ECLI:NL:RBROT:2022:10864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
9829225 \ CV EXPL 22-12515
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van pensioenovereenkomst van middelloon naar beschikbare premieregeling en instemmingsbevoegdheid van de ondernemingsraad

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2022, hebben eisers, voormalige werknemers van Unirobe Meeùs Groep B.V. (UMG), een vordering ingesteld tegen Aon Groep Nederland B.V. naar aanleiding van een wijziging in hun pensioenovereenkomst. De eisers stelden dat Aon, na de overname van UMG, de pensioenovereenkomst eenzijdig had gewijzigd van een middelloonregeling naar een beschikbare premieregeling per 1 januari 2021, zonder hun instemming. Eisers vorderden onder andere een verklaring voor recht dat er geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd was ontstaan en dat Aon niet bevoegd was om de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen.

De kantonrechter oordeelde dat er geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd was ontstaan, en dat Aon de pensioenregeling eenzijdig mocht wijzigen op basis van een zwaarwichtig belang. De rechter concludeerde dat de wijziging van de pensioenovereenkomst van middelloon naar beschikbare premieregeling rechtmatig was, en dat de instemming van de ondernemingsraad niet gelijkgesteld kon worden aan de instemming van de individuele eisers. De vorderingen van eisers werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechter oordeelde dat Aon de voorwaardelijke aanvaarding van eisers van het aanbod tot toetreding tot de Aon-pensioenregeling moest accepteren.

De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van pensioenovereenkomsten en de rol van de ondernemingsraad in het wijzigingsproces.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9829225 \ CV EXPL 22-12515
datum uitspraak: 9 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] , wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[eiser 2], wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3], wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser 4], wonende te [woonplaats 4] ,
5.
[eiser 5], wonende te [woonplaats 5] ,
6.
[eiser 6], wonende te [woonplaats 6] ,
7.
[eiser 7], wonende te [woonplaats 7] ,
8.
[eiser 8], wonende te [woonplaats 8] , en
9.
[eiser 10], wonende te [woonplaats 9] ,
eisers,
gemachtigde: mr. R.A. Moonen en mr. drs. S.E.C. Zandvoort-Faneyte,
tegen
Aon Groep Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.M. Klinckhamers en mr. J.W. de Bruin.
Partijen worden hierna “eisers” en “Aon” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 april 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van 19 oktober 2022 van eisers, met productie 24.
1.2.
Op 4 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling in het gerechtsgebouw te Dordrecht met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig:
aan de zijde van eisers:
  • [eiser 1] ,
  • [eiser 2] ,
  • [eiser 4] ,
  • [eiser 5] ,
  • [eiser 8] ,
  • [eiser 9] ,
  • mr. R.A. Moonen,
  • mr. drs. S.E.C. Zandvoort-Faneyte,
aan de zijde van Aon:
  • [naam 1] , HR directeur,
  • [naam 2] , bedrijfsjurist,
  • [naam 3] , manager arbeidsvoorwaardenbeleid,
  • [naam 4] , actuarieel adviseur van Aon,
  • mr. P.M. Klinckhamers,
  • mr. J.W. de Bruin,
als belangstellenden:
  • [naam 5] , werkzaam bij Pellicaan,
  • [naam 6] , werkneemster bij Aon.

2.Het geschil

2.1.
Eisers zijn op enig moment in dienst getreden bij Unirobe Meeùs Groep B.V. (hierna: UMG) of een rechtsvoorgangster van UMG. UMG heeft toen een pensioenovereenkomst gesloten met eisers. Met ingang van 1 juli 2018 heeft Aon de activiteiten van UMG overgenomen en zijn eisers in dienst gekomen van Aon. In de pensioenovereenkomst tussen partijen heeft dit geen veranderingen gebracht en is Aon in de plaats getreden van UMG. Met ingang van 1 januari 2021 heeft Aon de pensioenovereenkomst met eisers gewijzigd van een middelloonregeling naar een beschikbare premieregeling (de bestaande pensioenregeling bij Aon). Volgens eisers hebben zij hier nooit mee ingestemd. Zij zijn van mening dat zij hierdoor zijn benadeeld. Een aantal eisers werkt inmiddels niet meer bij Aon.
