ECLI:NL:RBROT:2022:10821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
C/10/624180 / FA RK 21-6346 en C/10/643570 / JE RK 22-2004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin te verlengen met een jaar, toegewezen. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter de belangen van [naam kind] vooropstelde.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [naam kind] is onder toezicht gesteld bij beschikking van 9 november 2021 en verblijft in een netwerkpleeggezin. De ouders van [naam kind] hebben het gezag over haar, maar de situatie bij beide ouders is problematisch gebleken. De vader heeft eerder verzocht om de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij hem te bepalen, maar heeft dit verzoek op 17 oktober 2022 ingetrokken. De moeder steunt het verzoek van de GI en is van mening dat [naam kind] goed zit in het huidige netwerkpleeggezin.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft daarbij rekening gehouden met de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] en de onveilige situaties die eerder zijn ontstaan bij zowel de moeder als de vader. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/624180 / FA RK 21-6346 en C/10/643570 / JE RK 22-2004
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad, te Zoetermeer,

[naam 1],

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.S. Janssen-Polet, te Dordrecht.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de zaak met zaaknummer C/10/624180 / FA RK 21-6346 gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

Het verloop van de procedures blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 9 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI met bijlagen van 16 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 16 maart 2022;
- het rapport van de Raad van 25 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2022;
- de reactie van de vader op het rapport van de Raad van 30 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2022;
- het e-mailbericht van mr. H.J. Naber namens de vader van 27 juni 2022;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 25 augustus 2022;
- het eindverslag van MDFT van 1 september 2022, ingekomen bij de griffie op 6 oktober 2022;
- de brief van mr. M.S. Janssen-Polet van 17 oktober 2022;
- het plan in het kader van de ondertoezichtstelling van de GI, vastgesteld op 22 september 2021 en geldig tot 22 september 2022, ingekomen bij de griffie op 24 oktober 2022.
Op 25 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3]
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 4].
Opgeroepen en niet verschenen zijn de vader en zijn advocaat, met bericht van afwezigheid.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin.
Bij beschikking van 9 november 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 9 november 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 juli 2022 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 november 2022.

De (aangehouden) verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/624180 / FA RK 21-6346
De vader heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [naam kind] voortaan bij hem zal zijn.
Op 17 oktober 2022 is een brief van mr. M.S. Janssen-Polet, namens de vader, ingekomen, waarin de vader zijn verzoek betreffende de hoofdverblijf van [naam kind] intrekt.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/643570 / JE RK 22-2004
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin te verlengen met een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI
De GI heeft haar verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de afgelopen periode zijn er meerdere rechtszaken geweest. Deze hebben veel spanning en onzekerheid met zich meegebracht. Het is belangrijk om nu eerst stabiliteit te creëren. Vervolgens kan er verder worden gekeken.
[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin. De GI wil met [naam kind] gaan bespreken of zij daar wil blijven wonen of dat zij over een aantal jaar zelfstandig wil gaan wonen. De Raad heeft onderzoek gedaan naar waar [naam kind] het best kan verblijven. De Raad heeft niet expliciet aangegeven dat [naam kind] in het netwerkpleeggezin moet blijven, maar wel geconstateerd dat [naam kind] daar goed zit. Het netwerkpleeggezin is positief gescreend. De pleegouders zijn betrokken, helpen [naam kind] goed op weg en stellen regels. [naam kind] geeft aan dat zij een goede band heeft met de pleegouders.
Anders dan de vader stelt zijn er wel regels in het pleeggezin, maar het zijn niet de regels die hij zou willen. [naam kind] wil op dit moment geen contact met de vader. Er is heel veel gebeurd en [naam kind] neemt dat haar vader kwalijk. De GI wil met [naam kind] in gesprek blijven over het contact met haar vader, zonder haar daarmee onder druk te zetten.
De vader wil niets meer te maken hebben met de jeugdbeschermer. De GI zoekt naar een manier om de vader toch te informeren over [naam kind]. Het contact tussen [naam kind] en de moeder verloopt spontaan en dat gaat goed. Er is geen sprake van een vaste regeling. [naam kind] lijkt nog niet toe te zijn aan therapie. De GI verwacht dat het op den duur wel goed zou zijn voor [naam kind] om te starten met behandeling of therapie om de gebeurtenissen uit het verleden te verwerken.
De moeder
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. [naam kind] zit goed in het huidige netwerkpleeggezin. Zij bloeit daar op en krijgt de toekomst die zij verdient. De moeder gunt [naam kind] rust, stabiliteit en duidelijkheid. Het is opmerkelijk dat de vader steeds aangeeft dat het niet goed gaat in het netwerkpleeggezin, terwijl hij geen contact heeft met [naam kind] of de pleegouders.
De vader
De vader heeft schriftelijk aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek van de GI. Hij is van mening dat een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog noodzakelijk zijn. Wel wil de vader de kinderrechter meegeven te overwegen aan de GI een meer inhoudelijke opdracht mee te geven, inhoudende dat de GI opnieuw moet beoordelen wat [naam kind] nodig heeft op de lange termijn en of het huidige pleeggezin wel de goede plek is voor [naam kind].
De Raad
Het is heel belangrijk dat [naam kind] contact heeft met beide ouders. De GI geeft aan dat het contact tussen de vader en [naam kind] een punt van aandacht blijft. Hopelijk zal er na verloop van tijd rust en ruimte ontstaan om dat contact weer op te bouwen. De Raad heeft sterk de indruk dat de vader zich onmachtig voelt. Het advies van de Raad biedt geen duidelijkheid over de toekomst en kan voor de vader voelen als een open einde.

