Daarbij verklaren zij dat zij wel blanco kasbewijzen hebben ondertekend.
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting als tegenover de verbalisanten van de Inspectie SZW (in de persoon van [verdachte01] ) verklaard dat de betrokken uitzendkrachten zelf de handtekening moeten hebben geplaatst en het niet mogelijk is dat zij het, op het kasbewijs vermelde, geldbedrag niet hebben ontvangen.
De tien gehoorde uitzendkrachten hebben afzonderlijk van elkaar en op essentiële onderdelen consistent verklaard dat zij de bedragen op de kasbewijzen nooit uitbetaald hebben gekregen. Daarbij hebben vier verschillende uitzendkrachten afzonderlijk van elkaar verklaard dat zij blanco kasbewijzen hebben ondertekend.
De verdediging heeft nog gewezen op het ambtsbericht van dhr. [naam12] , documentdeskundige bij de Douane, waaruit zou blijken dat de handtekeningen op de kasbewijzen met een zekere mate van waarschijnlijkheid overeenkomen met de handtekeningen van de uitzendkrachten. Nu er civielrechtelijk sprake is van dwingend bewijs, moet er volgens de verdediging van uit worden gegaan dat de contante bedragen wel zijn uitbetaald.
Dit verweer wordt verworpen. Gelet op de verklaringen van de uitzendkrachten over de handtekeningen en het ambtsbericht is het voor de rechtbank niet duidelijk hoe en wanneer de handtekeningen op de kasbewijzen terecht zijn gekomen. Wel is er bij [verdachte rechtspersoon01] - gelet op de getuigenverklaringen - kennelijk een praktijk geweest waarbij er blanco kasbewijzen door uitzendkrachten werden getekend. Deze omstandigheden kunnen mogelijk de overeenkomende handtekeningen verklaren. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de betreffende getuigen. De verklaringen ondersteunen elkaar ook op essentiële onderdelen.
De rechtbank stelt, gelet op voorgaande, vast dat de hiervoor genoemde kasbewijzen vals zijn opgemaakt, nu de daarop vermelde geldbedragen niet contant zijn uitbetaald.
Kunnen deze gedragingen aan [verdachte rechtspersoon01] worden toegerekend?
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Voor de beantwoording van de vraag of een gedraging redelijkerwijs aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, is het van belang vast te stellen of deze gedragingen zijn verricht in de sfeer van die rechtspersoon.
De valse kasbewijzen stonden op naam van [verdachte rechtspersoon01] en zijn vervolgens opgenomen in de kas- en bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon01] . Het voeren van een loonadministratie is een essentieel onderdeel van de normale bedrijfsvoering van het uitzendbureau. De rechtbank gaat er ook vanuit dat de gedragingen zijn gepleegd door personen die werkzaam waren ten behoeve van [verdachte rechtspersoon01] . De gedragingen zijn [verdachte rechtspersoon01] ook dienstig geweest. Daarbij was het volgens de protocollen van [verdachte rechtspersoon01] in de tenlastegelegde periode ook mogelijk reserveringen via kasbetalingen uit te betalen en is dit ook lange tijd praktijk geweest binnen het bedrijf. De rechtbank merkt op dat er geen aanwijzingen zijn dat het gaat om een individuele actie van een medewerker zonder medeweten van [verdachte rechtspersoon01] . Ook de verdachte (in de persoon van [verdachte01] ) heeft ter zitting verklaard dat hij niet uitgaat van een dergelijke individuele actie. Het vals opmaken van de kasbewijzen en het opnemen in de administratie zijn gelet op het voorgaande verricht in de sfeer van de rechtspersoon en kan daarom aan [verdachte rechtspersoon01] worden toegerekend.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De rechtbank acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 mei 2019 te ‘s-Gravenhage meermalen geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt , hebbende zij, verdachte,
toen daar een groot aantal valse kasbewijzen uitgeschreven op naam van [verdachte rechtspersoon01] ,
te weten
een kasbewijs ten bedrage van euro 317,63
ten name van [naam13] gedateerd 5-1-2019
omschrijving: eind afrekening
en
een kasbewijs ten bedrage van euro 131,92
ten name van [naam14] gedateerd 3-2-2019
omschrijving: eind afrekening
en
een kasbewijs ten bedrage van euro 246,62
ten name van [naam15] gedateerd 27-5-2016
omschrijving: uitbet. Reservering per. 5
en
een kasbewijs ten bedrage van euro 726,22
ten name van [naam04] . gedateerd 06-12-2016
omschrijving: einde afrek per 12
en
een kasbewijs ten bedrage van euro 609,78
ten name van [naam16] gedateerd 25-11-2018
omschrijving: eind afrekening
en
een kasbewijs ten bedrage van euro 388,82
ten name van [naam17] gedateerd 03-09-2017
omschrijving: eind afrekening
bestaande die valsheden telkens hierin dat telkens valselijk in strijd met de waarheid
in die
bedoelde kasbewijzen genoemde personen dat contante geldbedrag niet hadden ontvangen en die geldbedragen niet aan die personen waren uitbetaald en
bedoelde kasbewijzen telkens opgenomen dat een betaling heeft plaatsgevonden,terwijl die betalingniet heeftplaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