2.2.
Eisers vorderen bij vonnis een verklaring voor recht te geven dat:
I. tussen partijen geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd is ontstaan;
II. de wijzigingen van de pensioenregeling per 1 januari 2021 door Aon een eenzijdige wijziging in de arbeidsvoorwaarden c.q. de pensioenovereenkomst is en Aon de pensioenovereenkomst niet eenzijdig mocht wijzigen zonder instemming van eisers;
III. door het onrechtmatig eenzijdig wijzigen van de pensioenovereenkomst Aon jegens eisers toerekenbaar tekort is geschoten en/of tekortschiet in de nakoming van de pensioenovereenkomst;
IV. Aon geen of onvoldoende compensatie biedt voor het pensioenverlies van eisers en Aon tekortschiet in de nakoming van de pensioenovereenkomst zoals deze gold tot 1 januari 2021 jegens eisers, Aon op grond van die tekortkoming in de nakoming aansprakelijk is voor de schade die eisers daardoor lijden, welke schade nader is op te maken bij staat, en Aon gehouden is die schade te vergoeden aan eisers;
Eisers vorderen voorwaardelijk, voor het geval een of meer van de vorderingen van eisers met betrekking tot nakoming van de pensioenregeling en/of het recht op compensatie wordt afgewezen, een verklaring voor recht dat:
V. Aon de voorwaardelijke aanvaarding van eisers van het aanbod tot toetreding tot de Aon-pensioenregeling dient te accepteren, zodat eisers deelnemer blijven aan de Aon-pensioenregeling;
Eisers vorderen voorts Aon te veroordelen tot:
VI. primair: nakoming van de pensioenovereenkomst door middel van het aangaan van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst met een pensioenuitvoerder conform de pensioenovereenkomst zoals deze gold bij aanvang van de arbeidsovereenkomst, met de aanpassingen naar aanleiding van wijzigingen in de fiscale wetgeving nadien, dan wel een uitvoeringsovereenkomst die gelijk is aan of ten minste gelijke rechten en waarborgen biedt als de uitvoeringsovereenkomst zoals deze gold bij aanvang van het dienstverband, met de aanpassingen naar aanleiding van de wijzigingen in de fiscale wetgeving nadien, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat Aon in gebreke blijft aan het vonnis, gerekend vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis met een maximum aan dwangsommen van € 1.000.000,-;
VII. indien nakoming geheel of gedeeltelijk blijvend onmogelijk is geworden, tot vergoeding van de geleden schade en nog te lijden schade door eisers op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2021, dan wel de datum dagvaarding tot aan de dag van betaling;
VIII. subsidiair: tot het betalen van een zodanig geldbedrag aan een door eisers nader aan te wijzen pensioenuitvoerder ten behoeve van het voortzetten van de pensioenregeling zoals deze gold bij aanvang van het dienstverband, met de aanpassingen op basis van wijzigingen in de fiscale wetgeving nadien, waardoor eisers in dezelfde positie worden gebracht als waarin zij zouden hebben verkeerd als de uitvoeringsovereenkomst zoals deze gold tot 1 januari 2021, met de aanpassingen op basis van de fiscale wetgeving nadien, ongewijzigd zou zijn voortgezet;