De beoordeling

Nu de vader blijkens voormelde brief van 17 oktober 2022 het verzoek betreffende de hoofdverblijfplaats van [naam kind] intrekt, kunnen de gronden daarvan niet verder worden onderzocht. Het verzoek van de vader zal daarom worden afgewezen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
De ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] is gelegen in het feit dat zij niet bij de ouders met gezag woont. Eerder is gebleken dat het niet in het belang is van [naam kind] om bij de moeder te wonen. Het lukte de moeder niet meer om haar gezag over [naam kind] te laten gelden. Ook was de moeder niet in staat om een veilige opvoedomgeving voor [naam kind] te creëren. Vervolgens is [naam kind] bij de vader gaan wonen, maar die plaatsing is niet succesvol gebleken. Ten tijde van de plaatsing van [naam kind] bij de vader zijn meerdere politiemeldingen en meldingen bij Veilig Thuis gedaan, vanwege de spanningen die hoog konden oplopen. De inzet van MDFT heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. [naam kind] en haar vader leken juist steeds meer tegenover elkaar te komen staan.
Op initiatief van de vader is [naam kind] in maart 2022 naar de ouders van een vriendin van haar gegaan. Inmiddels heeft de vader twijfels over de geschiktheid van dit pleeggezin. De GI en de Raad delen deze twijfels echter niet. Het pleeggezin is positief gescreend door pleegzorg. Ook de moeder heeft er vertrouwen in dat [naam kind] op haar plek zit in het netwerkpleeggezin. [naam kind] heeft aan de kinderrechter verteld dat zij het naar haar zin heeft in het pleeggezin en daar graag wil blijven wonen.
De GI wil nu werken aan het creëren van een duurzaam stabiele situatie voor [naam kind]. Vanuit een stabiele situatie wil de GI met [naam kind] in gesprek gaan over haar woonwensen en toekomstperspectief. Daarnaast zal worden gekeken of en op welke manier het contact tussen [naam kind] en de vader kan worden hersteld. In principe is het immers in het belang van een kind om een goed en onbelast contact met beide ouders te hebben.
Het is belangrijk dat de komende periode de ontwikkeling van [naam kind] goed wordt gevolgd en in de gaten wordt gehouden of [naam kind] behoefte heeft aan hulp of therapie. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is dan ook nog noodzakelijk. Tevens is de kinderrechter van oordeel dat een voortzetting van de plaatsing van [naam kind] in het huidige netwerkpleeggezin het meest in haar belang is. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 9 november 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 november 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 8 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.