ECLI:NL:RBROT:2022:10788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
10007409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid kantonrechter en verwijzing naar team handel en haven

In deze zaak, uitgesproken op 9 december 2022 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is Taste of Heaven B.V. de eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, terwijl [gedaagde01] de gedaagde in de hoofdzaak en eiser in het incident is. De procedure betreft een incident waarin de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar het team handel en haven. De vordering van Taste of Heaven is van onbepaalde waarde, wat betekent dat de kantonrechter niet bevoegd is om deze te behandelen. Taste of Heaven vorderde onder andere een schadevergoeding van € 20.000,-, die later is verminderd tot € 15.000,-, en de gedaagde is aangesproken op zijn tekortkomingen in de rechtsbijstand. De kantonrechter oordeelt dat Taste of Heaven onvoldoende heeft aangetoond dat haar schade onder de € 25.000,- blijft, waardoor de zaak niet in de competentie van de kantonrechter valt. De kantonrechter heeft de zaak doorverwezen naar het team handel en haven voor verdere behandeling en heeft Taste of Heaven veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 373,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10007409 CV EXPL 22-22241
datum uitspraak: 9 december 2022
Vonnis in het incident van de kantonrechter
in de zaak van
Taste of Heaven B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. W.M. Everwijn,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. R.J.M. Brown.
De partijen worden hierna ‘Taste of Heaven’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 juli 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
  • het antwoord in het incident tevens conclusie van repliek tevens vermindering van eis;
  • de e-mail van 14 november 2022 van [gedaagde01] , waarin hij bezwaar maakt tegen de conclusie van repliek.

2..Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert Taste of Heaven bij dagvaarding samengevat:
  • voor recht te verklaren dat [gedaagde01] jegens Taste of Heaven toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verbintenis om adequate rechtsbijstand te verlenen;
  • een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, met een voorschot van € 20.000,- met de wettelijke handelsrente vanaf 13 mei 2017;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 4.000,- met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met wettelijke rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Taste of Heaven heeft nadien haar eis verminderd met € 5.000,-, in die zin dat de gevorderde hoofdsom wordt teruggebracht tot € 15.000,-.
2.3.
Haar eis baseert Taste of Heaven - kort samengevat - op het volgende. Tussen partijen is een opdrachtovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde01] rechtsbijstand zou verlenen aan Taste of Heaven vanwege een geschil met een transportbedrijf. [gedaagde01] heeft geen adequate rechtsbijstand verleend, omdat hij heeft nagelaten om (i) een conclusie van antwoord te nemen op de door de rechtbank aangegeven rolzitting, (ii) een reconventionele vordering in te stellen tegen het transportbedrijf en (iii) de dagvaarding in hoger beroep aan te brengen bij het hof, waardoor de beroepstermijn is overschreden. Taste of Heaven heeft hierdoor schade geleden.
2.4.
[gedaagde01] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen dan wel afwijzing daarvan, met veroordeling van Taste of Heaven in de proceskosten.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde01] concludeert in het incident dat de kantonrechter zich onbevoegd dient te verklaren, met veroordeling van Taste of Heaven in de proceskosten van het incident. Daartoe voert zij aan dat de vorderingen van Taste of Heaven van onbepaalde waarde zijn en er geen aanwijzingen zijn gesteld waaruit blijkt dat de vordering onder de € 25.000,- blijft.
3.2.
Taste of Heaven voert verweer. Volgens Taste of Heaven is het op dit moment nog niet mogelijk om een correcte en volledige schadestaat te produceren. Om de discussie ter zake de onbevoegdheid te beëindigen, heeft Taste of Heaven de gevorderde hoofdsom teruggebracht tot € 15.000,-.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van artikel 93, aanhef en sub a en b Rv, worden door de kantonrechter behandeld en beslist:
a. zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daarbij inbegrepen, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist;
b. zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00.
4.2.
Taste of Heaven heeft, naast een vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 15.000,- en een vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 4.000,- (beide vorderingen te vermeerderen met (handels)rente), twee vorderingen ingesteld die van onbepaalde waarde zijn. De vorderingen van onbepaalde waarde betreffen een verklaring voor recht dat [gedaagde01] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verbintenis om adequate rechtsbijstand te verlenen en een vordering tot veroordeling van [gedaagde01] om aan Taste of Heaven een schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat. Op grond van artikel 94 lid 1 Rv is in dat geval het totale beloop of de totale waarde van de vorderingen bepalend voor de vraag of de kantonrechter bevoegd is. Daarom moet aansluiting gezocht worden bij de totale omvang van de door Taste of Heaven geleden schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten door [gedaagde01] .
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Taste of Heaven onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat haar schade op een bedrag lager dan € 25.000,- moet worden gewaardeerd. Uit de eigen stellingen van Taste of Heaven volgt immers dat zij de totale schade nog niet in kaart heeft kunnen brengen (punten 2 en 4 van het antwoord in het incident) en dat zij nog steeds schade lijdt (punt 4 van de dagvaarding). Daarmee staat aldus de mogelijkheid open dat de schade van Taste of Heaven (en daarmee de waarde van haar vorderingen) meer dan € 25.000,- zal belopen.
4.4.
De eisvermindering van Taste of Heaven maakt dat niet anders, omdat die eisvermindering slechts betrekking heeft op het voorschot dat Taste of Heaven in deze procedure vordert en aldus niet op de waarde van haar overige vorderingen. Taste of Heaven heeft haar vordering verder ook niet uitdrukkelijk beperkt tot € 25.000,-, in die zin dat zij afstand heeft gedaan van het meerdere boven dat bedrag.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam onbevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De kantonrechter verwijst de zaak dan ook op de voet van artikel 71 lid 1 Rv naar het team handel en haven van deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing. Dat brengt ook met zich dat aldaar zal worden beslist op het bezwaar van [gedaagde01] tegen de reeds ingediende conclusie van repliek van Taste of Heaven.
4.6.
Taste of Heaven wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld. De proceskosten worden begroot op € 373,- aan salaris gemachtigde (1 punt x 373,- tarief).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de civiele rol van het team handel en haven van
woensdag 11 januari 2023om 10.00 uur;
5.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet in persoon kunnen procederen, maar dat zij hiervoor een advocaat nodig hebben;
5.3.
wijst Taste of Heaven erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd van
€ 2.837,-en dat de verhoging van
€ 1.453,-binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor Taste of Heaven een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
5.4.
wijst [gedaagde01] erop dat na verwijzing een griffierecht van
€ 1.301,-is verschuldigd en dat dat bedrag binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor [gedaagde01] een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
5.5.
wijst [gedaagde01] erop dat van een persoon die onvermogend is (een laag inkomen heeft), een lager griffierecht wordt geheven, als hij op het moment waarop het griffierecht wordt geheven heeft opgestuurd:
een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of als dit niet mogelijk is in verband met omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, of;
een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging);
5.6.
draagt de griffier op de processtukken en een afschrift van dit vonnis tijdig voor genoemde rolzitting te doen toekomen aan de griffier van het team handel en haven van deze rechtbank;
5.7.
veroordeelt Taste of Heaven in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde01] tot vandaag begroot op € 373,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
49039