IX. zowel primair als subsidiair: betaling van de buitengerechtelijke kosten;
X. zowel primair als subsidiair: betaling van de wettelijke rente;
XI. zowel primair als subsidiair: vergoeding van de kosten van de procedure en de nakosten.
XII. het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.3.
Aon stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen en legt hieraan het volgende ten grondslag. Per 1 januari 2017 is een pensioenregeling voor bepaalde tijd met eisers overeengekomen, namelijk voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020. Voor de periode daarna is met de ondernemingsraad een nieuwe pensioenregeling afgesproken waaraan eisers gebonden zijn. Alle UMG-medewerkers zijn met ingang van 1 januari 2021 toegetreden tot de bestaande pensioenregeling van Aon en voor zover dit voor individuele medewerkers tot nadeel zou leiden, is dit nadeel gecompenseerd conform de afspraken die hierover met de ondernemingsraad zijn gemaakt.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling uit van het volgende:
Eisers zijn destijds in dienst getreden bij (een rechtsvoorgangster van) UMG. De pensioenovereenkomsten tussen de verschillende eisers en UMG zijn opgenomen in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst. In artikel 21 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat UMG zich het recht voorbehoudt om binnen de grenzen van de redelijkheid de arbeidsovereenkomst en al hetgeen in het kader daarvan tussen partijen geldt, te wijzigen c.q. aan te vullen, indien de omstandigheden daartoe naar haar oordeel aanleiding geven.
De volgende pensioenregelingen zijn van belang:
o Tot 1 januari 2017 was het pensioen van eisers ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Unirobe Meeùs Groep (hierna: de UMG-pensioenregeling). Dit is een middelloonregeling.
o Per 1 januari 2017 is het pensioen van eisers ondergebracht bij Aegon Levensverzekering N.V. (hierna: de Aegon-pensioenregeling). Dit is ook een middelloonregeling.
o Per 1 januari 2021 (na de overname door Aon op 1 juli 2018) is het pensioen van eisers en de andere voormalige UMG-medewerkers ondergebracht bij Nationale Nederlanden (hierna: de Aon-pensioenregeling). Deze pensioenregeling had Aon al voor haar eigen werknemers en is een beschikbare premieregeling.
c. Bij brief van 22 oktober 2015 heeft UMG aan eisers een wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2016 aangekondigd, omdat het pensioencontract van de UMG-pensioenregeling afliep. De wijziging hield in dat de pensioenregeling zou wijzigen van een middelloonregeling naar een Collectieve Defined Contribution regeling (hierna: CDC-regeling).
d. UMG heeft met ingang van 1 januari 2016 de UMG-pensioenregeling met een jaar verlengd, tot 1 januari 2017, omdat er boekhoudkundige problemen waren en onderzocht moest worden of die op een of andere manier konden worden ondervangen, zodat de CDC-regeling per 1 januari 2017 alsnog kon worden ingevoerd.
e. Bij brief van 1 november 2016 is door UMG aan haar werknemers bericht dat het voornemen om per 1 januari 2017 een CDC-regeling in te voeren, definitief is komen te vervallen, en dat er in plaats daarvan overeenstemming is bereikt over voortzetting van de gegarandeerde middelloonregeling voor de aankomende vier jaar (de Aegon-Pensioenregeling). UMG heeft daarnaast in de brief opgemerkt dat zij de pensioenregeling eenzijdig mag wijzigen, maar zij heeft eisers (en hun partners) vervolgens wel in de gelegenheid gesteld om bezwaar te maken indien zij niet kunnen instemmen met de gekozen aanpak. Eisers hebben geen bezwaar gemaakt.
f. Bij brief van 13 juni 2018 zijn eisers erover geïnformeerd dat UMG per 1 juli 2018 haar activiteiten zal overdragen aan Aon, maar dat de arbeidsvoorwaarden (inclusief pensioen) en overige rechten en verplichtingen ongewijzigd blijven. Aon heeft wat de pensioenregeling betreft geen beroep gedaan op artikel 7:664 BW, zodat de Aegon-pensioenregeling van kracht is gebleven.
g. Bij brief van 28 september 2020 heeft de ondernemingsraad, met inachtneming van wat zij in de brief heeft opgemerkt, ingestemd met het verzoek van Aon om de voormalige UMG medewerkers per 1 januari 2021 te laten toetreden tot de pensioenregeling van Aon (de Aon-pensioenregeling).
h. Bij brief van 26 november 2020 heeft Aon haar werknemers over de wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2021 geïnformeerd en daarbij de volgende toelichting gegeven:

Met de ondernemingsraad is overeengekomen dat de waarde van de nieuwe regeling hoger of vergelijkbaar moet zijn met de waarde van de huidige regeling. Om dit te toetsen is gebruik gemaakt van scenario’s. Hierbij is bepaald dat in een zogenaamd slecht weer scenario (75% van de scenario’s is beter dan dit scenario) op de standaard pensioenleeftijd (68 jaar) de waarde van de pensioenuitkomst van de Aon-regeling minimaal gelijk moet zijn aan de waarde van de huidige pensioenregeling. Dat is bij een kleine groep medewerkers niet het geval. Deze medewerkers ontvangen vanaf 1 januari 2021 maandelijks een vaste, niet geïndexeerde, bruto compensatie via het salaris. Deze compensatie wordt tot het bereiken van de leeftijd van 68 jaar of eerdere datum van uitdiensttreden uitgekeerd.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de compensatieregeling die Aon aangeboden heeft, omdat volgens hun eigen berekeningen zij aanzienlijk benadeeld worden door de nieuwe pensioenregeling en individuele berekeningen van Aon ontbreken.
j. Bij brief van 15 maart 2021 heeft Aon aan eisers bericht dat zij geen reden ziet om aan de medewerkers die bezwaar hebben gemaakt, tegemoet te komen. Daarnaast is in deze brief het volgende opgenomen:
“Kortom, de pensioenovereenkomst die ultimo 2016 tot stand is gekomen bestaat in de kern uit twee afspraken, namelijk (i) een pensioenregeling voor de periode vanaf 1 januari 2017 tot 1 januari 2021 en (ii) een inspanningsverplichting voor de werkgever om voor de periode daarna afspraken te maken met de ondernemingsraad over een nieuwe pensioenregeling. De eerste afspraak is nagekomen. Daarover verschillen we niet van mening. En met het aanbod dat thans voorligt, zijn wij ook de tweede afspraak nagekomen.
Jij hebt bezwaar gemaakt tegen de nieuwe pensioenregeling en/of de compensatieregeling. De nieuwe pensioenregeling en de compensatieregeling horen bij elkaar. Je kunt dus niet de ene regeling accepteren en de andere afwijzen. Daarom worden alle bezwaren aangemerkt als bezwaar tegen het geheel.
De pensioenovereenkomst 2016 is op 31 december 2020 tot een einde gekomen en tegen de nieuwe regeling heb je bezwaar gemaakt. Formeel bestaat er sinds 1 januari 2021 dus geen pensioenovereenkomst meer tussen jou en Aon. Dat vinden wij niet wenselijk. Gegeven de gevolgen die dit voor jou heeft, hebben wij besloten om jou toch aan te melden als deelnemer aan de nieuwe pensioenregeling. Dit gebeurt natuurlijk conform het voorstel dat jou is gedaan. Als jij dit niet wilt verzoeken wij je dit uiterlijk 1 april 2021 schriftelijk kenbaar te maken. Bedenk daarbij dat je dan vanaf 1 januari 2021 geen pensioen meer opbouwt en dat ook de hieraan verbonden regelingen per die datum (zijn) komen te vervallen, zoals het partner- en wezenpensioen, de arbeidsongeschiktheidsdekking et cetera.”
k. Eisers hebben op 20 december 2020 het aanbod van Aon om toe te treden tot de Aon-pensioenregeling voorwaardelijk geaccepteerd, met name om hun rechten op nabestaandenpensioen veilig te stellen gedurende de onderhavige procedure.
3.2.
Eisers stellen zich op het standpunt dat Aon niet eenzijdig per 1 januari 2021 de Aegon-pensioenregeling (middelloonregeling) mocht wijzigen in de Aon-pensioenregeling (beschikbare premieregeling) en zij maken aanspraak op voortzetting van de middelloonregeling die zij bij aanvang van het dienstverband met UMG zijn overeengekomen. Hieronder zal eerst het standpunt van Aon worden beoordeeld dat tussen eisers en UMG is overeengekomen dat de Aegon-pensioenregeling zou gelden voor de bepaalde tijd van vier jaar, zodat deze afliep per 1 januari 2021 en dat eisers daarom per 1 januari 2021 geen pensioenovereenkomst meer hebben.
Geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd
3.3.