zij op 12 februari 2018 te ‘s-Gravenhage meermalen, telkens opzettelijk
gebruik heeft gemaakt en/of medewerk(st)er(s) gebruik heeft laten maken van valse kasbewijzen, te weten
Kasbewijs [naam07] bedrag euro 959,18 (d.d. 26-12-2016)
en Kasbewijs [naam07] bedrag euro 427,35 (d.d. 27-05-2017)
en
Kasbewijs [naam18] bedrag euro 783,07 (d.d. 16-12-2016)
en
Kasbewijs [naam19] bedrag euro 1004,77 (d.d. 31-12)
en
Kasbewijs [naam10] bedrag euro 983,92 ,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
als ware deze geschriften telkens echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik maken telkens hierin dat die genoemde geschriften telkens zijn overgelegd en verstrekt aan medewerk(st)ers en arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW,
bestaande die valsheden hierin dat telkens valselijk in strijd met de waarheid
in die genoemde kasbewijzen contante betalingen aan die [naam07] en [naam08] en [naam09] en [naam11]
waren vermeld, terwijl zij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
2.
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, een uitzendbureau, heeft opzettelijk valse kasbewijzen opgemaakt en in haar administratie opgenomen. Hiermee zijn ten onrechte geldbedragen als ware zij uitbetaald aan werknemers in de administratie verantwoord. Een deel van die kasbewijzen is ook verstrekt aan medewerkers van de Inspectie SZW. Het uitzendbureau heeft door dit handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat instanties in de juistheid van bepaalde geschriften en documenten moeten kunnen stellen. Bovendien heeft het als werkgever de betreffende buitenlandse uitzendkrachten gedupeerd, terwijl die door taalproblemen en beperkte kennis van administratieve processen al vaak een kwetsbare groep vormen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van de feiten, van oordeel dat in beginsel een geldboete een passende straf is. Er wordt rekening gehouden met de ouderdom van de feiten en daarbij hebben de feiten voor een deel plaatsgevonden voor de eerdere veroordeling uit 2018. De rechtbank ziet dat er inmiddels verbeterslagen in de administratieve processen zijn gemaakt en deze zaken voortvloeien uit de oude praktijk van het bedrijf. De rechtbank heeft de overtuiging dat de verdachte hard aan het werk is om dit type misdrijven te voorkomen. Op basis van vorenstaande zal de op te leggen straf ten opzichte van de eis van de officier van justitie worden gematigd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 december 2018 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon veroordeeld voor zover van belang tot een geldboete van € 30.000, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 december 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat de gevorderde tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, nu het overgrote deel van de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd voorafgaand aan de datum van het vonnis waarin de voorwaardelijke geldboete is opgelegd.
8.3.
Standpunt verdediging
Primair is door de verdediging aangevoerd dat de vordering pas twee jaar na het einde van de proeftijd is ingesteld en de vordering derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair is aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de vordering zo laat is ingediend en omdat het ten laste gelegde ziet op kwitanties waarvan het merendeel is gedateerd van vóór de datum dat de proeftijd in ging.
8.4.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 51, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro);
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 december 2018 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke geldboete.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 december 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 mei 2019 te ‘s-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) geschriften (bedrijfsadministratie, (waarvan de (digitale) kasadministratie een onderdeel vanuit maakt)) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van de rechtspersoon [verdachte rechtspersoon01] , zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (telkens) (een) groot aantal vals(e) en/of vervalst(e) kasbewijs/kasbewijzen ((uitgeschreven) op naam van [verdachte rechtspersoon01] )
en/of (een) vals(e) en/of vervalste omschrijving(en) en/of bedrag(en) aan (kas-)uitgaven,
te weten (met betrekking tot)
a.
een kasbewijs ten bedrage van euro 317,63
ten name van [naam13] gedateerd 5-1-2019
omschrijving: eind afrekening
(Doc-024-01, blz 832, zaak 3, Doc-005, blz 487, Doc-019-01, blz 616 (125), blz 624);
en/of
b.
een kasbewijs ten bedrage van euro 131,92
ten name van [naam14] gedateerd 3-2-2019
omschrijving: eind afrekening
(Doc-026, blz 858, zaak 7, Doc-005, blz 487, Doc-019-03, blz 627 (310), blz 633);
en/of
c.
een kasbewijs ten bedrage van euro 246,62
ten name van [naam15] gedateerd 27-5-2016
omschrijving: uitbet. Reservering per. 5
(Doc-33-01, blz 930, zaak 21, Doc-002, blz 466, Doc-020-01, blz 674 (1208));
en/of
d.
