ECLI:NL:RBROT:2022:10801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
C/10/590383 / HA ZA 20-105eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake misbruik van volmacht en nalatenschap na overlijden van erflater en erflaatster

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater en erflaatster. Eiseres, in haar hoedanigheid als gevolmachtigde van de erfgenamen van erflaatster, heeft gedaagden aangeklaagd wegens vermeend misbruik van een volmacht die aan hen was verleend. De zaak is ontstaan na het overlijden van erflater op 5 augustus 2014 en erflaatster op 5 februari 2016. Eiseres stelt dat gedaagden zonder toestemming van erflater en erflaatster grote sommen geld hebben opgenomen van hun bankrekeningen, wat in strijd zou zijn met de volmacht die hen was verleend. Gedaagden hebben de beschuldigingen betwist en in reconventie gevorderd dat eiseres het conservatoir beslag opheft.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 23 juni 2021 eiseres toegelaten tot bewijslevering, maar in het eindvonnis van 23 november 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagden gelden hebben opgenomen zonder medeweten van erflaatster en dat zij in strijd hebben gehandeld met de volmacht. De vordering van eiseres om gedaagden te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 203.560,- is afgewezen. Wel is gedaagden veroordeeld tot betaling van € 4.000,- aan eiseres, omdat zij in strijd hebben gehandeld met hun volmacht door de auto van erflaatster aan hun zoon te geven. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/590383 / HA ZA 20-105
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
[eiseres01], in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen van [erflaatster01] (q.q.),
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie, verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: eerst mr. A.J.G. Jukema te Bergschenhoek, daarna mr. C. Teiwes te Den Haag,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
2.
[gedaagde02],
wonende te [woonplaats03] ,
gedaagden in conventie, eisers in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres01] ”, “ [gedaagde01] ” en
“ [gedaagde02] ”. [gedaagde01] en [gedaagde02] gezamenlijk worden hierna “gedaagden” genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 23 juni 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte houdende vermeerdering/wijziging en aanvulling van eis tevens akte overleggen producties van 21 juli 2021 van de zijde van [eiseres01] , met producties;
  • de brief van 27 september 2021 van gedaagden inhoudende een bezwaar tegen de wijziging van eis;
  • de akte verzet vermeerdering c.q. wijziging van eis van 11 februari 2022 van de zijde van gedaagden;
  • het proces-verbaal van het op 11 februari 2022 gehouden getuigenverhoor;
  • de conclusie na enquête van 31 augustus 2022 van de zijde van [eiseres01] , met productie;
  • de conclusie na enquête van 28 september 2022 van de zijde van gedaagden.
1.2.
Op 11 februari 2022 heeft [eiseres01] vier getuigen doen horen. Zij heeft vervolgens afgezien van verder getuigenbewijs. De op 1 juni 2022 ingeplande contra-enquête is niet doorgegaan, omdat gedaagden hebben afgezien van het horen van getuigen. Partijen zijn daarna in de gelegenheid gesteld om een conclusie na enquête te nemen.
2.
De verdere beoordeling van het geschil in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
Wat speelt er in deze zaak?
2.1.
Op 5 augustus 2014 is [erflater01] overleden (hierna: erflater). Hij was getrouwd met [erflaatster01] , die op 5 februari 2016 is overleden (hierna: erflaatster).
De erfgenamen van erflater zijn erflaatster en zijn vijf kinderen, waaronder [eiseres01] (eiseres) en [gedaagde01] (gedaagde sub 1). Erflaatster heeft op grond van het testament van erflater alle goederen van erflater verkregen (wettelijke verdeling). De kinderen van erflater hebben een geldvordering gekregen op erflaatster ter grootte van de waarde van hun erfdeel, die zij kunnen opeisen als erflaatster is overleden.
