ECLI:NL:RBROT:2022:10762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
10/124403-22 en 10/333675-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het uithalen van 953 kilo cocaïne en belediging van een ambtenaar

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken met parketnummers 10/124403-22 en 10/333675-21. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verklaring van de verdachte over zijn rol in de zaak en zijn verantwoordelijkheid. De verdachte was betrokken bij het uithalen van 953 kilo cocaïne in de haven van Rotterdam, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Daarnaast heeft de verdachte op 12 augustus 2021 een ambtenaar beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft spijt betuigd over zijn betrokkenheid bij de cocaïne-invoer. De rechtbank heeft de straf zodanig gematigd, dat een deel voorwaardelijk is opgelegd, met als doel de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en hem de kans te bieden zijn gedrag te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/124403-22 en 10/333675-21 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 1 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. E.J. de Groot en mr. S. Richters hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/124403-22 en bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/333675-21;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het hebben van een zinvolle dagbesteding.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/124403-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/333675-21 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/124403-22 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/124403-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/333675-21 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 10/124403-22:
1
hij in de periode van 17 mei 2022 tot en met 19 mei 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 953 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 18 mei 2022 tot en met 19 mei 2022 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van ECT Delta terminal, gelegen aan de [adres02] , waarbij hij, verdachte, zich met zijn mededaders op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container met nummer [containernummer01] , door middel van inklimming.
In de zaak met parketnummer 10/333675-21:
hij op 12 augustus 2021 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar01] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "zwarte kankerlijer, ik neuk je moeder, ik neuk je vader. Jullie zijn allemaal vieze hoeren van de Gemeente Rotterdam", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 10/124403-22
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen en de toegang is verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, door middel van inklimming
In de zaak met parketnummer 10/333675-21
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Als maatstaf voor de straf gelden de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze komen tot uiting in de verschillende strafdoelen als speciale preventie, retributie en bevestiging van de norm, wat zich zou kunnen vertalen in generale preventie maar daartoe zeker niet is beperkt.
Bij de afweging van de straf met het oog op het eerste strafdoel is van belang in hoeverre de rechtbank ervan overtuigd is dat de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en ook de indruk geeft daarvan spijt te hebben. Wanneer de rechtbank zo’n overtuiging zal zijn toegedaan, laat zich vanzelfsprekend niet in algemene termen vangen. Zeker is wel dat daarvoor niet is vereist dat de verdachte een bekennende verklaring aflegt, al kan dat onder omstandigheden wel bijdragen aan die overtuiging.
Beide laatste strafdoelen (retributie en bevestiging van de norm) overstijgen de concrete, persoonlijke omstandigheden van de verdachte in een strafzaak. Wat de bevestiging van de norm betreft zal de rechtbank natuurlijk rekening houden met de potentieel generaal-preventieve werking van een strafoplegging. Maar de rechtbank zal toch ook mee behoren te wegen dat de strafoplegging deel uitmaakt van een keten van opsporing, vervolging, berechting en executie en hoe de beslissing in een zaak van invloed is op de andere onderdelen in die keten.
Alles bij elkaar genomen leiden bovenstaande maatstaven en afwegingen per zaak tot een bijzondere en afgewogen straf, waarbij tevens wordt meegewogen welke straffen in andere, vergelijkbare zaken worden opgelegd. Wat dit laatste betreft heeft de verdediging een beroep gedaan op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 november jl. (ECLI:NL:RBROT:2022:9523). Deze beslissing en ook andere beslissingen in vergelijkbare zaken heeft de rechtbank meegewogen in het uiteindelijke oordeel over de straf.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 10/124403-22 zijn zeer ernstige feiten. In de haven van Rotterdam waar de verdachte illegaal verbleef, heeft hij samen met zijn medeverdachten cocaïne overgeladen van de ene naar de andere container. De verdachte is daarmee betrokken geweest bij de import van een grote hoeveelheid cocaïne van ongeveer 953 kilo cocaïne. Het op de markt brengen van deze harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast wordt met de handel in cocaïne veel geld verdiend en deze handel gaat daardoor gepaard met vele vormen van - ook zeer ernstige – criminaliteit. Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten daarnaast een enorme kostenpost op.
De rol van de verdachte bij de invoer is die van zogenaamde uithaler. Uithalers halen de in containers verborgen cocaïne uit de haven of verplaatsen die naar andere containers zodat anderen deze later onopgemerkt uit de haven kunnen ophalen. Die rol is minder groot dan die van (bijvoorbeeld) de organisatoren van een transport, maar belangrijk bij het plegen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die de invoer van cocaïne is. De uithalersactiviteiten zijn immers van essentieel belang om het cocaïnetransport goed te laten verlopen en daarmee zijn uithalers een onmisbare schakel in de internationale transportketen van cocaïne. Dat de rol belangrijk is blijkt ook wel uit de bedragen die verdiend kunnen worden met het uithalen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 14 november 2022. De rechtbank heeft dit rapport betrokken bij haar beoordeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 tot 4 jaar.
De rechtbank heeft daarentegen ook kennis genomen van de inhoudelijke en bekennende verklaring die de verdachte over zijn rol heeft afgelegd. Mede hiermee heeft de verdachte laten zien dat hij besef heeft van het foute van zijn handelen. De verdachte heeft verklaard over zijn financiële situatie en zijn zorgen over zijn gezin en heeft spijt betuigd over zijn betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. Dit is voor de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat een matigende factor.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en biedt hem de kans om het anders te gaan doen.
Het feit onder 3 ten slotte is een vervelend feit en past niet bij de goede intenties die de verdachte heeft geuit om zijn gedrag te verbeteren, maar zal in het licht van de ernst van de feiten 1 en 2 niet afzonderlijk tot bijtelling bij de straf leiden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 138aa, 266, 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee)jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde spant zich in om een zinvolle dagbesteding te hebben en laat hiervan bewijzen aan de toezichthouder zien. Dit kan ook een dagbestedingsproject zijn gericht op de toeleiding naar werk op termijn. Binnen het reclasseringstoezicht wordt de veroordeelde ondersteund in het zoeken naar een baan;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/124403-22:
1
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 19 mei 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 953 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei tot en met 19 mei 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of van 953 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne,
- zich (onbevoegd) te begeven op het terrein van de ECT Delta terminal, gelegen aan de [adres02] ,
- het zegel van container [containernummer02] (met een knipschaar) open te breken en te verwijderen,
- een groot aantal (sport)tassen met cocaïne uit container [containernummer02] te halen en over te plaatsen naar container [containernummer01] ,
- zich op te houden in container [containernummer01] ,
- een knipschaar en/of een of meer (organisatie)telefoons voorhanden te hebben;
2
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2022 tot en met 19 mei 2022 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van ECT Delta terminal, gelegen aan de [adres02] , waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container met nummer [containernummer01] , door middel van braak, verbreking en/of inklimming, in elk geval wederrechtelijk op die besloten plaats heeft verbleven;
In de zaak met parketnummer 10/333675-21:
hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar01] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "zwarte kankerlijer, ik neuk je moeder, ik neuk je vader. Jullie zijn allemaal vieze hoeren van de Gemeente Rotterdam", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.