ECLI:NL:RBROT:2022:10874

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
ROT 22/4278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot herbeoordeling kinderopvangtoeslag en dwangsom bij niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiseres op 24 maart 2021 een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Na een periode van inactiviteit heeft eiseres op 12 september 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat er geen beslissing was genomen op haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de Belastingdienst was overschreden en dat eiseres in gebreke was gesteld. De rechtbank heeft besloten dat de Belastingdienst/Toeslagen alsnog binnen vijf weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op het verzoek van eiseres. Tevens is bepaald dat de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra op 16 december 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4278
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: mr. D. Stojkovic.

Procesverloop

Eiseres heeft op 24 maart 2021 bij verweerder een verzoek gedaan om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag.
Bij brief van 25 maart 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld.
Op 12 september 2022 heeft eiseres beroep ingesteld vanwege het uitblijven van een beslissing op haar verzoek, waarbij eiseres de rechtbank heeft verzocht verweerder op te dragen alsnog een beslissing te nemen.
Verweerder heeft op 28 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
2. Eiseres heeft kinderopvangtoeslag ontvangen en zij heeft zich gemeld voor een herbeoordeling van haar recht daarop. Verweerder heeft dit verzoek in behandeling genomen. Bij brief van 31 augustus 2021 heeft verweerder de termijn van herbeoordeling verlengd tot 24 maart 2022. Op 5 maart 2022 heeft verweerder per brief aan eiseres laten weten dat er meer tijd nodig is voor de herbeoordeling.
Bij brief van 6 mei 2022 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij op basis van een zogenoemde lichte toets niet in aanmerking komt voor een (minimaal) compensatiebedrag van € 30.000,-, maar dat over de herbeoordeling pas later een definitief besluit wordt genomen.
3. Het is niet in geschil dat de beslistermijn (voor het verzoek tot herbeoordeling) is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en sinds de ontvangst daarvan door verweerder zijn meer dan twee weken voorbij gegaan. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het verzoek.
4. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 20 juli 2022 een dwangsombeslissing heeft genomen, waarin aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- is toegekend, zoals ook door eiseres is verzocht. Gelet hierop hoeft de rechtbank de hoogte van de bestuurlijke dwangsom niet meer zelf vast te stellen.
5. Omdat verweerder nog geen besluit op het verzoek heeft genomen, bepaalt de rechtbank verder dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het bestuursorgaan dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. Verweerder heeft op grond van het derde lid van artikel 8:55d, van de Awb, gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk 13 weken.
6. De rechtbank is van oordeel dat een termijn recht moet doen aan de reële mogelijkheden om op het verzoek te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
In dit geval is sprake van bijzondere omstandigheden om van de standaardtermijn van twee weken af te wijken. In algemene zin geldt dat verweerder een veel groter aantal aanvragen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag heeft ontvangen dan was voorzien. Dat geldt ook voor het aantal bezwaren. Deze aanvragen en bezwaarschriften moeten allemaal zorgvuldig worden beoordeeld.
Dit heeft tot gevolg gehad dat het verzoek om herbeoordeling van eiseres nog niet is afgehandeld. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval een beslistermijn van 12 weken, die is gaan lopen na de indiening van het verweerschrift. Omdat van deze termijn op het moment van de uitspraak 7 weken zijn verstreken, zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen 5 weken na de verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op het verzoek van eiseres.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de termijn van 5 weken overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag dat de termijn overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is dus gegrond. Verweerder moet ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen 5 weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak
alsnog een besluit te nemen op het verzoek van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.