ECLI:NL:RBROT:2022:10918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
643609 / HA RK 22-869
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster tegen mr. B.J.R. van Tongeren, rechter in de rechtbank Rotterdam. De verzoekster had het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een vonnis dat op 3 juni 2022 was gewezen in een civiele procedure. In dat vonnis was de vordering van de wederpartij tot voeging van zaken afgewezen, en was een datum bepaald voor de behandeling van een voorlopige voorziening. Verzoekster stelde dat de rechter onterecht had gehandeld door eerst vonnis te wijzen zonder haar de gelegenheid te geven om te reageren in de hoofdzaak, en dat er sprake was van corruptie en valsheid in geschrifte.

De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldoende feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen aanwijzing gaven voor een vrees voor vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/643609 / HA RK 22-869
Beslissing van 27 september 2022
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde [naam gemachtigde] ,
strekkende tot wraking van:
mr. B.J.R. van Tongeren, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
In de procedure met kenmerk 9893637 \ CV EXPL 22-15779 heeft de rechter op 3 juni 2022 een vonnis gewezen. In dat vonnis is de vordering van de wederpartij van verzoekster tot voeging van zaken afgewezen, en is een datum bepaald voor de behandeling van de vordering van diezelfde wederpartij tot het treffen van een voorlopige voorziening. Nadat de wederpartij van verzoekster die laatste vordering had ingetrokken, heeft de kantonrechter de zaak naar de rol verwezen van 25 augustus 2022. Verzoekster heeft dan de gelegenheid te reageren op de dagvaarding en de stukken die daarbij zijn overgelegd.
1.2.
Per brief van 24 augustus 2022 heeft verzoekster wraking van de rechter verzocht.
1.3.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het vonnis van 3 juni 2022;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
1.4.
Verzoekster en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 7 september 2022.
1.5.
Ter zitting van 16 september 2022 waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoekster, haar gemachtigde en de rechter.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd.
De rechter heeft op 3 juni 2022 vonnis gewezen in het door de wederpartij van verzoekster opgeworpen incident terwijl er geen zitting heeft plaatsgevonden en verzoekster nog niet in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen. Er is dan ook sprake van corruptie. Daarnaast heeft de advocaat van de wederpartij van verzoekster valsheid in geschifte gepleegd. De nota’s van de huurachterstanden die bij de dagvaarding zijn gevoegd moeten worden aangemerkt als fraudedocumentatie. De rechter heeft niet goed naar deze documentatie gekeken waardoor het recht van verzoekster op een eerlijk proces is aangetast.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Iedere nadere toelichting op grond waarvan tot het oordeel zou moeten worden gekomen dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt in het wrakingsverzoek gemist. De incidentele vordering van de wederpartij van verzoekster om de zaak met een andere bij de rechtbank aanhangige zaak tussen partijen te voegen, is afgewezen. Aan de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak is de rechter nog niet toegekomen. Verzoekster krijgt de gelegenheid om te reageren op de dagvaarding. Dat sprake is van corruptie of valsheid in geschrifte, ontgaat de rechter dan ook.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Verzoekster heeft dat ook niet gesteld.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.4.1.
De rechter heeft in het vonnis van 3 juni 2022 de door de wederpartij van verzoekster gevorderde voeging afgewezen. Op dit punt is verzoekster, nu zij bezwaar had gemaakt tegen de incidentele vordering tot voeging, door de rechter dus in het gelijk gesteld. Ten aanzien van de beslissing van de rechter om eerst vonnis in het incident te wijzen alvorens verzoekster in de gelegenheid te stellen om te reageren in de hoofdzaak, geldt dat – zonder nadere toelichting van verzoekster – niet valt in te zien dat deze beslissing enige aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert. Nog afgezien daarvan geldt dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Ten overvloede wordt nog overwogen dat de rechter tijdens de zitting waar het wrakingsverzoek is behandeld, heeft toegelicht dat verzoekster nog gelegenheid krijgt om te reageren in de hoofdzaak. Een geobjectiveerde vrees van vooringenomenheid van de rechter kan op basis van deze gang van zaken dan ook niet worden afgeleid.
3.4.2.
Verzoekster verwijt de rechter verder dat hij bij de dagvaarding gevoegde stukken waarvan verzoekster aangeeft dat het vervalste stukken zijn, niet achterwege laat. Zoals reeds overwogen, krijgt verzoekster nog de gelegenheid om te reageren op de dagvaarding en de daarbij gevoegde stukken. Vervolgens is het aan de rechter om, na alle partijen gehoord te hebben, een beslissing te nemen over de door beide partijen ingediende stukken. De rechter is dus niet gehouden, zoals verzoekster kennelijk meent, om op voorhand de door de wederpartij van verzoekster ingediende stukken te beoordelen en te beslissen dat bepaalde stukken geen onderdeel uitmaken van het procesdossier.
3.5.
Het verzoek is ongegrond en zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. B.J.R. van Tongeren.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en mr. W.P.M. Jurgens, rechters, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022 in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier.