In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 3, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor deze feiten, en de rechtbank volgde dit oordeel zonder nadere motivering.
De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (feit 2) en diefstal (feit 4). De mishandeling vond plaats op 24 december 2020 te Zwijndrecht, waar de verdachte het slachtoffer meermalen heeft geslagen en met een mes heeft gesneden. De diefstal betrof het wegnemen van een tas met daarin € 20,- van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met het mes heeft gesneden en het tasje heeft weggenomen, wat leidde tot een bewezenverklaring van deze feiten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen relevante strafbare feiten gepleegd sinds het incident en lijkt zijn leven op orde te hebben. De rechtbank heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om de taakstraf te verrichten, waarbij de reclassering de werkzaamheden zal bepalen.