De UMG-pensioenregeling is per 1 januari 2017 overgegaan in de Aegon-pensioenregeling. Partijen zijn verdeeld over wat er destijds over deze overgang is afgesproken. Volgens Aon is tussen haar rechtsvoorgangster UMG en eisers afgesproken dat de pensioenovereenkomst met ingang van 1 januari 2017 zou worden gewijzigd in een pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd (vier jaar) en dat op UMG een inspanningsverplichting rustte om voor de periode daarna een nieuwe pensioenregeling met eisers te treffen. Als er na vier jaar geen nieuwe pensioenregeling tot stand zou komen, dan bestond er volgens Aon geen pensioenovereenkomst meer tussen partijen. Eisers stellen hiertegenover dat zij bij het aangaan van hun arbeidsovereenkomst een pensioenovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten en dat zij in 2016 niet hebben ingestemd met wijziging van deze pensioenovereenkomst voor onbepaalde tijd in een pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd. Volgens eisers is het slechts de uitvoeringsovereenkomst tussen UMG en de Stichting Pensioenfonds Unirobe Meeùs Groep die afliep eind 2016 en die UMG bij een andere verzekeraar moest onderbrengen.
3.4.
Aon heeft aan de door haar gestelde instemming van eisers het volgende ten grondslag gelegd. Een pensioenovereenkomst is een overeenkomst zoals alle andere en kan dus voor bepaalde tijd worden aangegaan. Uit de volgende passage uit de (hierboven onder 3.1. onder sub e genoemde) brief van 1 november 2016 blijkt dat een pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen:
Het pensioen na 1 januari 2021
De huidige pensioenregeling en alle afspraken daarover, dus ook die tussen jou en UMG, lopen af op 1 januari 2021. Voor de periode daarna zullen te zijner tijd nieuwe afspraken moeten worden gemaakt tussen werkgever en ondernemingsraad. Het is niet te voorspellen hoe een oudedagsvoorziening er dan uit ziet. Dit is ook afhankelijk van hoe het pensioenstelsel er in de toekomst in Nederland uit gaat zien.”
Aangezien eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen de inhoud van de brief van 1 november 2016, hebben zij het aanbod van UMG voor de Aegon-pensioenregeling gedurende een periode van vier jaar stilzwijgend aanvaard, aldus Aon.
3.5.
De kantonrechter kan Aon niet volgen in haar standpunt. Het wijzigen van een pensioenovereenkomst van onbepaalde naar bepaalde tijd is een ingrijpende wijziging, met name ook omdat er volgens Aon na afloop van de bepaalde tijd in het geheel geen pensioenovereenkomst tussen Aon en eisers meer bestaat. Van UMG mocht op basis van goed werkgeverschap worden verwacht, ook als juist zou zijn dat (sommige) eisers vanuit hun werk bij UMG vertrouwd waren met het onderwerp van pensioenadvies, dat zij duidelijk aan eisers zou hebben gecommuniceerd dat het niet reageren op de brief ertoe zou leiden dat zij werden geacht akkoord te zijn gegaan met een wijziging van hun pensioenovereenkomst van een overeenkomst voor onbepaalde naar een overeenkomst voor bepaalde tijd. UMG heeft dat echter niet gedaan. In de brief van 1 november 2016 wordt niet expliciet gesproken over het wijzigen van de pensioenovereenkomst in een overeenkomst voor bepaalde tijd. Er staat alleen dat met de ondernemingsraad overeenstemming is bereikt over de voortzetting van de gegarandeerde middelloonregeling voor de aankomende vier jaar. Volgens Aon blijkt uit de passage “
De huidige pensioenregeling en alle afspraken daarover, dus ook die tussen jou en UMG, lopen af op 1 januari 2021.” en dan met name uit de woorden “
dus ook die [afspraken] tussen jou en UMG”, dat sprake was van een aanbod voor een middelloon pensioenregeling voor bepaalde tijd, maar de bedoelde woorden kunnen ook zien op de uitvoeringsovereenkomst die afliep. Al met al blijkt uit de brief van 1 november 2016 niet duidelijk dat het hier een – al dan niet te aanvaarden – aanbod betrof voor het aangaan van een pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat als UMG met de ondernemingsraad overeenstemming zou hebben bereikt over het wijzigen van de pensioenovereenkomst naar bepaalde tijd, gelet op de betwisting hiervan door eisers, verwacht had mogen worden dat Aon daarvan meer stukken had overgelegd zoals brieven van UMG aan de ondernemingsraad en omgekeerd.
