ECLI:NL:RBROT:2022:10916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
643325 / HA RK 22-845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan vooringenomenheid en eerlijke procesgang

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 november 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door D.S.A. MARITIEM GmbH & Co. K.G. tegen mr. R.R. Roukema, de rechter die de behandeling van een geschil over een ontslag op staande voet en ontbinding van een arbeidsovereenkomst leidde. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter de behandeling van de zaak wilde voortzetten zonder dat er een tolk aanwezig was voor de verzoekende partij, wat volgens de verzoekster in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat recht op een eerlijk proces waarborgt.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter. De rechter had aangegeven dat de feitelijke gang van zaken rondom het ontslag niet kon worden behandeld zonder een tolk, en dat hij de gemachtigde van de verzoekende partij de gelegenheid wilde geven om juridische aspecten van de zaak toe te lichten. De rechtbank concludeerde dat de rechter in zijn handelen niet blijk had gegeven van vooringenomenheid en dat de voortzetting van de behandeling in de gegeven omstandigheden begrijpelijk was.

De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen als er objectieve aanwijzingen zijn voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De gronden die door de verzoekster werden aangevoerd, voldeden niet aan de hoge drempel die hiervoor geldt. De rechtbank wees het verzoek tot wraking dan ook af, en verklaarde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/643325 / HA RK 22-845
Beslissing van 29 november 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
D.S.A. MARITIEM GmbH & Co. K.G.,
gevestigd te Zwijndrecht,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde mr. J.H. Weermeijer,
strekkende tot de wraking van
mr. R.R. Roukema,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoekster strekt tot wraking van de rechter in de verzoekschriftprocedure met kenmerk 9825378 HA VERZ 22-32. Die zaak betreft een geschil tussen [naam wederpartij] als verzoekster en verzoekster als verweerster. Inzet van de zaak is het verzoek van [naam wederpartij] tot vernietiging van een ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toekenning van een transitievergoeding.
Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekster, op 22 augustus 2022 mondeling gedaan tijdens de mondelinge behandeling van de hiervoor onder 1.1. genoemde zaak;
  • het proces-verbaal van 22 augustus 2022 waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 28 september 2022, met daarin het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer;
  • de beslissing van de wrakingskamer van 25 oktober 2022, waarin het verzoek van verzoekster tot wraking van de rechters van de wrakingskamer wordt afgewezen;
  • de schriftelijke reactie van de rechter, ingekomen op 18 november 2022.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 24 november 2022 is de rechter verschenen. Verzoekster en haar gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 22 augustus 2022 houdt – voor zover thans van belang – het volgende in:
“…..
De kantonrechter opent de mondelinge behandeling.
Kantonrechter: In het verzoekschrift gaat het over zeevarenden, dat moet mr. Chedie straks
nog maar uitleggen, want zo te zien gaat het om binnenvaart. Verder kan uit de stukken
worden afgeleid dat verweerster in Kleef is gevestigd en daar wordt niets over geschreven
in het verzoekschrift.
Mr. Chedie: Daar wil ik straks nog wel het een en ander over zeggen. Maar er is geen tolk
voor mijn cliënt. Die is vanochtend afgebeld. We kunnen nog inbellen, zodat een tolk
telefonisch aanwezig kan zijn.
Kantonrechter: De aanwezigheid van een tolk is uw verantwoordelijkheid. Ik zal de
mondelinge behandeling niet in het Engels doen. Ik hoor uw cliënt zeggen dat hij maar
een beetje Engels spreekt.
Mr. Weermeijer: Ik ben wel heel benieuwd naar wat de lezing van verzoeker zelf is. Dus als
er geen tolk is, zou ik de zaak willen aanhouden.
Kantonrechter: Ik heb geen verweerschrift van u gezien, maar ik heb alleen afschriften van
de correspondentie tussen u en mr. Chedie gekregen.
Mr. Weermeijer: Ik heb bedoeld dat de verweren uit de correspondentie zouden blijken. Ik
heb de griffier op de hoogte gehouden. Ik heb van hem nooit gehoord dat er een verweer
moest komen. U kent ook artikel 6 EVRM.
Kantonrechter: Ik had het alleen over het verweerschrift.
Mr. Weermeijer: Ik vind het geen prettige opmerking. Er is geen regel in de wet die verbiedt
dat ik dit zo doe.
Na het inbellen blijkt er geen tolk beschikbaar.
Kantonrechter: Nu er geen tolk is kunnen we niet van verzoeker horen hoe volgens hem de
feitelijke gang van zaken is geweest. We kunnen op dit moment wel werken met twee
ficties: verzoeker is ontslagen (standpunt verzoeker) of verzoeker is niet ontslagen (standpunt verweerster) en wat dat betekent. Uit de stukken blijkt dat u eerder tot
overstemming lijkt te zijn gekomen, maar dat dat is misgegaan omdat onduidelijk was of er
een netto- of een brutobedrag is afgesproken. Wellicht kunt u nader met elkaar in overleg nu
u hier bij elkaar bent?
