ECLI:NL:RBROT:2022:10883
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor aanleg van vloerverwarming door VvE afgewezen op redelijke gronden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. De verzoeker, wonende in een appartement, had de Vereniging van Eigenaren (VvE) verzocht om toestemming voor het aanleggen van vloerverwarming in zijn woning. De VvE had dit verzoek echter afgewezen tijdens een vergadering op 31 mei 2022, waarbij werd gesteld dat de toestemming niet zonder redelijke grond was geweigerd. De verzoeker was van mening dat de afwijzing onterecht was en verzocht de kantonrechter om een vervangende machtiging op grond van artikel 5:121 BW.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2022 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de VvE geen redelijke gronden had om de toestemming te weigeren. De VvE daarentegen stelde dat er een zorgvuldige afweging van belangen had plaatsgevonden en dat de mogelijkheid van schade aan gemeenschappelijke delen een legitieme reden was voor de afwijzing. De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of de VvE in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen.
De kantonrechter oordeelde dat de verzoeker onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn verzoek en dat de VvE terecht had geweigerd toestemming te verlenen. De verzoeker had niet aangetoond dat zijn voorstel voldoende concreet was en had geen overtuigende argumenten aangedragen tegen de zorgen van de VvE over mogelijke schade. De kantonrechter wees het verzoek van de verzoeker af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten, die op nihil werden vastgesteld voor de VvE, aangezien deze geen kosten had gemaakt.