3.6.
Nu niet kan worden gezegd dat UMG aan eisers een pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd heeft aangeboden en dat eisers dit aanbod hebben aanvaard, is van een pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd geen sprake. Het door eisers gedane beroep op dwaling kan daarom onbesproken blijven.
3.7.
Dat er geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen, betekent ook dat Aon niet gevolgd wordt in haar standpunt dat de pensioenovereenkomst tussen Aon en eisers per 1 januari 2021 is geëindigd. In beginsel loopt de pensioenovereenkomst van eisers met de middelloonregeling na 1 januari 2021 dus gewoon door.
Instemmingsbevoegdheid niet afgestaan aan de ondernemingsraad
3.8.
Volgens Aon hebben eisers door geen bezwaar te maken tegen meergenoemde brief van 1 november 2016 hun instemmingsbevoegdheid afgestaan aan de ondernemingsraad en is de pensioenovereenkomst per 1 januari 2021 gewijzigd in de Aon-pensioenovereenkomst met beschikbare premieregeling, omdat de ondernemingsraad hiermee (namens eisers) heeft ingestemd. Het overdragen van de instemmingsbevoegdheid aan de ondernemingsraad blijkt volgens Aon uit de zinsnede dat “
te zijner tijd nieuwe afspraken moeten worden gemaakt tussen werkgever en de ondernemingsraad”.
3.9.
Deze enkele zin is echter, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende om op basis daarvan de conclusie te kunnen trekken dat eisers er (stilzwijgend) mee hebben ingestemd dat zij niet langer zelf konden beslissen om al dan niet met een wijziging in de pensioenovereenkomst akkoord te gaan en dat eisers gebonden zouden zijn aan de instemming van de ondernemingsraad. Bovendien heeft Aon in haar latere brief van 26 november 2020 eisers de gelegenheid gegeven om bezwaar te maken tegen de Aon-pensioenregeling van 1 januari 2021, wat tegenstrijdig is met de stelling van Aon dat eisers hun instemmingsbevoegdheid aan de ondernemingsraad hebben afgestaan. Aon kan dus niet gevolgd worden in haar stelling dat, doordat de ondernemingsraad heeft ingestemd met de Aon-pensioenregeling per 1 januari 2021, eisers hier ook mee hebben ingestemd en dat om die reden de Aon-pensioenregeling op hen van toepassing is geworden.
Eenzijdig wijzigen; belangenafweging
3.10.
De kantonrechter begrijpt dat Aon zich vervolgens op het standpunt stelt dat zij de middelloonregeling ook zonder toestemming van eisers mocht wijzigen in de Aon-pensioenregeling met een beschikbare premieregeling. Aon legt hieraan ten grondslag dat zij in artikel 21 van de arbeidsovereenkomst met eisers een eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen en dat zij een zwaarwegend belang heeft.
3.11.
In artikel 19 Pensioenwet (hierna: PW) is bepaald dat een werkgever de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer kan wijzigen indien de bevoegdheid daartoe schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen en er tevens sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
3.12.
Eisers kunnen niet gevolgd worden in hun stelling dat er geen schriftelijke wijzigingsbevoegdheid is overeengekomen. De pensioenovereenkomst vloeit voort uit de arbeidsovereenkomst. In artikel 21 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat UMG/Aon zich het recht voorbehoudt om de arbeidsovereenkomst en al hetgeen in het kader daarvan tussen partijen geldt, te wijzigen c.q. aan te vullen. Dat de pensioenovereenkomst hierin niet expliciet benoemd wordt, betekent niet dat deze niet eenzijdig gewijzigd mag worden. Het gaat erom welke uitleg wordt gegeven aan de zinsnede “
al hetgeen in het kader daarvan tussen partijen geldt”. De kantonrechter is van oordeel dat dit redelijkerwijs niet anders uitgelegd kan worden dan als ‘de arbeidsvoorwaarden die tussen partijen zijn overeengekomen’. De pensioenovereenkomst behoort daartoe. Aan het schriftelijkheidsvereiste is gelet op het voorgaande voldaan.
