ECLI:NL:RBROT:2022:10939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9927994 / VZ VERZ 22-8035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding met toekenning van transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Service-Plus B.V. en de onder bewind gestelde [verweerder01], vertegenwoordigd door de gemachtigde mr. R. Scheltes. De procedure volgde op een tussenbeschikking van 5 september 2022, waarin Service-Plus was toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten die de verstoorde arbeidsverhouding konden onderbouwen. Na een getuigenverhoor op 9 november 2022 heeft Service-Plus haar verzoek gewijzigd en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2023, met toekenning van een transitievergoeding van € 7.692,00 bruto.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verstoring van de arbeidsverhouding is ontstaan, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet redelijkerwijs van Service-Plus kan worden gevergd. De kantonrechter heeft daarbij de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek in acht genomen, waaronder artikel 7:669 lid 1 en artikel 7:671b lid 1 sub a. De rechter heeft geoordeeld dat herplaatsing niet in de rede ligt en dat er geen opzegverbod van toepassing is.

De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 januari 2023, en de kantonrechter heeft de transitievergoeding toegewezen aan OBIN q.q. De rechter heeft ook bepaald dat Service-Plus het netto-equivalent van de transitievergoeding uiterlijk op 31 januari 2023 aan OBIN q.q. moet betalen. Tot slot is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9927994 / VZ VERZ 22-8035
datum uitspraak: 22 november 2022
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Service-Plus B.V.,
statutair gevestigd in Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.J.M. Damen te Breda,
aanvankelijk tegen
[verweerder01],
wonende in [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. R. Scheltes te Rotterdam,
en inmiddels tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[verweerder01],
gevestigd in Culemborg,
verweerster,
gemachtigde: mr. R. Scheltes te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘Service-Plus’ en ‘OBIN q.q.’ genoemd. De onder bewind gestelde wordt hierna ‘ [verweerder01] ’ genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij tussenbeschikking van 5 september 2022 is Service-Plus toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [verweerder01] onder invloed van alcohol zijn werkzaamheden heeft verricht en/of dat [verweerder01] tijdens werktijd alcohol heeft genuttigd en/of dat [verweerder01] collega’s heeft gepest en geïntimideerd.
1.2.
Op 9 november 2022 heeft een getuigenverhoor aan de zijde van Service-Plus plaatsgevonden.
1.3.
Na afloop van het getuigenverhoor zijn partijen met elkaar in overleg getreden. Dat overleg heeft ertoe geleid dat Service-Plus bij e-mail van 18 november 2022 haar verzoek in die zin heeft gewijzigd, dat zij verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2023 te ontbinden op de grond dat tussen partijen een verstoring van de verstandhouding is ontstaan, zodanig dat van Service-Plus in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten, zonder dat [verweerder01] daarvan een verwijt treft. Service-Plus verzoekt de kantonrechter verder om aan OBIN q.q. de wettelijke transitievergoeding ten bedrage van € 7.692,00 bruto toe te kennen, waarbij wordt opgemerkt dat [verweerder01] wordt geacht al zijn openstaande vakantiedagen te hebben opgenomen. Tot slot verzoekt Service-Plus om de proceskosten te compenseren.
1.4.
OBIN q.q. refereert zich, na aanvankelijk verweer te hebben gevoerd, aan dit gewijzigde verzoek.

2..De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd, indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden ingevolge artikel 7:671b lid 2 eerste volzin BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. In artikel 7:669 lid 3 BW is (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
2.2.
Uit hetgeen partijen hebben gesteld en hetgeen zij ter onderbouwing daarvan in het geding hebben gebracht, leidt de kantonrechter af dat een verstoring van de arbeidsverhouding is ontstaan, zodanig dat van Service-Plus in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 1 sub a BW in samenhang met artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Herplaatsing ligt niet in de rede. Het is tot slot niet gesteld of gebleken dat sprake is van enig opzegverbod. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden.
2.3.
Partijen zijn het er kennelijk over eens dat bij ontbinding van de arbeidsovereen-komst met ingang van 1 januari 2023 de opzegtermijn als bedoeld in artikel 7:672 BW in acht wordt genomen, zodat de arbeidsovereenkomst - overeenkomstig het verzoek van Service-Plus - zal worden ontbonden per genoemde datum van 1 januari 2023.
2.4.
Service-Plus heeft verzocht om aan OBIN q.q. de transitievergoeding ten bedrage van € 7.692,00 bruto toe te kennen, met dien verstande dat [verweerder01] wordt geacht al zijn openstaande vakantiedagen te hebben opgenomen. OBIN q.q. kan zich in dit verzoek vinden. Die vergoeding zal de kantonrechter dan ook op de hierna te noemen wijze aan OBIN q.q. toekennen en hij zal Service-Plus daarbij ook veroordelen tot betaling van het netto-equivalent van die vergoeding uiterlijk op 31 januari 2023.
2.5.
Er worden geen termen aanwezig geacht om de ene partij de proceskosten van de andere partij te laten vergoeden, zodat overeenkomstig het verzoek van Service-Plus bepaald zal worden dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2023;
3.2.
kent aan OBIN q.q. een transitievergoeding toe ten bedrage van € 7.692,00 bruto;
3.3.
veroordeelt Service-Plus om het netto-equivalent van het onder 3.2. genoemde bedrag van € 7.692,00 uiterlijk op 31 januari 2023 aan OBIN q.q. te betalen;
3.4.
bepaalt dat partijen de eigen kosten van deze procedure dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt, kantonrechter, en vandaag in het openbaar uitgesproken.
38671