In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], heeft de rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor zware mishandeling en belediging, gepleegd op 27 maart 2021 in [plaats01]. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, eiste vrijspraak voor het tweede feit en bewezenverklaring van het eerste feit, met een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De enige bewijsbron was een enkelvoudige fotoconfrontatie, waarbij de verdachte door enkele getuigen werd herkend, maar de rechtbank oordeelde dat deze herkenning onvoldoende was, vooral omdat de verdachte een mondmasker droeg tijdens het incident. Daarnaast ontkende de verdachte de beschuldigingen en gaf aan op het moment van de feiten in het buitenland te zijn geweest. De rechtbank concludeerde dat er geen ander bewijs was dat de verdachte in direct verband met de feiten bracht, wat leidde tot een integrale vrijspraak. De benadeelde partijen, [naam benadeelde01] en [naam benadeelde02], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen voor de verdediging op nihil vastgesteld.