ECLI:NL:RBROT:2022:10741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/10/638443 / JE RK 22-1161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in pleegzorg

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige01], [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03]. De kinderen verblijven sinds maart 2021 in een pleeggezin vanwege een onveilige opvoedsituatie bij de ouders, die kampen met ernstige persoonlijke problemen en een geschiedenis van huiselijk geweld. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar, tot 19 juli 2023. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan de opvoedbehoeften van de kinderen te voldoen. De ouders hebben moeite met emotie-regulatie en zijn niet in staat om een veilige omgeving te bieden. De rechtbank heeft de standpunten van de ouders en de GI gehoord, waarbij de moeder en vader zich hebben neergelegd bij de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar hebben gewezen op de beperkte tijd die zij hadden om het rapport van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) te bestuderen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kinderen gebaat zijn bij de stabiliteit en zorg die het pleeggezin biedt en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer en hulpverlening noodzakelijk blijft. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 19 juli 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de rechters, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige Kamer
Zaakgegevens: C/10/638443 / JE RK 22-1161
datum uitspraak: 11 november 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Leiden,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2013 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige02] ,
[minderjarige03], geboren op [geboortedatum03] 2017 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige03] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.C. Heijmann, kantoorhoudende te Papendrecht,

[vader01] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.G.S.N. Asselbergs, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,

[pleegmoeder01] , hierna te noemen de pleegmoeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[pleegvader01] , hierna te noemen de pleegvader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 11 juli 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de rapporten van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) met betrekking tot de ouders van 8 november 2022, ingekomen bij de griffie op 8 november 2022.
Op 11 november 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de pleegouders,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [naam01] .
Bijzondere toegang is verleend aan mw. [naam02] , werkzaam als pleegzorgbegeleider bij stichting Timon, en mw. [naam03] , werkzaam als gedragswetenschapper bij stichting Timon.

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] wordt uitgeoefend door de ouders.

[voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 11 juli 2022 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 15 november 2022. De behandeling van het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden en voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank teneinde het verzoek voor het overige te behandelen.

