ECLI:NL:RBROT:2022:10950

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
637811 / HA ZA 22-381
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de overwaarde van de woning na echtscheiding en de gevolgen van het echtscheidingsconvenant

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2022, gaat het om de verdeling van de overwaarde van een woning na de echtscheiding van partijen, [naam01] en [naam02]. Partijen zijn op 27 augustus 2010 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben in 2012 besloten te scheiden. In het echtscheidingsconvenant van 4 februari 2013 is afgesproken dat de woning aan [naam01] zou worden toegedeeld. Na de verkoop van de woning in april 2022, waarbij [naam01] een overwaarde van € 24.000,- ontving, ontstond er een geschil over de verdeling van de resterende overwaarde en de financiële verplichtingen die voortvloeien uit het convenant.

[naam01] vorderde in conventie onder andere een verklaring voor recht dat hij sinds de ondertekening van het convenant de enige eigenaar van de woning is en dat hij recht heeft op de gehele overwaarde. [naam02] voerde verweer en stelde dat de woning nog verdeeld moest worden, waarbij zij aanspraak maakte op de helft van de overwaarde. De rechtbank oordeelde dat de woning met de ondertekening van het convenant aan [naam01] was toegedeeld, maar dat dit nog geen eigendom opleverde zonder de benodigde goederenrechtelijke verdeling. De rechtbank verklaarde dat [naam01] gerechtigd is tot de gehele overwaarde van de woning, maar wees de vordering van [naam01] om te verklaren dat hij niets verschuldigd is aan [naam02] af, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

In reconventie werden de vorderingen van [naam02] afgewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de afspraken in het convenant duidelijk waren en dat [naam01] niet verantwoordelijk was voor de schulden van [naam02]. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in een echtscheidingsconvenant en de gevolgen daarvan voor de verdeling van gemeenschappelijk vermogen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/637811 / HA ZA 22-381
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [naam01] ,
advocaat: mr. L.P. Quist te Dordrecht,
tegen
[naam02],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [naam02] ,
advocaat: mr. J.H.M. de Boer te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte vermeerdering van eis aan de zijde van [naam02] ;
  • de akte vermeerdering van eis aan de zijde van [naam01] ;
  • de mondelinge behandeling van 10 oktober 2022;
  • de pleitaantekeningen van de advocaat van [naam02] ;
  • de zittingsaantekeningen die de griffier heeft gemaakt van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 27 augustus 2010 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde onder meer de gezamenlijke woning (hierna: de woning).
2.2.
In 2012 hebben partijen besloten te gaan scheiden. [naam02] is in dat jaar samen met de kinderen verhuisd naar een andere woning. [naam02] heeft eind 2012 via Whatsappberichten contact gehad met de moeder van [naam01] . In deze Whatsappberichten staat, voor zover van belang:

19-11-12 12:32:13: [naam02] : Maar wou tyn nie alles nieuw late kope
19-11-12 12:32:27: [naam02] : Huis kon ik ook aanvechte
19-11-12 12:32:33: [naam02] : Ook helft van my
19-11-12 12:32:45: [naam02] : Maar wil ni hy in shit kom
(…)
19-11-12 12:34:20: [naam03] : Ja maar slechte tijd voor verkopen
19-11-12 12:34:24: [naam02] : En gekocht 125000
19-11-12 12:34:27: [naam03] : Huizen prijzen gedaald
19-11-12 12:34:35: [naam02] : Zag et er ni uit
19-11-12 12:35:40: [naam03] : Dus je heb altijd verlies
19-11-12 12:24:48: [naam02] : Ja maar met beide
19-11-12 12:34:55: [naam02] : Hooguit 8000 per man
(…)
26-12-12 10:07:16: [naam02] : Ik heb afstand gdaan
26-12-12 10:07:24: [naam02] : Pensioen van em.
