ECLI:NL:RBROT:2022:10946

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
10216831 / VV EXPL 22-497
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding met betrekking tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding dat is ingesteld door [eiseres01] tegen Stichting Woonstad Rotterdam. De mondelinge uitspraak vond plaats op 5 december 2022, naar aanleiding van een executiegeschil dat voortvloeit uit eerdere vonnissen van de kantonrechter van 25 november 2021 en 14 oktober 2022. De vorderingen van [eiseres01] zijn gericht op het schorsen van de tenuitvoerlegging van deze vonnissen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de belangenafweging in het executiegeschil in het voordeel van [eiseres01] uitvalt, omdat het belang van Woonstad voornamelijk financieel is en kan worden ondervangen door voorwaarden te stellen aan de schorsing. De kantonrechter heeft besloten de tenuitvoerlegging van de eerdere vonnissen te schorsen, onder de voorwaarde dat [eiseres01] de huur of schadevergoeding tijdig blijft betalen. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10216831 / VV EXPL 22-497
datum uitspraak: 5 december 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
gevestigd in [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.E. Reijnen te Amsterdam,
tegen
Stichting Woonstad Rotterdam,
statutair gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A. den Engelsen te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘Woonstad’ genoemd.
Aanwezig is mr. A.J.L.M. van der Wildt, kantonrechter, bijgestaan door mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • namens [eiseres01] de heer [naam01] (directeur), bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres01] ;
  • namens Woonstad de heer [naam02] (adviseur bedrijfshuisvesting), bijgestaan door de gemachtigde van Woonstad.
De kantonrechter gaat over tot de bij dagbepaling van 30 november 2022 bepaalde mondelinge behandeling van het kort geding.

1.Verklaringen van partijen

1.1.
Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
De vorderingen van [eiseres01] komen neer op een executiegeschil als bedoeld in artikel 438 Rv met betrekking tot de vonnissen van de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 25 november 2021 (een verstekvonnis) en 14 oktober 2022 (een verzetvonnis).
2.2.
De partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak heeft verkregen heeft in principe het recht om deze uitspraak ten uitvoer te leggen. Dit kan onder bijzondere omstandigheden toch (tijdelijk) door de rechter in een executiegeschil (zoals nu aan de orde) worden verboden. Het gaat daarbij om de situatie dat het belang van de partij bij voorlopig behoud van de bestaande situatie, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij tenuitvoerlegging. Een belangenafweging dus. Aangezien de rechter in dit geval de uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet kenbaar heeft gemotiveerd in zijn vonnis, moet het er voor worden gehouden dat die belangenafweging nog niet heeft plaatsgevonden en dat de rechter die moet oordelen in het executiegeschil dat alsnog moet doen. De rechter in het executiegeschil is daarbij gebonden aan de door de vorige rechter vastgestelde feiten en mag geen voorschot nemen op de kansen van de zaak in hoger beroep. Tot slot kan de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak ook worden geschorst als sprake is van een kennelijke feitelijke of juridische misslag (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 20 december 2019, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2019:2026).
2.3.
Van een kennelijke feitelijke misslag is, anders dan [eiseres01] meent, geen sprake. Op alle argumenten die [eiseres01] in dit verband aanvoert, is al beslist door de kantonrechter die het vonnis van 14 oktober 2022 heeft gewezen. [eiseres01] mag het daar niet mee eens zijn, maar daar zal de rechter in hoger beroep over moeten oordelen.
2.4.
Dan resteert enkel nog de belangenafweging. Het belang van [eiseres01] weegt, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zwaarder dan het belang van Woonstad. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.5.
Het belang van Woonstad is enkel een financieel belang. Dat belang kan echter worden ondervangen door aan de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis de voorwaarde te verbinden dat [eiseres01] de huur, dan wel de schadevergoeding vanaf de maand januari 2023 steeds tijdig zal moeten blijven betalen. Daar komt bij dat [eiseres01] de in het vonnis van 14 oktober 2022 toegewezen huurachterstand inmiddels (nagenoeg) geheel heeft ingelopen. Tot slot zou ontruiming op 8 december 2022 tot een onomkeerbare situatie leiden.
2.6.
Gelet op het voorgaande schorst de kantonrechter de tenuitvoerlegging van de vonnissen van 25 november 2021 en 14 oktober 2022, op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld.
2.7.
In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
schorst de tenuitvoerlegging van de op 25 november 2021 en 14 oktober 2022 door de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam onder zaaknummers 9529817 / CV EXPL 21-36652 en 9684195 / CV EXPL 22-4706 gewezen vonnissen totdat:
 de termijn om tegen de op 25 november 2021 en 14 oktober 2022 door de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam onder zaaknummers 9529817 / CV EXPL 21-36652 en 9684195 / CV EXPL 22-4706 gewezen vonnissen in hoger beroep te gaan ongebruikt is verstreken; of
 in hoger beroep tegen die vonnissen is beslist;
en verder onder de voorwaarde dat [eiseres01] de maandelijkse huur, dan wel de schadevergoeding ten bedrage van € 2.588,04 inclusief btw steeds tijdig (dat wil zeggen: steeds uiterlijk vóór de eerste dag van de maand waarop de betaling betrekking heeft) aan Woonstad betaalt;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.4.
wijst al het andere af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
38671