ECLI:NL:RBROT:2022:10857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
89/000003-88; 22-004492-19; 10-132494-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met recidiverisico en noodzakelijke behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De veroordeelde was op 17 september 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 448 dagen die op 9 december 2022 zou aflopen. De officier van justitie heeft op 28 oktober 2022 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen, onderbouwd door een verlengingsadvies van de reclassering. Dit advies benadrukte het hoge recidiverisico van de veroordeelde, die een geschiedenis van vermogensdelicten en geweld heeft, en de noodzaak van behandeling en begeleiding om recidive te voorkomen.

Tijdens de zitting op 18 november 2022 is de veroordeelde gehoord, evenals de officier van justitie en een reclasseringswerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de veroordeelde, externe factoren zoals lange wachtlijsten voor behandeling en een onzekere woonsituatie de stabiliteit in zijn leven hebben bemoeilijkt. De rechtbank heeft de belangen van de veroordeelde afgewogen tegen de veiligheid van de samenleving en geconcludeerd dat verlenging van de proeftijd noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd met 365 dagen verlengd, met de hoop dat de veroordeelde zijn positieve ontwikkeling kan voortzetten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
VI-zaaknummer: 89/000003-88
Rolnummer: 22-004492-19 (rechtsmiddel van parketnummer: 10-132494-19)
Datum uitspraak: 2 december 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1972,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
raadsvrouw L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 augustus 2021 is de veroordeelde een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 17 september 2021 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieraan zijn voor zover hier van belang - onder andere de volgende bijzondere voorwaarden verbonden (met inachtneming van de beslissing tot wijziging van de bijzondere voorwaarden d.d. 21 februari 2022):
- ambulante behandeling door deskundige of zorginstelling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- andere voorwaarde(n) het gedrag betreffende (waaronder de inspanningsverplichting tot het verkrijgen en behouden van woonruimte en dagbesteding en zich laten begeleiden door Homerun Humanitas DMH).
De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 448 dagen en zal aflopen op 9 december 2022.
1.3.
Vordering
Op 28 oktober 2022 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de voornoemde proeftijd met 365 dagen.
Ter onderbouwing van de vordering is overgelegd het verlengingsadvies van Antes Reclassering van 4 oktober 2022 (hierna: het verlengingsadvies) en het aanvullende
e-mailbericht van Antes Reclassering van 21 oktober 2022.
Het verlengingsadvies houdt onder andere het volgende in.
De veroordeelde is veroordeeld voor een reeks vermogensdelicten, mishandeling, vernieling en verkeersdelicten. Hij heeft een uitgebreid strafblad waarop een patroon te zien is in het plegen van vermogensdelicten met een geweldcomponent. Om het recidiverisico te verminderen is het van belang dat de veroordeelde behandeling krijgt en er gewerkt
kan worden aan zijn middelen- en persoonlijkheidsproblematiek, maar ook aan het bieden van inzicht in de kwetsbaarheid die de veroordeelde heeft vanwege zijn verstandelijke beperking.
De veroordeelde heeft zich, ondanks de hoge onmacht vanwege zijn licht verstandelijke beperking, ingezet om zich aan de afspraken te houden. Desondanks is het vanwege externe factoren nog niet gelukt om stappen te maken in het beoogde traject. Vanwege lange wachtlijsten en een periode van detentie heeft het enige tijd geduurd voordat de ambulante begeleiding en behandeling kon worden opgestart. Stichting Mozaïk is momenteel
betrokken om de veroordeelde onder andere te ondersteunen met zijn financiën en hem te helpen bij het verkrijgen van een uitkering. Dit is gestagneerd door een afwijzing vanuit Gemeente Rotterdam. Ook wonen binnen een beschermde woonvorm van Antes is wegens de lange wachtlijsten en de geringe doorstroom nog niet gerealiseerd. Het is zodoende nog niet gelukt om stabiliteit te creëren op de verschillende leefgebieden en om het risico op recidive te verminderen. De reclassering acht het beoogde traject nog steeds noodzakelijk
voor het opbouwen van een delictvrij bestaan.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Er zijn concrete voorwaarden voor gedragsverandering waaraan nog gewerkt moet worden om risico's te beperken. Verlenging van de proeftijd is nodig voor het voltooien van de interventies voor gedragsverandering. Gedurende de verlenging van de proeftijd zal gewerkt worden aan het creëren van een stabiele, gestructureerde leefomgeving en het stabiliseren van de financiële situatie. Zodra de veroordeelde op deze gebieden meer stabiliteit heeft, kan middels een ambulante behandeling ingezet worden op stabilisatie in het middelengebruik. De reclassering adviseert de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen, zodat zij de veroordeelde kan blijven ondersteunen.
Uit het e-mailbericht van 21 oktober 2022 blijkt dat het advies van de reclassering blijft om de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen.
De veroordeelde is zeer recent, namelijk op 18 oktober 2022, geplaatst bij de beschermde woonvorm [naam woonvorm01] in Rotterdam. Hij zal op dit adres worden ingeschreven waarna een uitkering bij de gemeente Rotterdam kan worden aangevraagd. Voorts wordt de veroordeelde vanuit de beschermde woonvorm ondersteund om deel te nemen aan een dagbesteding en kan een behandeling worden opgestart.
Deze beschermde woonvorm is gekozen, omdat de doorstroom naar de beschermde woonvorm [naam woonvorm02] - die in tegenstelling tot de [naam woonvorm01]
welgespecialiseerd is in de licht verstandelijke beperking problematiek - langzaam verloopt.
De reclassering acht het van belang dat de veroordeelde een stok achter de deur blijft houden, omdat de kans aanzienlijk aanwezig is dat de veroordeelde op vrijwillige basis het traject niet zal voortzetten.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2022.
De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord.
Voorts is de deskundige [deskundige01] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Antes, gehoord. Zij heeft – kort gezegd – het volgende verklaard.
De veroordeelde komt zijn afspraken, zowel met de deskundige zelf als met anderen, goed na. De veroordeelde verblijft sinds 18 oktober 2022 in de beschermde woonvorm [naam woonvorm01] . Dit is een woonvorm voor gebruikers van verdovende middelen. Hier is voor gekozen, omdat de veroordeelde een klinische opname gericht op volledig afkicken heeft geweigerd en hij volgens de reclassering niet zelfstandig abstinent kan zijn. Op deze manier kan gewerkt worden aan functioneel gebruik van verdovende middelen, aan het aanbrengen van dagstructuur en aan het regelen van praktische zaken. De reclassering wil een eventuele verlenging van de proeftijd gebruiken om het traject dat zij voor ogen had en heeft, uit te zetten.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Ter nadere onderbouwing daarvan heeft de officier van justitie een geüpdatet strafblad van de veroordeelde overgelegd. Hierop staat een nieuwe strafzaak vermeld die op 8 februari 2023 op zitting staat gepland. De officier van justitie merkt hierbij op dat dit de tweede keer is dat de veroordeelde met de politie en justitie in aanraking is gekomen gedurende de v.i.-proeftijd en verwijst daarbij naar de veroordeling van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 mei 2022 voor een vermogensdelict.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Een verlenging van de proeftijd zou de intrinsieke motivatie van de veroordeelde niet ten goede komen. De veroordeelde is in de afgelopen periode bijzonder veel gegroeid. Hij wenst niet op een plek te wonen waar hij met gebruikers van verdovende middelen leeft. De beschermde woonvorm [naam woonvorm02] zou goed zijn voor hem, maar het is nog onduidelijk wanneer daar plek is.
De nieuwe openstaande strafzaak die door de officier van justitie is aangehaald heeft te maken heeft met zijn vriendin. Dat moet met genuanceerd worden bezien, zijn vriendin is op een positieve manier betrokken bij de veroordeelde. Bovendien betreft het een verdenking en nog geen veroordeling.
Daarnaast kan de veroordeelde aanstaande maandag aan de slag bij een werkgever met twee bedrijven, waaronder een restaurant.