26-12-12 10:07:25: [naam02] : Huis afstamd
26-12-12 10:07:42: [naam02] : Had ik koophuis en spulle ook moete dele
26-12-12 10:07:47: [naam02] : Ov had ik huis krnne eise
26-12-12 10:08:03: [naam03] : Ja dat klopt alles delen
26-12-12 10:08:02: [naam02] : Als we er zo moete gaan doem
26-12-12 10:08:06: [naam02] : Autos
26-12-12 10:08:17: [naam03] : Maar dan hrb jr. Helemaal misère
26-12-12 10:08:21: [naam03] : Bij allebei
26-12-12 10:08:29: [naam02] : Ja en daarom ik gezrg
26-12-12 10:08:34: [naam02] : Tyn hou jy alles
(…)
21-01-13 16:52:01: [naam02] : Advocaat zei inboedel
21-01-13 16:52:05: [naam02] : Huis verdelen
21-01-13 16:52:09: [naam02] : Lijst invullwn
21-01-13 16:52:24: [naam02] : Heb gezegd dat ik niks hoef
21-01-13 16:52:30: [naam02] : Ook zyn pensioen niet
(…)
22-01-13 20:09:29: [naam02] : Convenant sta ook ik afstanf neem inboedek
22-01-13 20:09:31: [naam02] : Huis”
2.3.
Partijen hebben onderling afspraken gemaakt die zijn opgenomen in het door beide partijen ondertekende echtscheidingsconvenant van 4 februari 2013 (hierna: het convenant). In het convenant is, voor zover relevant, bepaald:
"SCHULDEN
Schulden die op naam staan, kunnen niet verhaald worden bij de ander. Moeder lost de op dit moment openstaande schuld af van de creditcard die op naam van vader staat, vader mag het bedrag wat nu door moeder afgelost wordt, niet verhogen.
(…)
ECHTELIJKE WONING
Vader blijft in de koopwoning wonen, (…). Hypotheek staat volledig op zijn naam, waarvan moeder volledige afstand neemt. (…)
VRIJWARING ENFINALE KWIJTING
Partijen verklaren voorts, behoudens voren omschreven rechten en verplichtingen,
niets meer van elkaar te vorderen te hebben uit welke hoofde dan ook en elkander
door ondertekening van dit convenant over en weer algehele en definitieve
kwijting en décharge te verlenen."
2.4.
Bij beschikking van 27 februari 2013 heeft de rechtbank Amsterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het convenant maakt onderdeel uit van deze beschikking.
2.5.
[naam01] heeft de woning in november 2021 verkocht aan een derde partij. De woning is op 1 april 2022 geleverd aan deze derde partij. Uit de overwaarde van de woning heeft [naam01] een bedrag van € 24.000,- ontvangen. Een resterend bedrag van € 56.454,04 staat bij de notaris in depot. In de depotovereenkomst van 1 april 2022 zijn partijen met de notaris overeengekomen dat op het depotbedrag in mindering zal worden gebracht, de negatieve rente van 0,5% en de kosten van de depotovereenkomst van € 423,50.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[naam01] vordert in conventie oorspronkelijk -samengevat-, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. Voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat [naam01] sinds 4 februari
2013 enig eigenaar van de woning is geweest en derhalve gerechtigd is tot de gehele overwaarde ad € 80.723,-;
B. [naam02] te veroordelen op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 5.000,- per
dag dat zij in gebreke mocht blijven de notaris te berichten dat de gehele opbrengst
van de depotovereenkomst d.d. 31 maart 2022 aan [naam01] dient te worden uitgekeerd
althans te bepalen dat het te wijzen vonnis treedt in plaats van de toestemming van
[naam02] ;
C. Voor recht te verklaren dat [naam01] ter zake de verdeling van de woning geen enkel
bedrag verschuldigd is aan [naam02] ;
D. [naam02] te veroordelen in de kosten van depotstelling bij de notaris voor een bedrag
ad € 423,50 nog te vermeerderen met de over het depotbedrag te betalen negatieve
rente van 0,5%;
E. Indien Uw rechtbank oordeelt dat [naam02] rechthebbende op (de verkoopopbrengst
van) de woning is gebleven: [naam02] te veroordelen in de kosten ter zake de woning
en de overige regresvorderingen van [naam01] voor een bedrag ad € 56.315,13, althans een
door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag althans voor recht te verklaren
dat [naam01] deze bedragen kan verrekenen met enig bedrag dat hij aan [naam02] dient te
voldoen;
F. [naam02] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder
begrepen.
