ECLI:NL:RBROT:2022:10923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
C/10/642018 / HA ZA 22-583
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident betreffende relatieve bevoegdheid en afwijzing van vordering in civiele procedure

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam in een incident uitspraak gedaan over de relatieve bevoegdheid in een civiele procedure tussen Hooghwerff Holding B.V. en [gedaagde01]. Hooghwerff, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van een bedrag van € 271.513,39 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, wegens verontreiniging van percelen grond die zij van [gedaagde01] had gekocht. [gedaagde01] voerde verweer en stelde een vordering in reconventie in. In het incident vorderde [eiseres01] dat de zaak zou worden doorverwezen naar de sector Civiel van de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, omdat zij meende dat deze locatie bevoegd was. De rechtbank oordeelde echter dat de sector Civiel van de locatie Rotterdam bevoegd was en wees de incidentele vordering af. [eiseres01] werd veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 563,00. De hoofdzaak zal op 28 december 2022 weer op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642018 / HA ZA 22-583
Vonnis in incident van 14 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGHWERFF HOLDING B.V.,
statutair gevestigd in Strijen,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.R. Vermeulen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.C.F. Berkhof te Goes.
Partijen worden hierna Hooghwerff en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 juli 2022, met producties 1 tot en met 21;
  • de exceptie van onbevoegdheid tevens houdende conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Hooghwerff vordert in de hoofdzaak om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 271.513,39 exclusief btw aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en € 1.038,62 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
2.2.
Hooghwerff legt aan haar vordering - kort gezegd - ten grondslag dat door Hooghwerff van [gedaagde01] gekochte percelen grond ernstig zijn verontreinigd, terwijl deze verontreiniging voorafgaand en tijdens de koop nooit aan Hooghwerff is medegedeeld. Volgens Hooghwerff is daarmee
primairsprake van non-conformiteit, dan wel
subsidiairvan dwaling.
2.3.
[gedaagde01] voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering van Hooghwerff. Daarnaast stelt [gedaagde01] een vordering in reconventie in, die strekt tot opheffing van het gelegde beslag.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[eiseres01] vordert dat de zaak wordt doorverwezen naar de sector Civiel van de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, met veroordeling van [eiseres01] in de proceskosten in het incident.
3.2.
[eiseres01] stelt daartoe het volgende. In randnummer 6.1 en 6.2 van de dagvaarding onderbouwt Hooghwerff dat de sector Civiel van de Rechtbank Rotterdam bevoegd is om kennis te nemen van dit geschil en stelt Hooghwerff expliciet dat de locatie Dordrecht van deze rechtbank bevoegd is om over de onderhavige vordering te oordelen. Hooghwerff heeft [eiseres01] echter bij dagvaarding opgeroepen te verschijnen voor de locatie Rotterdam van deze rechtbank. De sector Civiel van de locatie Rotterdam van deze rechtbank is niet bevoegd, zodat de zaak ter verdere behandeling intern moet worden doorgezonden aan de locatie Dordrecht van deze rechtbank.
3.3.
Hooghwerff refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie is tijdig en voor alle weren genomen.
4.2.
Op grond van artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij, tenzij de wet anders bepaalt. Niet in geschil is dat [eiseres01] woonachtig is in [plaats01] en dat deze plaats behoort tot het arrondissement van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank begrijpt dat [eiseres01] van mening is dat de zaak volgens het zaaksverdelingsreglement behandeld moet worden bij de locatie Dordrecht van deze rechtbank.
4.3.
Sinds de Wet herziening gerechtelijke kaart, in werking getreden op 1 januari 2013, is de rechtbank te Dordrecht opgehouden te bestaan en beslaat het arrondissement van deze rechtbank dat van haar beide voorgangers (de rechtbank te Rotterdam en de rechtbank te Dordrecht; zie de artikelen I en CII en verder van die wet). Het zaaksverdelingsreglement is hierbij een leidraad voor de (interne) verdeling van zaken. Het behandelen van een zaak op de ene locatie dan wel de andere locatie van deze rechtbank, kan niet leiden tot onbevoegdheid van deze rechtbank.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
4.5.
[eiseres01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld. Die proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op € 563,00 (één punt) aan salaris voor de advocaat van Hooghwerff.

5..De beslissing

De rechtbank:
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de kosten van het incident, aan de zijde van Hooghwerff tot op vandaag begroot op € 563,00;
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 december 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is door de rolrechter ondertekend en op 14 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
3349 / 1407