Het (aangehouden) verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor een jaar, derhalve tot 19 juli 2023.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Het KSCD onderschrijft het standpunt van de GI dat de kinderen in het pleeggezin moeten blijven wonen zodat zij zich verder kunnen ontwikkelen. Uit het rapport van het KSCD is gebleken dat de ouders weinig leerbaar zijn, dat de problematiek van de kinderen fors is en dat zij zich niet veilig voelen bij de ouders. De kinderen voelen zich bij de pleegouders wel veilig. Het is niet te verwachten dat de ouders de kinderen kunnen bieden wat zij nodig hebben. De ouders hebben de patronen niet kunnen doorbreken.
De eerste verslagen over het verloop van de bezoeken tussen de kinderen en de ouders zijn positief geweest. De laatste verslagen van Family Supporters (FS) zijn minder positief, omdat de kinderen zich meer zijn gaan uiten en meer voelen. De kinderen hebben tussen de bezoeken met hun ouders onvoldoende hersteltijd gehad. De kinderen hebben veel stress rond de bezoeken ervaren. Daarom zijn de wekelijkse bezoeken tussen de ouders en de kinderen in de afgelopen periode verminderd naar om de week een ouder. Hulpverlening zal starten om de omgang tussen de kinderen en de ouders te verbeteren. De ouders gunnen het de kinderen dat het goed met hen gaat. Zij hebben er echter ook veel verdriet van dat de kinderen niet bij hen kunnen wonen.
Namens de moeder is ter zitting aangevoerd dat zij gelet op de uitkomsten van het KSCD-onderzoek niet anders kan dan zich neerleggen bij een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing. Wel is aandacht gevraagd voor het volgende.
Het KSCD heeft het rapport pas vlak voor de zitting aangeleverd. Daardoor hebben de moeder en de advocaat zeer beperkte tijd gehad om het rapport te lezen en met elkaar te bespreken. Het KSCD-onderzoek heeft gezorgd voor een gespannen situatie, waarin elke reactie en elke gedraging van de ouders wordt beoordeeld. Het lijkt erop dat ver strekkende conclusies zijn getrokken naar aanleiding van een observatie van twee minuten per kind per ouder. Deze conclusies staan haaks op de eerdere verslagleggingen van FS. FS is altijd positief geweest over de wijze waarop de moeder bij de kinderen kon aansluiten. Volgens FS kon de moeder adequaat naar de kinderen reageren. Dit laat onverlet dat het KSCD uitgebreid onderzoek heeft gedaan. Door wachtlijsten komt de moeder niet verder met haar eigen hulpverlening. Dit is haar niet aan te rekenen. De moeder wil graag hulpverlening om de omgang met kinderen te verbeteren en hoopt dat er weer een stijgende lijn zal komen in de bezoeken.
De vader heeft zich ter zitting niet verzet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing. Door zijn advocaat is wel aandacht gevraagd voor het volgende.
Ook de vader en de advocaat hebben beperkte tijd gehad om het KSCD-rapport met elkaar te bespreken. De vader heeft een redelijk positieve indruk bij Family Supporters gemaakt. Tijdens de observatie van de omgang tussen de vader en de kinderen speelde er een heftige situatie met de partner van de vader en daar had de vader last van. De periode van het KSCD-onderzoek is heftig geweest voor de ouders en de kinderen. De vader zou het liefst vierentwintig uur per dag de vader van de kinderen zijn. Hij wil de kinderen echter niet verder belasten. De vader wil betrokken blijven in hun leven en zich inzetten voor een goede samenwerking met de pleegouders.
De pleegmoeder heeft ter zitting - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Het KSCD-onderzoek heeft spanning bij de kinderen veroorzaakt. De kinderen zijn altijd enthousiast voor het bezoek met hun ouders. Na de bezoeken met hun ouders hadden zij last van verdriet en nachtmerries en lieten zij trauma-gerelateerd gedrag zien. Deze maand is er minder bezoek geweest. Daardoor is bij [voornaam minderjarige03] al een omslag zichtbaar. Zij is tot rust gekomen. Dat de vader het goed vindt dat de kinderen bij de pleegouders blijven wonen zal de kinderen goed doen. Zij hebben structuur en duidelijkheid over hun perspectief nodig.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij zijn opgegroeid in een onveilige opvoedsituatie. Er is sprake geweest van ernstig huiselijk geweld tussen de ouders.
De ouders hebben persoonlijke problemen en kampen allebei met een belast verleden. Zij hebben moeite om hun emoties te reguleren. De moeder is voor haar verslavingsproblematiek in behandeling geweest en heeft in Thailand verbleven om een traumabehandeling te volgen.