3.2.
In zijn akte vermeerdering van eis heeft [naam01] - samengevat - gevorderd om - voor zover de rechtbank van oordeel is dat een of meer van de tegenvorderingen van [naam02] toewijsbaar zijn en/of dat de woning tussen partijen nog verdeeld dient te worden - [naam02] te veroordelen tot betaling van € 2.560,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2014.
3.3.
Aan zijn vorderingen legt [naam01] ten grondslag dat [naam02] haar verplichtingen uit het convenant dient na te komen. Partijen zijn in het convenant overeengekomen dat de woning aan [naam01] is toebedeeld, daarom is [naam01] de enige die recht heeft op de overwaarde van de woning. Subsidiair stelt [naam01] dat indien [naam02] aanspraak zou kunnen maken op de helft van de overwaarde van de woning eerst de vordering van [naam01] op [naam02] van € 56.315,13 verrekend dient te worden. De vordering van € 56.315,13 bestaat uit hypotheeklasten, onderhoudskosten, premie levensverzekering, betaalde WOZ-beschikkingen en schulden bij Defam, Wehkamp en Visacard die [naam01] heeft betaald.
3.4.
[naam02] voert verweer. [naam02] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [naam01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam01] in de kosten van deze procedure.
3.5.
In reconventie vordert [naam02] oorspronkelijk - samengevat -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. De verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen vast te stellen door te bepalen dat de overwaarde van de woning, zijnde een bedrag van € 86.500,-, dient te worden verdeeld, in die zin dat aan ieder der partijen hiervan de helft toekomt;
B. Te bepalen dat van het in depot staande bedrag van € 56.723,-, een bedrag van € 43.250,-wordt toebedeeld aan [naam02] , zijnde de helft van de overwaarde van € 86.500,- en dat het overige bedrag wordt toebedeeld aan [naam01] , waarbij geldt dat de met het depot gemoeide kosten, zijnde de (eventuele) negatieve rente, gelijkwaardig tussen partijen wordt gedeeld, althans dat aan [naam02] wordt toebedeeld een bedrag in goede justitie te bepalen;
C. [naam01] te veroordelen om aan [naam02] te voldoen een bedrag van € 2.165,50;
D. [naam01] te veroordelen om aan [naam02] te voldoen een bedrag van €13.294,-.
E. [naam01] te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure.
3.6.
In haar akte vermeerdering van eis heeft [naam02] - samengevat - gevorderd om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [naam01] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding aan [naam02] in redelijkheid vast te stellen op het bedrag aan woonlasten dat bij inleidende dagvaarding door [naam01] is gevorderd en tevens om [naam01] te veroordelen aan [naam02] te voldoende de helft van de aan de hypotheek gekoppelde bankspaarrekening, per 21 december 2013 een bedrag van € 6.911,16.
3.7.
Aan haar vorderingen legt [naam02] ten grondslag dat in het convenant slechts afspraken zijn opgenomen over het gebruik van de woning. Verdeling heeft nog niet plaatsgevonden en dient nog te geschieden. Als waardepeildatum kan het moment van levering op 1 april 2022 worden aangehouden. De overwaarde die er op dat moment was moet worden verdeeld, waarbij de helft van de overwaarde (€ 43.250) aan [naam02] moet worden toebedeeld. Ten aanzien van vorderingen C en D heeft [naam02] aangevoerd dat [naam01] wordt veroordeeld om aan haar te betalen de helft van de schulden bij Neckermann en Wehkamp (vordering C) en tevens de helft van de schuld bij de Belastingdienst (vordering D).
