In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die zich zorgen maakt over de opvoedingssituatie van de kinderen. De ouders vertonen relatieproblemen en de moeder heeft persoonlijke problematiek, wat leidt tot een onveilige opvoedomgeving voor de kinderen. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, om de opvoedvaardigheden van de ouders te verbeteren en de kinderen te ondersteunen.
Tijdens de zitting zijn de vader, de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad en aangegeven dat de kinderen zich goed ontwikkelen en dat er geen directe zorgen zijn over hun welzijn. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad gedeeld, maar oordeelde dat de huidige situatie van de kinderen redelijk is en dat er geen noodzaak is voor een gedwongen ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het creëren van een stabiele opvoedomgeving en dat hulpverlening in het vrijwillige kader mogelijk is.
De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de overweging dat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot verbetering van de situatie en dat de onvoorspelbaarheid van de moeder onveranderbaar lijkt. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de ouders zich zullen inzetten voor een duurzame oplossing voor de opvoeding van de kinderen.