Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[verweerder01],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Service-Plus B.V. en de onder bewind gestelde [verweerder01], vertegenwoordigd door de gemachtigde mr. R. Scheltes. De procedure volgde op een tussenbeschikking van 5 september 2022, waarin Service-Plus was toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten die de verstoorde arbeidsverhouding konden onderbouwen. Na een getuigenverhoor op 9 november 2022 heeft Service-Plus haar verzoek gewijzigd en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2023, met toekenning van een transitievergoeding van € 7.692,00 bruto.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verstoring van de arbeidsverhouding is ontstaan, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet redelijkerwijs van Service-Plus kan worden gevergd. De kantonrechter heeft daarbij de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek in acht genomen, waaronder artikel 7:669 lid 1 en artikel 7:671b lid 1 sub a. De rechter heeft geoordeeld dat herplaatsing niet in de rede ligt en dat er geen opzegverbod van toepassing is.
De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 januari 2023, en de kantonrechter heeft de transitievergoeding toegewezen aan OBIN q.q. De rechter heeft ook bepaald dat Service-Plus het netto-equivalent van de transitievergoeding uiterlijk op 31 januari 2023 aan OBIN q.q. moet betalen. Tot slot is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.