Erflaatster had zelf geen kinderen. De erfgenamen van erflaatster zijn haar vier neven en nichten. De erfgenamen van erflaatster hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard en aan [eiseres01] een volmacht gegeven om hun belangen waar te nemen en hun te vertegenwoordigen ter zake het beheer als bedoeld in artikel 3:170 lid 2 BW over de goederen van de nalatenschap van erflaatster en het beschikken hierover, waaronder begrepen het vereffenen van de nalatenschap.
[gedaagde02] is de echtgenote van [gedaagde01] . Erflater en erflaatster hebben op 3 februari 2010 een algehele volmacht aan [gedaagde01] en [gedaagde02] ondertekend.
[eiseres01] heeft in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster en het berekenen van de geldvordering die de kinderen van erflater op de nalatenschap van erflaatster hebben, de bankafschriften bekeken van de Rabobankrekening en ING Bankrekening van erflaatster. Hieruit blijkt volgens [eiseres01] dat in de periode van 1 januari 2012 tot en met 2 maart 2019 door gedaagden voortdurend grote sommen geld zijn opgenomen dan wel betalingen zijn gedaan die geen verband houden met eventuele uitgaven ten behoeve van erflater en erflaatster.
[eiseres01] heeft in december 2019 samen met haar broer [naam01] conservatoir beslag laten leggen op de woning van gedaagden en op hun bankrekeningen bij de ING Bank.
[eiseres01] heeft in de dagvaarding gevorderd dat gedaagden, ieder voor zich voor het geheel dan wel ieder voor de helft, worden veroordeeld een bedrag van € 208.703,02 (€ 203.560,- + € 4.000,- + € 1.143,02) aan haar te betalen.
In (voorwaardelijke) reconventie hebben gedaagden gevorderd dat [eiseres01] wordt veroordeeld de beslagen onmiddellijk op heffen.
Tussenvonnis
2.2.
In het vonnis van 23 juni 2021 (hierna: het tussenvonnis), waarvan de inhoud hier als overgenomen wordt beschouwd, is overwogen dat [eiseres01] , gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagden, met hetgeen zij op dat moment had aangevoerd onvoldoende heeft onderbouwd dat gedaagden zonder medeweten en toestemming van erflater en/of erflaatster gelden hebben opgenomen van de bankrekeningen van erflater en erflaatster die alleen aan gedaagden en niet aan erflater en/of erflaatster ten goede zijn gekomen en hiermee in strijd hebben gehandeld met de volmacht van 3 februari 2010. Uit hetgeen [eiseres01] heeft aangevoerd blijkt onvoldoende dat (met name) erflaatster niet goed in staat was om haar wil te bepalen en zij niet achter de opgenomen en uitgegeven bedragen stond. Sommige geldopnames zijn misschien gelet op de leeftijd van erflaatster en haar woonsituatie verdacht, maar dat betekent niet automatisch dat deze door gedaagden gedaan zijn of dat, ook al zijn deze opnames wel door gedaagden gedaan of aan hen ten goede gekomen, dit niet de wens van erflaatster is geweest. [eiseres01] is daarom tot het bewijs van haar stellingen toegelaten. [eiseres01] is daarnaast tot het bewijs toegelaten van haar stelling dat gedaagden na het overlijden van erflaatster betalingen hebben verricht met de creditkaart van erflaatster.
Bewijslevering
2.3.
In haar akte van 21 juli 2021 heeft [eiseres01] ter voldoening van de bewijsopdrachten vier producties ingebracht. Daarnaast heeft [eiseres01] tijdens de zitting van 11 februari 2022 vier getuigen doen horen, te weten: [naam02] (hierna: [naam02] ), [naam03] (hierna: [naam03] ), [naam04] (hierna: [naam04] ) en [naam01] (hierna: [naam01] ).
Vermeerdering van eis
2.4.