3.8.
[naam01] voert verweer. [naam01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam02] , dan wel tot afwijzing van de reconventionele vorderingen van [naam02] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam02] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

Eisvermeerderingen
4.1.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling, partijen gehoord hebbend, zowel de eisvermeerdering van [naam01] als die van [naam02] toegestaan. Van strijd met de goede procesorde is geen sprake. In dit oordeel is meegewogen dat geen van partijen bezwaar had tegen het instellen van de eisvermeerdering door de andere partij.
Verdeling van de woning
4.2.
In de kern komt het geschil tussen partijen neer op de vraag of met ondertekening van het convenant op 4 februari 2013 partijen de woning hebben toegedeeld aan [naam01] . Niet in geschil is dat [naam01] vanaf het moment dat [naam02] in 2012 de woning heeft verlaten de woning heeft gebruikt en de woonlasten heeft gedragen; dat de goederenrechtelijke verdeling van de woning niet heeft plaatsgevonden en dat de woning op 1 april 2022 aan een derde partij is verkocht en geleverd.
4.3.
[naam01] stelt dat partijen in het convenant de woning aan hem hebben toegedeeld, terwijl [naam02] dit betwist en aanvoert dat alleen over het gebruik van de woning door [naam01] afspraken in het convenant zijn vastgelegd. Uitgangspunt bij de uitleg van een overeenkomst, waaronder een convenant, is dat deze dient te geschieden aan de hand van het zogenaamde Haviltex-criterium. Dit houdt in dat niet kan worden volstaan met een taalkundige benadering, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de overeengekomen bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
Aan de tekst van het convenant kan naar het oordeel van de rechtbank niet veel waarde worden gehecht. [naam02] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij het convenant (samen met [naam01] ) heeft opgesteld. Partijen beschikten niet over relevante juridische kennis. Dat maakt dat de rechtbank de tekst van het convenant minder van belang acht. Partijen hebben geen juridisch afgewogen keuze gemaakt in de woorden die zijn gebruikt om afspraken te maken over de woning.
4.5.
De rechtbank acht daarentegen wel van belang dat partijen bij het opstellen van het convenant zijn uitgegaan van een onderwaarde van de woning. Dat blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het Whatsappbericht van 19 november 2012 (r.o. 2.2). Bij de mondelinge behandeling heeft [naam02] aangevoerd dat uit het Whatsappbericht van 19 november 2012 volgt dat zij haar toenmalige schoonmoeder heeft willen geruststellen over de omvang van de onderwaarde. Ook als de rechtbank deze redenering van [naam02] volgt, neemt dat niet weg dat [naam02] uitging van enige onderwaarde, door haar genoemd als: “een verlies van hooguit € 8.000,- per man.” Een schuld aan de bank was voor partijen niet wenselijk. Door de woning (met onderwaarde) toe te delen aan [naam01] kon worden voorkomen dat partijen meer opeisbare schulden hadden.
4.6.
De rechtbank hecht daarnaast veel waarde aan de Whatsappberichten, omdat daaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat het de bedoeling van [naam02] was om de woning aan [naam01] toe te delen.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is door [naam02] ingegaan op de Whatsappberichten. Daar waar [naam02] in haar conclusie van antwoord de Whatsappberichten heeft betwist, heeft zij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de overgelegde Whatsappberichten (r.o. 2.2) heeft verstuurd aan haar toenmalige schoonmoeder. In de pleitaantekeningen heeft [naam02] aangegeven dat zij met de opmerking
“Heb gezegd dat ik niks hoef”heeft willen aangeven dat zij de woning niet zelf wilde gebruiken en dat zij de woning ook niet zelf toegedeeld wilde krijgen.
Omdat niet is gesteld of gebleken dat partijen in 2013 hebben gesproken over verkoop van de woning aan een derde partij houdt de opmerking van [naam02] dat zij in 2013 de woning niet zelf toegedeeld wenste te krijgen naar het oordeel van de rechtbank in dat de woning zou worden toegedeeld aan [naam01] .