een kasbewijs ten bedrage van euro 726,22
ten name van [naam04] . gedateerd 06-12-2016
omschrijving: einde afrek per 12
(Doc-034, blz 946, zaak 26, Doc-002, blz 470, Doc-020-01, blz 705 (2791), Doc-020-02, blz 710);
en/of
e.
een kasbewijs ten bedrage van euro 609,78
ten name van [naam16] gedateerd 25-11-2018
omschrijving: eind afrekening
(Doc-037-5, blz 976, zaak 39, Doc-004, blz 486, Doc-018-01, blz 607 (1600));
en/of
f.
een kasbewijs ten bedrage van euro 388,82
ten name van [naam17] gedateerd 03-09-2017
omschrijving: eind afrekening
(Doc-039-01, blz 1001, zaak 44, Doc-003, blz 477, Doc-021-01, blz 749 (1846), Doc-021-04 blz 790);
opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken door een/die ander(en), bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven- de in/op die/dat
(onder a. en/of b. en/of c. en/of d. en/of e. en/of f.)
bedoeld(e) kasbewijs/kasbewijzen genoemde perso(o)n(en) die/dat (contante) geldbedrag(en) niet had(den) ontvangen en/of die geldbedrag(en) niet aan die perso(o)n(en) was/waren uitbetaald en/of gefingeerde betalingen betroffen en/of
(onder a. en/of c. en/of e. en/of f.)
bedoeld(e) kasbewijs/kasbewijzen (telkens) opgenomen dat een betaling heeft plaatsgevonden, voor de ontvangst van welke betaling de in die/dat kasbewijs/kasbewijzen genoemde personen heeft/hebben getekend, terwijl die betaling(en) en/of ondertekening(en) (zoals genoemd in die/dat kasbewijs/ kasbewijzen) niet heeft/hebben plaatsgevonden en/of dat/die kasbewijs/kasbewijzen was/waren voorzien van een valse, althans enige, handen/
of ondertekening, welke moest doorgaan voor de handtekening van die op die kasbewijs/kasbewijzen genoemde perso(o)n(en),
en/of
bij het onder d.
bedoeld kasbewijs de persoon genoemd in dat kasbewijs een blanco kasbewijs heeft/hebben laten ondertekenen en/of doen laten ondertekenen en/of (vervolgens) op dat ondertekende blanco kasbewijs een betaling heeft/hebben vermeld, die niet heeft plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 februari 2018 tot en met 11 april 2018, in elk geval in of omstreeks de periode van 12 februari 2018 tot en met 8 mei 2018, te ‘s-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of ((een) medewerk(st)er(s) en/of arbeidsinspecteur(s) van) de Inspectie SZW, in elk geval een ander(en), gebruik heeft/hebben doen en/of laten maken van (een) vals(e) en/of vervalst(e) kasbewijs/kasbewijzen, te weten
Kasbewijs [naam07] bedrag euro 959,18 (d.d. 26-12-2016) (blz 391, (blz 337))
en/of
Kasbewijs [naam07] bedrag euro 427,35 (d.d. 27-05-2017) (blz 395, (blz 337))
en/of
Kasbewijs [naam18] bedrag euro 783,07 (d.d. 16-12-2016) (blz 406, (blz 337))
en/of
Kasbewijs [naam19] bedrag euro 1004,77 (d.d. 31-12) (blz 432, (blz 337))
en/of
Kasbewijs [naam10] bedrag euro 983,92 (d.d. 31-12-2016) (blz 450, (blz 337)),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware dit/deze geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat (doen en/of laten) gebruik maken (telkens) hierin dat dat/die genoemde en/of bedoelde geschrift(en) (telkens) is/zijn overgelegd en/of verstrekt aan ((een) medewerk(st)er(s) en/of arbeidsinspecteur(s) van) de Inspectie SZW, in elk geval aan die ander(en), (al dan niet) ter controle op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en/of de belastingwetgeving
en
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven- op/in dat/die genoemde kasbewijs/kasbewijzen contante betalingen en/of gefingeerde betalingen aan die [naam07] en/of [naam08] en/of [naam18] en/of [naam09] en/of [naam11] was/waren vermeld en/of opgenomen en/of met/aan de hand van dat/die genoemde kasbewijs/kasbewijzen werd en/of kon worden voorgedaan dat die [naam07] en/of [naam08] en/of [naam18] en/of [naam09] en/of [naam11] die contante betalingen had(den) ontvangen
en/of
dat/die en/of kasbewijzen was/waren voorzien van een valse, althans enige, handen/
of ondertekening, welke moest doorgaan voor de handtekening van die [naam07] en/of [naam08]
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse en/of vervalste geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar, verdachtes, mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/die echt en onvervalst.