In haar akte van 21 juli 2021 heeft [eiseres01] haar eis vermeerderd met de vordering dat gedaagden rekening en verantwoording dienen af te leggen van het door hen op basis van de door erflater en erflaatster aan hen afgegeven volmacht gevoerde beheerd over het vermogen van erflaatster en/of erflaatster. Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering. De rechtbank is van oordeel dat een vermeerdering van eis in dit stadium van de procedure in strijd is met de goede procesorde. De procedure bevindt zich in het stadium van bewijslevering. De eiswijziging betreft een nieuwe vordering. Toelating van deze eiswijziging zal tot onredelijke vertraging van de procedure leiden, omdat beoordeeld zal moeten worden of en op grond waarvan gedaagden gehouden zijn om rekening en verantwoording af te leggen hetgeen in deze procedure nog niet eerder aan de orde is geweest. Het is onwenselijk als de procedure nog langer duurt, omdat deze al lang loopt. Daarbij weegt ook mee dat [eiseres01] beslag heeft gelegd dat tot gevolg heeft dat gedaagden niet over hun eigendommen kunnen beschikken. De vermeerdering van eis wordt derhalve niet toegestaan.
Productie 33
2.5.
Bij de conclusie na enquête heeft [eiseres01] als productie 33 een verklaring van [naam05] overgelegd. Gedaagden hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze productie te laat is overgelegd en daarom niet aan het procesdossier wordt toegevoegd. Volgens het tussenvonnis mocht [eiseres01] bij haar akte van 21 juli 2021 schriftelijke bewijsstukken overleggen. Zij heeft deze verklaring toen niet overgelegd. Evenmin heeft zij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om [naam05] als getuige te doen horen. Het is vervolgens niet toegestaan om zonder toestemming van de rechtbank alsnog een schriftelijke getuigenverklaring in het geding te brengen.
Beoordeling bewijsopdrachten
2.6.
[eiseres01] is in het tussenvonnis toegelaten tot het bewijs van haar stellingen dat:
gedaagden voor het overlijden van erflater en erflaatster zonder medeweten en toestemming van erflater en/of erflaatster gelden hebben opgenomen van de bankrekeningen van erflater en erflaatster die alleen henzelf ten goede zijn gekomen en niet ten goede zijn gekomen aan erflater en/of erflaatster en dat gedaagden hiermee in strijd hebben gehandeld met de aan hen gegeven volmacht;
gedaagden na het overlijden van erflaatster betalingen hebben verricht met de creditkaart van erflaatster.
1. Handelen in strijd met de volmacht
2.7.
De eerste bewijsopdracht ziet met name – maar niet uitsluitend – erop om te bewijzen dat erflaatster haar wil niet kon bepalen en zij niet achter de opgenomen en uitgegeven bedragen stond. Partijen zijn het er namelijk over eens dat erflater dementerend was voorafgaand aan zijn overlijden, zodat het van belang is om vast te stellen wat de gezondheidstoestand van erflaatster was en haar bekwaamheid om haar wil vast te stellen.
2.8.
[eiseres01] heeft ter voldoening van de bewijsopdracht drie producties overgelegd.
Productie 29 is een overzicht van geldopnames die volgens haar door [gedaagde01] en/of [gedaagde02] zijn gedaan in Frankrijk en in Zierikzee en van overige uitgaven in verband met auto’s, motor(en), vakantieboekingen en uitgaven in Terschelling. Volgens [eiseres01] waren erflater en erflaatster niet bij deze geldopnames aanwezig en zijn deze niet aan hen ten goede gekomen, zodat het op de weg van gedaagden ligt om het tegendeel te bewijzen. De rechtbank volgt [eiseres01] hierin niet. Gedaagden betwisten dat zij deze geldopnames gedaan hebben. Ook als hiervan wel wordt uitgegaan en deze opnames inderdaad buiten aanwezigheid van erflater en erflaatster zijn verricht, dan blijkt hieruit niet dat deze opnames zonder medeweten en toestemming van erflater en erflaatster zijn gedaan en/of niet aan erflater en erflaatster ten goede zijn gekomen. Daarvoor is meer bewijs nodig, maar dat is niet geleverd.