Dat sluit ook aan bij de andere Whatsappberichten die [naam02] heeft gestuurd. [naam02] heeft het over “afstand doen van de woning”, dat [naam01] “alles mag houden” en dat zij heeft gezegd “dat zij niets hoeft”.
De advocaat van [naam02] heeft tijdens de mondelinge behandeling over het Whatsappbericht van 22 januari 2013 nog opgemerkt dat [naam02] heeft bedoeld dat zij afstand deed van de inboedel die zich bevond in het huis. Het woord “huis” is in een apart Whatsappbericht verstuurd, maar zou onderdeel uitmaken van het Whatsappbericht van 20:09:29 uur, zo begrijpt de rechtbank. Gelet op het bericht van 26 december 2012 waarin [naam02] schrijft:
“Huis afstamd”en de vaststelling dat in het bericht van 26 december 2012 niet over de inboedel wordt gesproken volgt de rechtbank deze uitleg van de advocaat [naam02] niet.
4.8.
Dat partijen toedeling van de woning aan [naam01] voor ogen stond bij het ondertekenen van het convenant blijkt daarnaast ook uit het feit dat [naam01] vanaf 2013 alle woonlasten heeft gedragen en het onderhoud van de woning voor zijn rekening heeft genomen zonder dat [naam02] daar enige bijdrage aan heeft geleverd. [naam02] heeft negen jaar lang niet naar de woning geïnformeerd. Pas nadat de woning in november 2021 door [naam01] met overwaarde is verkocht heeft [naam02] zich op het standpunt gesteld dat de woning nog verdeeld diende te worden. Dat standpunt nam [naam02] echter pas in nadat partijen zich eerst negen jaar lang hebben gedragen alsof de woning toegedeeld was aan [naam01] . Gelet op de omstandigheden genoemd in rechtsoverwegingen 4.4, 4.5, 4.6, 4.7 en 4.8 mocht [naam01] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [naam02] instemde met zowel de feitelijke toedeling van de woning aan [naam01] als met de financiële consequenties daarvan. Met het convenant hebben partijen dan ook op 4 februari 2013 de woning aan [naam01] toegedeeld.
Verklaring voor recht eigendom
4.9.
[naam01] vordert een verklaring voor recht dat partijen zijn overeengekomen dat [naam01] sinds 4 februari 2013 enig eigenaar van de woning is geweest. Toedeling van de woning aan [naam01] levert echter nog geen eigendom van de woning op. De levering van de woning is op grond van artikel 3:186 BW een uitvoeringshandeling die op de verdeling dient te volgen wil de deelgenoot aan wie het goed is toegedeeld, dat goed ook kunnen verkrijgen. Ondanks dat de woning dus wel sinds 4 februari 2013 aan [naam01] is toegedeeld kan de rechtbank niet voor recht verklaren dat [naam01] ook sinds 4 februari 2013 enig eigenaar van de woning is geweest (dan wel dat partijen dat zijn overeengekomen) want daarvoor had [naam01] voor de goederenrechtelijke verdeling moeten zorgen. De gevorderde verklaring voor recht kan dan ook niet volledig worden toegewezen.
Wel kan de rechtbank voor recht verklaren dat [naam01] gerechtigd is tot de gehele overwaarde. Partijen hebben immers in het convenant de woning aan [naam01] toegedeeld. Daarbij komt dat [naam01] negen jaar lang alle lasten van de woning heeft gedragen. [naam01] dient daarom naast het dragen van de lasten ook van de lusten te profiteren. Dat betreft zowel het woongenot als de gehele overwaarde.
4.10.
Met betrekking tot de omvang van de overwaarde van de woning gaat [naam01] uit van een bedrag van € 80.723,- terwijl [naam02] uitgaat van een bedrag van € 86.500,-. Dit geschilpunt behoeft geen beslechting nu de rechtbank voor recht zal verklaren dat [naam01] gerechtigd is tot de gehele overwaarde.
