Uitspraak
1..De procedure
- de dagvaarding van 11 oktober 2021, met producties 1 tot en met 19;
- het onder zaaknummer C/10/627293 / HA ZA 21-926 gewezen verstekvonnis van 19 januari 2022;
- de verzetdagvaarding van 18 februari 2022, waarin tevens een eis in reconventie is ingesteld, met producties 1 tot en met 25;
- de brief van de rechtbank van 30 maart 2022, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 20 tot en met 33;
- de akte inbrengen aanvullende producties van Interchild, met producties 26 tot en met 29.
2..De feiten
[ afbeelding met naam VOF]
- het Benelux woordmerk [naam VOF] , met depotnummer [depotnummer 1] voor waren en diensten in klasse 12 en 20;
- het Benelux beeldmerk zoals hieronder afgebeeld, met depotnummer [depotnummer 2] voor waren en diensten in klasse 12 en 20:
[afbeelding met naam VOF]
3..Het geschil
in conventie
- vordering 3 is toegewezen in die zin, dat Interchild is bevolen om onmiddellijk na betekening van het verstekvonnis ieder gebruik van de tekens ‘ [naam VOF] ’ te staken en gestaakt te houden;
- (primaire) vordering 4 is afgewezen wegens het ontbreken van een grondslag;
- (subsidiaire) vordering 8 is toegewezen.
- [naam VOF] te veroordelen tot terugbetaling van de door Interchild reeds aan [naam VOF] betaalde proceskosten van € 6.045,52 als gevolg van het uitvoerbaar bij voorraad gewezen vonnis van 19 januari 2022, alsmede de nakosten van € 248,00 en de deurwaarderskosten van € 114,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door Interchild aan [naam VOF] (2 februari 2022) tot aan de dag van algehele voldoening, dan wel een door de rechtbank te bepalen datum,
- [naam VOF] te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, alsmede de buitengerechtelijke kosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
4..De beoordeling in conventie en reconventie
Inleiding
Malaysia Dairy Industries)).
Lindt & Sprüngli/Hauswirth)) dat de nationale rechter bij de beoordeling van kwade trouw rekening moet houden met alle relevante factoren die het concrete geval kenmerken en die bestonden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag tot inschrijving van een teken als merk, en met name met:
Koton/EUIPO) overwogen dat sprake is van kwade trouw wanneer uit relevante en onderling overeenstemmende aanwijzingen blijkt dat de houder van een Uniemerk de aanvraag tot inschrijving van dat merk niet heeft ingediend om op een eerlijke wijze deel te nemen aan de mededinging, maar met het oogmerk afbreuk te doen aan de belangen van derden op een wijze die niet strookt met de eerlijke gebruiken of met het oogmerk - zelfs zonder een derde in het bijzonder te viseren - een uitsluitend recht te verkrijgen voor andere doeleinden dan die welke vallen onder de functies van een merk (met name de functie van herkomstaanduiding).
Winner Taco/El Taco)) stelt zij zich op het standpunt dat haar, vanwege haar eerste gebruik, het recht toekomt om het merk te registreren. Dat standpunt wordt verworpen. Het latere arrest van het Hof van Justitie (
Lindt & Sprüngli/Hauswirth) geeft immers aanleiding om deze regel van het Benelux Gerechtshof te nuanceren. Volgens dat arrest moet niet alleen worden gekeken naar het aanvangstijdstip waarop de voor-voorgebruiker met het gebruik begon, maar ook naar de omvang en bekendheid van dat gebruik en het voorgebruik van [naam VOF] op 2 september 2020. Die omvang en bekendheid komen hieronder nog aan de orde.
Dit alles hoeft geen verbazing te wekken, omdat het gebruik door Interchild zeer summier en onopvallend was. Dat wordt hierna verder toegelicht. Gezien een en ander moet ervan worden uit gegaan dat het voorgebruik van [naam VOF] te goeder trouw was en dat van meeliften geen sprake was. Voorkoming van meeliftgedrag kan daarom niet gelden als plausibele verklaring voor de merkaanvraag van Interchild.
In de tweede plaats tonen de door Interchild overgelegde stukken aan dat haar gebruik voorafgaand aan haar aanvraag slechts zeer summier en onopvallend was. Daarvoor wordt het hierna volgende overwogen in verband met de omvang van de rechtsbescherming die de tekens van [naam VOF] en Interchild genoten op 2 september 2020.
4.19. De zeer summiere omvang en bekendheid rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank niet een belang van Interchild om zich door middel van een merkrecht te verzekeren van een ruimere rechtsbescherming (vgl.
Lindt & Sprügli/Hauswirthrov. 52).
Deze factor weegt niet op tegen de hiervoor genoemde aanwijzingen voor kwade trouw aan haar zijde.
- een bedrag van € 1.725,00 voor kosten van mr. S. Tigu (5 uur à een gemiddeld uurtarief van € 345,00);
- een bedrag van € 950,00 voor kosten van mr. P.S. Trapman (5 uur à een gemiddeld uurtarief van € 190,00).