Mr. Weermeijer: Ik heb mijn cliënt daar al op voorbereid. Dus ik zou daarover graag op de
gang overleggen.
Kantonrechter: Maar ik wil eerst even horen wat het standpunt van mr. Chedie is. Daarbij
gaat het mij niet om de feitelijke gang van zaken rond het al dan niet ontslag geven
waarover verzoeker alleen zelf kan verklaren, maar om juridische standpunten.
Mr. Weermeijer: Ik ben van mening dat de behandeling niet kan doorgaan. Ik vind dit niet
zoals het hoort te gaan. De zitting moet geschorst worden. Mijn standpunt is dat verzoeker
zegt dat hij ontslagen is, maar er is geen tolk.
Kantonrechter: Maar ik wil graag van mr. Chedie horen wat zijn juridische standpunt is,
bijvoorbeeld over de Nederlandse rechtsmacht en over het feit dat er een Duitse
arbeidsovereenkomst is. Dan kunt u - mr. Weermeijer - daarop reageren.
Mr. Weermeijer: Dan wil ik u bij deze wraken. U wilt een zitting laten doorgaan, terwijl er
geen tolk is. Verzoeker verstaat de taal niet. En dan kan mijn cliënt zich niet verweren.
Dit is in strijd met artikel 6 EVRM. Dit gaat niet eerlijk. Ik wil exact weten wat hij gezegd
heeft en wat hij niet gezegd heeft.
Kantonrechter: U wraakt mij en wat is de grond?
Mr. Weermeijer: Het is een oneerlijk proces en er is geen tolk. En ik ben van mening dat dat
absoluut noodzakelijk is. Wat u wilt, kan niet. Na 33 jaar in het vak, ook in het buitenland,
weet ik precies wat wel en niet kan. Mijn cliënt wordt hoorndol van deze zaak. Het is
gewoon niet waar wat verzoeker zegt. Dit artikel moet waarborgen dat partijen gehoord
worden en dat kan nu niet. Wat u wilt kan niet.
Ik heb diverse keren gewraakt. Ik weet wel hoe het gaat.
…..”
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Uit de hiervoor onder 2.1. geciteerde inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 22 augustus 2022 leidt de wrakingskamer af dat verzoekster de rechter heeft gewraakt omdat hij – ondanks bezwaren van verzoekster daartegen – de behandeling van de zaak wilde voortzetten terwijl er voor verzoeker [naam wederpartij] geen tolk aanwezig was. Door de afwezigheid van een tolk kon [naam wederpartij] niet door de rechter worden gehoord. Dit zou voor verzoekster het voeren van verweer onmogelijk hebben gemaakt en er zou in strijd met artikel 6 EVRM niet langer sprake zijn van een eerlijk proces.
3.5.
Deze voor het wrakingsverzoek aangevoerde gronden halen de hiervoor onder 3.2. en 3.3. omschreven hoge drempels niet. De rechter wilde de mondelinge behandeling van de zaak slechts voortzetten in die zin, dat hij de gemachtigde van [naam wederpartij] gelegenheid wilde geven een tweetal juridische aspecten van de zaak nader toe te lichten. Daarnaast had de rechter de mogelijkheid aangestipt voor partijen om tijdens een schorsing van de behandeling te trachten tot overeenstemming te komen, temeer nu dit kennelijk eerder was geprobeerd maar op een relatief klein onderdeel van het geschil was misgegaan. De rechter had expliciet uitgesproken dat de feitelijke gang van zaken rondom het ontslag van [naam wederpartij] niet kon worden behandeld en besproken, omdat er voor [naam wederpartij] geen tolk aanwezig was. Die mededeling impliceert dat zodra de behandeling van de zaak noopte tot het horen van [naam wederpartij] , die behandeling op 22 augustus 2022 zou moeten worden aangehouden, zoals verzoekster wenste. Deze beslissingen van de rechter en de daarvoor gegeven motivering zijn derhalve in de gegeven omstandigheden begrijpelijk en geven geen blijk van vooringenomenheid.
3.6.
Het valt ook uit oogpunt van efficiency te billijken dat de rechter nog een maximaal rendement heeft willen halen uit de mondelinge behandeling van 18 augustus 2022 toen duidelijk werd dat het horen van [naam wederpartij] bij afwezigheid van een tolk onmogelijk was. Daarmee werden ook de belangen van verzoekster gediend en was geen sprake van strijd met artikel 6 EVRM of van een oneerlijk proces.
3.7.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters, in tegenwoordigheid van de J.A. Faaij, griffier en in openbaar uitgesproken op 29 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.