3.13.
Daarnaast moet er op grond van artikel 19 PW (wat gebaseerd is op artikel 7:613 BW) sprake zijn van een zodanig zwaarwichtig belang aan de zijde van Aon dat het belang van eisers dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
3.14.
Aon heeft toegelicht dat UMG de middelloonregeling in 2015-2016 al niet meer kon betalen en daarom over wilde stappen naar een andere regeling. In eerste instantie was dat de CDC-regeling, maar die regeling is niet doorgegaan omdat de overstap naar de CDC-regeling boekhoudkundig te grote consequenties had voor Aegon, de internationaal opererende enig aandeelhouder. UMG is vervolgens met Aegon overeengekomen om de oude middelloonregeling voor vier jaar voort te zetten. Aegon was bereid om de extra kosten hiervan voor een periode van vier jaar voor haar rekening te nemen (tot 1 januari 2021). Daarnaast bestaat bij Aon de wens om voor al haar medewerkers één pensioenregeling te hanteren en heeft Aon Plc. (naar de kantonrechter begrijpt: de moedermaatschappij van Aon) de wens dat alle pensioenregelingen op beschikbare premie gebaseerd zijn. Voorts heeft Aon erop gewezen dat de ondernemingsraad ermee heeft ingestemd dat per 1 januari 2021 de Aon-regeling op alle UMG-medewerkers, waaronder eisers, van toepassing is.
3.15.
Gelet op het voorgaande heeft Aon zowel een financieel als een organisatorisch zwaarwegend belang bij het wijzigen van de pensioenregeling. Niet alleen was de middelloonregeling te duur, wat door eisers onvoldoende is weersproken, maar ook bestond bij Aon de begrijpelijke wens om voor al haar medewerkers dezelfde pensioenregeling te laten gelden.
3.16.
Van belang is voorts dat de ondernemingsraad met de wijziging heeft ingestemd. De ondernemingsraad heeft zich daarbij laten bijstaan door een actuarieel bureau en heeft overleg gehad met oud-UMG-medewerkers die destijds vanuit de ondernemingsraad van UMG bij de overgang naar de Aegon-pensioenregeling betrokken zijn geweest. In het overleg is het verschil tussen de UMG-pensioenregeling en de Aon-pensioenregeling expliciet aan de orde gekomen. Door de actuaris van de ondernemingsraad zijn de vergelijkingsberekeningen van Aon nagerekend en akkoord bevonden. Ook is de compensatieregeling na overleg met de ondernemingsraad aangepast door bij de berekening van het nadeel uit te gaan van tegenvallende economische ontwikkelingen (het zogenaamde ‘slecht weer’ scenario). Dit heeft tot gevolg gehad dat in plaats van 5 uiteindelijk 64 personen in aanmerking zijn gekomen voor compensatie.
3.17.
Voor zover eisers stellen dat de ondernemingsraad voorwaarden aan de instemming had verbonden, wordt dit verworpen. De ondernemingsraad heeft bij brief van 28 september 2020 haar instemming verleend “
met inachtneming van” hetgeen zij in haar brief had opgemerkt. Dat is geen voorwaardelijke instemming, maar moet meer gezien worden als handvatten die de ondernemingsraad aan Aon meegaf. Bovendien blijkt uit de brief voldoende dat de ondernemingsraad instemt met een wijziging van een pensioenregeling en niet, zoals eisers stellen, met de mogelijkheid van het toetreden van voormalig UMG-medewerkers tot de Aon-regeling. Onvoldoende is daarnaast gebleken dat Aon niet aan de handvatten van de ondernemingsraad heeft voldaan. In de berekening van de compensatie is volgens Aon het prijsplafond niet meegenomen, zodat de opmerkingen daarover van de ondernemingsraad niet relevant zijn. Daarnaast hebben eisers allemaal een individuele brief ontvangen van Aon met een individueel overzicht, conform de handvatten van de ondernemingsraad. Dat de individuele berekeningen hier niet bij zitten, is niet doorslaggevend, omdat deze berekeningen niet eenvoudig beschikbaar kunnen worden gesteld volgens Aon, aangezien er sprake is van een zogenaamde stochastische berekening. De uitkomst van de berekeningen zijn echter wel opgenomen in de individuele brieven en eisers hebben niet betwist dat zij in een individueel gesprek inzicht hadden kunnen krijgen in hoe de berekening werkt en hoe tot de uitkomst is gekomen. Bovendien heeft Aon verklaard dat fouten in individuele berekeningen zullen worden gecorrigeerd.