Verklaring voor recht niets verschuldigd aan [naam02]
4.11.
[naam01] heeft gevorderd (sub C) tevens voor recht te verklaren dat hij ter zake de verdeling van de woning geen enkel bedrag verschuldigd is aan [naam02] . In de processtukken wordt deze vordering van [naam01] niet toegelicht. Het is de rechtbank onduidelijk wat er precies moet worden verstaan onder “ter zake van de verdeling van de woning geen enkel bedrag”. Het is aan [naam01] als partij die een verklaring voor recht vordert om duidelijk te maken op welke grond hij meent recht te hebben op die verklaring. Dat heeft hij onvoldoende gedaan, zodat de rechtbank deze vordering zal afwijzen.
De depotovereenkomst
4.12.
De notaris heeft een bedrag van € 56.545,04 in depot. Partijen hebben in de depotovereenkomst afgesproken dat de notaris tot uitbetaling van het depotbedrag aan een van beide partijen mag overgaan indien:
“hij van beide partijen schriftelijk gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of na een rechterlijk uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.”
Omdat het vonnis, wanneer dit in kracht van gewijsde is gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, voldoende is om de notaris het depotbedrag aan [naam01] te laten uitbetalen ontbreekt bij [naam01] een belang om aanvullend daarop [naam02] te veroordelen de notaris te berichten dat het depotbedrag aan [naam01] dient te worden uitgekeerd. Om diezelfde reden ontbreekt ook het belang bij een verklaring zoals bedoeld in artikel 3:300 BW.
4.13.
Met betrekking tot het uitvoerbaar bij voorraad verklaren constateert de rechtbank dat hier door [naam02] geen verweer tegen is gevoerd, maar dat de declaratoire onderdelen van deze uitspraak zich naar hun aard niet uitvoerbaar bij voorraad laten verklaren. Dat houdt in dat [naam01] zal moeten wachten op uitbetaling van het depotbedrag totdat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan tenzij [naam02] eerder aan de notaris schriftelijk opdracht geeft dat zij haar medewerking verleent om het in depot gestelde bedrag aan [naam01] uit te keren.
4.14.
Hierbij spelen ook de kosten van de depotstelling een rol. [naam01] heeft gevorderd (sub D) om [naam02] te veroordelen in de kosten van de depotstelling. De door [naam01] in het petitum genoemde bedragen zijn door [naam02] niet betwist en worden onderbouwd door de overgelegde depotovereenkomst. Omdat het depotbedrag aan [naam01] dient te worden uitbetaald en [naam02] op het punt van de verdeling van de woning in het ongelijk wordt gesteld dient [naam02] ook de kosten van de depotstelling te dragen. [naam02] heeft geen gronden aangevoerd waarom, bij toewijzing van de vordering van [naam01] ten aanzien van de verdeling van de woning, de kosten toch (deels) voor rekening van [naam01] zouden moeten blijven, zodat de rechtbank deze vordering van [naam01] zal toewijzen. Hoe eerder [naam02] haar medewerking verleent (zie hiervoor onder 4.13) hoe lager de kosten van de notaris zullen zijn.
Voorwaardelijke vordering van [naam01]
4.15.
[naam01] heeft een voorwaardelijke vordering ingesteld (sub E) voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat [naam02] rechthebbende op (de verkoopopbrengst van) de woning is gebleven. Verwijzend naar hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen in rechtsoverweging 4.9 is niet aan deze voorwaarde voldaan, zodat deze voorwaardelijke vordering niet zal worden behandeld. Bij de mondelinge behandeling heeft [naam01] desgevraagd verklaard dat zijn eisvermeerdering ook valt onder deze voorwaardelijk vordering zodat ook die vordering niet zal worden behandeld.
Gebruiksvergoeding (eisvermeerdering [naam02] )
4.16.