2..Beoordeling

Met ingang van 1 januari 2018 is de mogelijkheid tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de wet opgenomen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling alleen dient te worden verlengd wanneer en voor zo lang dat, met het oog op het recidiverisico dat van de veroordeelde uitgaat, noodzakelijk en proportioneel is. Bij de beoordeling van een verlengingsverzoek dient de rechtbank alle relevante individuele feiten en omstandigheden te betrekken, waaronder de belangen van de veroordeelde en het belang van de veiligheid van de samenleving.
De rechtbank ziet aan de ene kant dat de veroordeelde zich de afgelopen periode goed heeft ingezet om zich aan afspraken te houden. Dat heeft hij goed gedaan. Aan de andere kant ziet de rechtbank dat het – door externe factoren – nog niet is gelukt om stabiliteit te creëren in het leven van de veroordeelde. Dat blijkt ook uit de veroordeling van 18 mei 2022 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland voor een vermogensdelict en de verdenking van het plegen van huiselijk geweld. Verder zegt de reclassering dat de kans op recidive hoog is.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten waarvoor veroordeelde veroordeeld is en de onverminderde kans dat de veroordeelde weer de fout in gaat, een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank begrijpt dat dit veel geduld van de veroordeelde vraagt. Het valt hem zwaar dat hij zich nu in een gebruikerswoonvorm bevindt. Dat is voorstelbaar. De rechtbank begrijpt echter dat dit een tijdelijke plaatsing is totdat een plek bij de beschermde woonvorm [naam woonvorm02] kan worden gerealiseerd. Indien de proeftijd niet wordt verlengd en de in dat kader verleende begeleiding en behandeling door de reclassering wegvalt, zal een plaatsing op een geschikte plek als de [naam woonvorm02] hoogst waarschijnlijk niet gerealiseerd kunnen worden. De rechtbank hoopt dat de veroordeelde gemotiveerd zal blijven om zich in te zetten en dat hij de positieve lijn die hij heeft ingezet weet te behouden. De rechtbank acht het van belang dat de veroordeelde onder toezicht blijft staan en dat hij zich zal blijven houden aan de v.i.-voorwaarden die gericht zijn op behandeling en begeleiding en daarmee het voorkomen van herhaling.
De rechtbank is - alles overziend - van oordeel dat het belang van de veiligheid van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van veroordeelde en dat verlenging van de proeftijd noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank zal derhalve de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 365 dagen verlengen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst de vordering
toeen verlengt de proeftijd met 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Deze beslissing is genomen door:
mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 december 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.