ECLI:NL:RBROT:2022:10746
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft opposante beroep ingesteld tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen, die niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft eerder, op 5 september 2022, het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat opposante het verschuldigde griffierecht niet had voldaan en dat er geen reden was gegeven voor dit verzuim.
In het verzet voert opposante aan dat zij op 7 juni 2022 het griffierecht van €50,- heeft voldaan, maar dat dit bedrag op 14 juni 2022 is teruggestort door het Landelijk dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR). Ter onderbouwing heeft zij afschriften van haar betaalrekening overgelegd. De verzetrechter moet beoordelen of de uitspraak van 5 september 2022 terecht zonder zitting is gedaan, en of er twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak door de argumenten die opposante in verzet heeft aangevoerd.
De verzetrechter constateert dat opposante kort na het versturen van een aangetekende herinnering om het griffierecht te voldoen, dit griffierecht alsnog heeft voldaan. Hierdoor is er twijfel ontstaan over de eerdere buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2022.