[eiseres01] heeft voorts productie 30 overgelegd. Dit is een brief van een voormalige advocaat van gedaagden waarin hij schrijft dat [gedaagde02] erkent dat zij onjuiste en ondoordachte geldopnames heeft gedaan in Saint-Tropez en dat zij degene was die over de geldzaken van erflater en/of erflaatster heeft beschikt. Volgens gedaagden zijn deze opmerkingen echter gemaakt in het kader van een schikkingsvoorstel en lijkt hieruit niet dat gedaagden hiermee in strijd hebben gehandeld met hun volmacht. De rechtbank volgt gedaagden hierin. De passages uit de brief zijn te summier om daaruit af te leiden dat gedaagden alle door [eiseres01] opgesomde transacties hebben verricht ten behoeve van hunzelf zonder toestemming.
Productie 31 is een e-mailbericht van [gedaagde01] aan [eiseres01] waarin hij schrijft dat hij zal zorgen dat [eiseres01] de bankgegevens kan inkijken. Hieruit blijkt niet, zoals [eiseres01] stelt, dat hij ook de beschikking had over de bankafschriften van erflater en erflaatster. Evenmin kan de rechtbank hieruit afleiden dat [gedaagde01] zich actief bezighield met hun vermogen of de afwikkeling van de nalatenschappen.
De door [eiseres01] ingediende producties zijn derhalve onvoldoende voor het oordeel dat [eiseres01] in de eerste bewijsopdracht is geslaagd.
2.9.
[eiseres01] heeft voorts vier getuigen laten horen. De getuigen verklaren allemaal over de slechte mentale gezondheid van erflater en dat dat de reden was van de verhuizing van erflater en erflaatster naar [woonplaats03] vanuit [woonplaats]. Daarover zijn partijen het echter eens. Zoals in het tussenvonnis en hiervoor is overwogen is het met name van belang om vast te stellen of erflaatster haar wil niet zelf kon bepalen en zij niet achter de opgenomen en uitgegeven bedragen stond. De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaringen onvoldoende zijn om dit te kunnen aannemen en overweegt daartoe als volgt. Uit de getuigenverklaringen blijkt onvoldoende dat de mentale gezondheid van erflaatster niet goed was en zij haar wil niet kon bepalen. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat erflaatster met name fysiek steeds verder achteruitging. [naam04] verklaart zelfs dat erflaatster ‘nog helemaal bij de pinken was’ toen zij in [woonzorginstelling] ging wonen en uit de andere getuigenverklaringen blijkt niet dat dit niet het geval was. Volgens [naam03] was erflaatster een intelligente vrouw en de andere getuigen verklaren ook dat zij veel las, waaronder National Geographic, Elsevier en boeken, en veel naar de Discovery Channel keek. Hieruit komt niet het beeld naar voren dat erflaatster haar eigen financiën niet kon overzien. Het lijkt met name slechter te gaan met erflaatster na haar hersenbloeding. Onduidelijk is echter gebleven wat de situatie toen precies was. De getuigen hebben hierover onvoldoende verklaard. Bovendien is erflaatster daarna al snel overleden. Uit de getuigenverklaringen blijkt voorts dat gedaagden erflaatster hielpen met de financiën, maar niet dat erflaatster hierover ontevreden was. De getuigen hebben daarnaast onvoldoende verklaard waar de hulp precies uit bestond, zodat dit niet duidelijk is geworden.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door [eiseres01] overgelegde producties en de getuigenverklaringen, afzonderlijk maar ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende blijkt dat gedaagden zonder medeweten en toestemming van erflater en/of erflaatster gelden hebben opgenomen van de bankrekeningen van erflater en erflaatster die alleen henzelf ten goede zijn gekomen en niet ten goede zijn gekomen aan erflater en/of erflaatster en dat gedaagden hiermee in strijd hebben gehandeld met de aan hen gegeven volmacht. Dit betekent dat [eiseres01] niet in de eerste bewijsopdracht geslaagd is.
2. Betalingen met creditkaart verricht
2.11.