Er is sprake van een patroon, waarbij de ouders meermalen hun relatie hebben beëindigd en weer bij elkaar zijn gekomen. Er is veelvuldig sprake geweest van huiselijk geweld, waardoor de opvoedsituatie van de kinderen gekenmerkt werd door onveiligheid, onvoorspelbaarheid en instabiliteit. Vanwege deze zorgen verblijven [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] sinds maart 2021 in een pleeggezin. De afgelopen periode hebben geen nieuwe escalaties tussen de ouders plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de beschikking van 8 november 2021 heeft het KSCD in de afgelopen periode onderzoek gedaan naar de opvoedvaardigheden van de ouders en het perspectief van de kinderen. Uit de respectievelijke deelrapporten maakt de rechtbank op dat het KSCD het conceptrapport op 27 oktober 2022 aan de moeder heeft gestuurd en dat de advocaat van de vader op 7 november 2022 per e-mail een reactie op het concept-deelrapport heeft gegeven. Verder blijkt uit het deelrapport van de moeder dat de ouders op meerdere dagen voor de interactie-observatie aanwezig zijn geweest, zodat aan de opmerkingen daarover namens de moeder voorbij gegaan zal worden.
Uit het KSCD-onderzoek is gebleken van contra-indicaties voor een terugplaatsing bij (een van) de ouders. Bij [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is sprake van PTSS (Posttraumatische stressstoornis), hechtingstrauma, geparentificeerd gedrag, ernstig loyaliteitsconflict, een laag zelfbeeld en emotieregulatieklachten. Ook [voornaam minderjarige03] heeft last van hechtingstrauma; zij laat controlerend en zelfbepalend gedrag zien en is gefixeerd op eten. Door hun ontwikkelingsproblematiek hebben de kinderen een grote zorg-/ontwikkelings- en opvoedbehoefte en vragen zij om extra sensitief-responsieve, pedagogische en affectieve vaardigheden van hun opvoeders. Hierin kan de moeder volgens het KSCD onvoldoende voorzien. De persoonlijke problematiek van de moeder is van grote invloed op haar opvoedvaardigheden. Zij wordt in beslag genomen door (de gevolgen van) haar zeer traumatische verleden. Daardoor is de moeder onvoldoende in staat om zich te richten op de kinderen, hun behoeften en signalen. De moeder heeft onvoldoende sensitief-responsieve vaardigheden, komt slechts beperkt met de kinderen in contact en vertoont schadelijk oudergedrag. Ook ervaart de moeder veel lichamelijke klachten. De houding van de moeder ten opzichte van hulpverlening, haar geringe bereidheid tot het accepteren en continueren daarvan, haar persoonlijke problematiek, (emotionele) overbelasting en haar beperkte cognitieve vaardigheden maken dat zij tot op heden weinig profiteert van hulpverlening. De leerbaarheid van de moeder is beperkt.
Ook de vader kan volgens het KSCD onvoldoende voorzien in de ontwikkelings- en opvoedbehoeften van de kinderen. Hij kampt met psychiatrische (chronisch en complex trauma en een hoge mate van situationele stress) en persoonlijkheidsproblematiek. Bij oplopende stress heeft de vader last van emotie-regulatieproblemen. De persoonlijke problematiek van de vader is van zeer grote invloed op zijn opvoedvaardigheden. De (preoccupatie met zijn) trauma's uit zijn verleden en toestandsbeeld liggen dusdanig op de voorgrond dat dit zijn handelen en denkwijze beperkt. Daardoor is de vader onvoldoende in staat om zich te richten op de behoeften en signalen van de kinderen. De sensitief-responsieve vaardigheden van de vader zijn beperkt. Hij kan zich onderdanig en pleasend opstellen, waardoor er bij de kinderen rolverwarring en parentificatie ontstaat. De (gehechtheids)relaties en het contact tussen [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] en de vader zijn ernstig beschadigd geraakt door traumatische gebeurtenissen in het verleden binnen het opvoedklimaat en in directe relatie met de vader. In het contact tussen de kinderen en de vader is te zien dat er veel gevoelens van onveiligheid zijn, als ook schadelijk oudergedrag en stressgerelateerd kindgedrag.
Omdat de ouders niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] af te wenden en hun ontwikkeling en veiligheid te waarborgen, blijft ook de komende periode de betrokkenheid van een jeugdbeschermer en hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is dan ook van belang om de plaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in het pleeggezin voort te zetten. De kinderen zijn gebaat bij de rust, regelmaat en stabiliteit die hen in het pleeggezin geboden wordt. Het is knap dat de ouders dit respecteren en dat zij daarmee laten zien het belang van hun kinderen voorop te stellen. Omdat de ouders aanvaarden dat de kinderen in het pleeggezin wonen, kan verder gewerkt worden aan betekenisvolle omgang tussen ieder van de ouders en de kinderen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de rechtbank de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] verlengen voor de duur van voor de duur van een jaar.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De rechtbank zal een machtiging daartoe verlenen.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] tot 19 juli 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in een voorziening voor pleegzorg tot 19 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022 door mr. A.M.I. van der Does, voorzitter tevens kinderrechter, en mr. A.J. van Dijk en
mr. S. Riege, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen. Daarom is deze beschikking ondertekend door de jongste rechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.