[naam02] vordert om [naam01] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding. De hoogte van de gevorderde gebruiksvergoeding koppelt [naam02] aan het door [naam01] bij dagvaarding (voorwaardelijk) gevorderde bedrag aan woonlasten. Mocht [naam02] dienen bij te dragen aan de woonlasten dan staat daar tegenover dat zij geen gebruiksgenot van de woning heeft gehad en zij daarvoor (financieel) gecompenseerd wenst te worden. De vordering van [naam02] is daarom ook een voorwaardelijke vordering, afhankelijk van de beslissing omtrent de woonlasten. Nu de voorwaardelijke vordering van [naam01] met betrekking tot de woonlasten niet zal worden behandeld komt de rechtbank ook niet toe aan de behandeling van de vordering van [naam02] met betrekking tot de gebruiksvergoeding.
Bankspaarrekening (eisvermeerdering [naam02] )
4.17.
[naam02] vordert om [naam01] te veroordelen tot betaling van de helft van de aan de hypotheek gekoppelde bankspaarrekening. De bankspaarrekening maakt onderdeel uit van de hypotheek die partijen ten behoeven van de woning hadden afgesloten. [naam02] heeft met betrekking tot deze vordering te weinig gesteld, zodat de rechtbank haar vordering zal afwijzen. Zo heeft [naam02] niet gesteld dat zij heeft bijgedragen aan de opgebouwde waarde van de bankspaarrekening; is het onduidelijk tot wanneer zij eventueel heeft bijgedragen aan de opbouw van de bankspaarrekening en heeft [naam02] ook niets gesteld over de waarde op het moment dat zij gestopt is bij te dragen aan de opbouw.
Wehkamp, Neckermann en de Belastingdienst
4.18.
[naam02] vordert onder sub C en D dat [naam01] de helft betaalt van de schulden die zij in het kader van de echtscheiding voor haar rekening heeft genomen. Ook deze vordering van [naam02] is een reactie op de voorwaardelijke vordering van [naam01] . Dat blijkt wel uit het feit dat [naam02] zelf in haar conclusie van antwoord in conventie wijst op de afspraak die partijen in het convenant hebben gemaakt met betrekking tot de schulden (r.o. 2.3). Partijen hebben afgesproken dat schulden die op naam staan niet kunnen worden verhaald bij de ander. Hetgeen [naam02] heeft aangevoerd in conventie wordt in de reconventie herhaald en integraal ingelast. Over de uitleg van het convenant met betrekking tot de bepaling onder het kopje “SCHULDEN” bestaat geen verschil van mening tussen partijen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam02] desgevraagd bevestigd dat de schulden aan Wehkamp, Neckermann en de Belastingdienst - waarvan in sub C en D gedeeltelijke betaling door [naam01] wordt gevorderd - schulden zijn die op haar naam stonden.
Op grond van het convenant worden deze schulden toegerekend aan [naam02] . [naam01] hoefde niet aan de aflossing van die schulden bij te dragen. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
4.19.
De rechtbank zal de proceskosten van partijen zowel in conventie als in reconventie compenseren gelet op de relatie van partijen (ex-echtgenoten), zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.20.
Voor wat betreft de uitvoerbaar bij voorraad verklaring verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar hetgeen bij rechtsoverweging 4.13 al is geoordeeld. Het veroordelende onderdeel van het dictum (het voldoen van de kosten van de depotstelling) hangt echter zo nauw samen met het declaratoire onderdeel van het dictum (de verklaring voor recht dat de gehele overwaarde van de woning aan [naam01] toekomt) dat de rechtbank de uitvoerbaar bij voorraadverklaring in zijn geheel zal afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [naam01] gerechtigd is tot de gehele overwaarde van de woning aan de [adres01] te ( [postcode01] ) Schiedam;
5.2.
veroordeelt [naam02] in de kosten van de depotstelling bij de notaris voor een bedrag van € 423,50, te vermeerderen met de over het depotbedrag te betalen negatieve rente van 0,5%;
5.3.
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [naam02] af;
5.6.
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.
[2990/2294]