3.18.
Het belang van eisers bestaat eruit dat zij hun pensioenvoorziening behouden. Dat is ook het geval na de wijziging, want zij behouden een pensioenregeling. Voor het geval er een benadeling is door de wijziging van de pensioenregeling van middelloon naar beschikbare premie, is Aon met de ondernemingsraad een compensatieregeling overeengekomen voor de werknemers die door de wijziging benadeeld zouden worden. Aon heeft bij de berekening van het nadeel ervoor gekozen om uit te gaan van het ‘slecht weer’ scenario (75% van de scenario’s is beter dan dit scenario). Hierdoor zijn ook medewerkers die als gevolg van de verwachte economische ontwikkelingen er niet op achteruit zouden gaan, in aanmerking gekomen voor compensatie. Dit alles is door eisers niet bestreden. Eisers zijn het echter niet eens met de parameters die Aon heeft gebruikt bij de vergelijkingsberekeningen. De kantonrechter is van oordeel dat eisers onvoldoende hebben onderbouwd dat Aon van onjuiste parameters is uitgegaan. Bovendien is het vergelijken van pensioenregelingen niet eenvoudig, omdat de toekomst/het pensioen voorspeld moet worden. Aon heeft voldoende onderbouwd waarom ze voor de door haar gekozen uitgangspunten heeft gekozen en de ondernemingsraad heeft deze bovendien (na het inwinnen van advies bij een actuaris) voldoende bevonden. Gelet hierop kan niet geoordeeld worden dat Aon met de belangen van eisers onvoldoende rekening heeft gehouden. Overigens geldt dat, ook als de uitgangspunten van Aon niet helemaal juist zouden zijn, dit waarschijnlijk voor een groot deel wordt opgevangen doordat Aon is uitgegaan van het ‘slecht weer’ scenario en niet van de mediaan, dus de verwachte uitkomst.
3.19.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat Aon een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij wijziging dat het belang van eisers dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Dit betekent dat Aon de pensioenregeling van eisers per 1 januari 2021 eenzijdig mocht wijzigen in een beschikbare premieregeling.
Beoordeling van de vorderingen van eisers
3.20.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is er geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd ontstaan, zodat de onder I. gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. De onder II., III. en IV. gevorderde verklaringen voor recht komen gelet op al het voorgaande niet voor toewijzing in aanmerking.
3.21.
Aan de voorwaarde waaronder deel V. van de vordering is ingesteld, is voldaan, zodat hierover moet worden beslist. Aon heeft ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de onder V. gevorderde verklaring voor recht, zodat deze zal worden toegewezen.
3.22.
De overige vorderingen van eisers, genummerd VI. tot en met X., komen niet voor toewijzing in aanmerking, gelet op wat hiervoor over het eenzijdig mogen wijzigen van Aon van de pensioenregeling is overwogen.
Proceskosten
3.23.
De kantonrechter ziet redenen om de proceskosten tussen partijen te compenseren, omdat beide partijen voor een deel in het ongelijk worden gesteld en mede gelet op de relatie tussen partijen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat tussen partijen geen pensioenovereenkomst voor bepaalde tijd is ontstaan;
4.2.
verklaart voor recht dat Aon de voorwaardelijke aanvaarding van eisers van het aanbod tot toetreding tot de Aon-pensioenregeling dient te accepteren, zodat eisers deelnemers blijven aan de Aon-pensioenregeling;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
31688