[eiseres01] is daarnaast in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat gedaagden na het overlijden van erflaatster betalingen hebben verricht met de creditkaart van erflaatster. De getuigen die [eiseres01] hierover gehoord heeft, hebben hierover geen, althans geen relevante, verklaringen afgelegd. [eiseres01] heeft daarnaast als productie 32 afschriften overgelegd waaruit de creditkaartafschrijvingen blijken. Hieruit blijkt echter niet wie deze verricht heeft. [eiseres01] heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het niet zo hoeft te zijn dat erflater en erflaatster een creditkaart hadden waarvan gedaagden gebruik hebben gemaakt, maar dat gedaagden ook hun eigen creditkaart aan de bankrekening van erflaatster gekoppeld kunnen hebben. Het had echter op de weg van [eiseres01] gelegen om bewijs over te leggen van deze stelling dat gedaagden hun eigen creditkaart aan de bankrekening van erflater en erflaatster gekoppeld hebben, maar dat heeft ze niet gedaan. Het blijft derhalve onduidelijk door wie de creditkaartbetalingen zijn verricht die van de bankrekening van erflaatster zijn afgeschreven na haar overlijden. [eiseres01] is derhalve ook niet in de tweede bewijsopdracht geslaagd.
Conclusie
2.12.
Doordat [eiseres01] niet in de bewijsopdrachten is geslaagd, is niet komen vast dat er misbruik is gemaakt door gedaagden van de aan hen gegeven volmacht voor het overlijden van erflater en erflaatster. Daarnaast is, doordat niet is komen vast te staan dat gedaagden met de creditkaart van erflaatster betalingen hebben verricht of hun creditkaart aan de bankrekening van erflaatster hadden gekoppeld, niet komen vast te staan dat gedaagden na het overlijden van erflaatster meer geld hebben opgenomen van haar bankrekeningen dan gedaagden later weer hebben teruggestort. Dit alles heeft tot gevolg dat de er geen grond is om de eerste vordering van [eiseres01] om gedaagden te veroordelen een bedrag van € 203.560,- aan haar te betalen toe te wijzen, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
De derde vordering van [eiseres01] is hierdoor evenmin toewijsbaar, omdat gelet op het voorgaande niet geoordeeld kan worden dat het negatieve saldo op de Rabobankrekening is toe te rekenen aan gedaagden. Deze vordering zal derhalve ook worden afgewezen.
2.13.
Dit betekent dat alleen de tweede vordering van [eiseres01] toewijsbaar is, omdat in het tussenvonnis al is overwogen dat het ervoor moet worden gehouden dat gedaagden in strijd hebben gehandeld met hun volmacht door de auto van erflaatster aan hun zoon [naam02] te geven. Gedaagden zullen daarom in dit vonnis worden veroordeeld om € 4.000,- aan [eiseres01] q.q. (als gevolmachtigde van de erfgenamen van erflaatster) te betalen. De hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 20 mei 2020 (datum conclusie van repliek van [eiseres01] ) tot aan de dag van algehele voldoening.
Beslag
2.14.
Gedaagden hebben onvoldoende gesteld om af te wijken van het bepaalde in artikel 704 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van dit artikel vervalt het beslag pas als de afwijzing van de eis in conventie in kracht van gewijsde is gegaan. Om die reden zal de vordering in (voorwaardelijke) reconventie worden afgewezen.
Proceskosten
2.15.
Omdat partijen familie zijn van elkaar en dit geschil uit deze relatie voortvloeit, zullen de proceskosten zowel in conventie als in (voorwaardelijke) reconventie worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Gelet op de hoogte van de vordering die wordt toegewezen, is er onvoldoende reden om gedaagden te volgen in hun standpunt dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaring achterwege moet worden gelaten.

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1.
veroordeelt gedaagden om aan [eiseres01] (q.q.) te betalen € 4.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in (voorwaardelijke) reconventie:
3.5.
wijst af de vordering;
3.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.
3120