ECLI:NL:RBROT:2022:10737

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
10-188851-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting bij partycentrum in Rotterdam met gemeen gevaar voor goederen

Op 5 juli 2022 heeft de verdachte, samen met een ander, brand gesticht bij een partycentrum in Rotterdam. De rechtbank heeft op 8 december 2022 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De verdachte is geboren in Koeweit in 2002 en woont in Delft. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 365 dagen opgelegd, waarvan 309 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk brand stichten, wat aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan het pand en de inboedel, geschat op meer dan 400.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdediging heeft betwist dat de verdachte aanwezig was bij de brandstichting, maar de rechtbank heeft de bewijzen, waaronder camerabeelden en metadata van een filmpje op de telefoon van de verdachte, als overtuigend beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling door een zorgverlener en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-188851-22
Datum uitspraak: 8 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Koeweit) op [geboortedatum01] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. E.J. van Gils, advocaat te Amsterdam

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd en dient te worden vrijgesproken.
De verdediging betwist de herkenning van de verdachte als één van de brandstichters op de camerabeelden. Op de telefoon van de verdachte is een filmpje aangetroffen dat door één van de verdachten tijdens de brandstichting is gemaakt. De verdachte heeft dit filmpje niet gemaakt, hij had die avond zijn telefoon uitgeleend. Voor zover de rechtbank wel enige betrokkenheid van de verdachte bij het feit aanneemt, bepleit de verdediging dat er geen sprake is geweest van gevaar voor (andere) mensen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 5 juli 2022 omstreeks 02.57 uur is brand gesticht bij partycentrum [naam horecagelegenheid01] aan de [adres delict01] in Rotterdam. Op de camerabeelden van het partycentrum zijn twee personen te zien die een ruit van de toegangsdeur ingooien, een vloeibare stof rond de voordeur en naar binnen sprenkelen en dit vervolgens aansteken, waarna er brand ontstaat. Te zien is dat één van deze personen dit alles met zijn telefoon filmt.
Tijdlijn en herkenning
Op de camerabeelden van het partycentrum is te zien dat voorafgaand aan de brandstichting een klein rood voertuig met opdruk Greenwheels in beeld komt rijden en dat er twee personen uitstappen die richting het partycentrum lopen. Uit onderzoek blijkt dat deze auto op 5 juli 2022 omstreeks 00.45 uur is gehuurd vanaf standplaats [adres02] in Delft via een account gekoppeld aan [naam01] en om 03.31 uur weer is teruggezet op dezelfde plaats. [naam01] woont aan de [adres03] in Delft.
Om 01.21 uur wordt de auto gezien in de [adres03] in Delft. Omstreeks 01.36 uur rijdt deze auto vanuit Delft naar de omgeving Galvanistraat in Rotterdam, waarna de auto rond 02.58 uur weer terug rijdt naar Delft. Rond 03.28 uur wordt eenzelfde rood voertuig met lichte opdruk weer gezien in de [adres03] in Delft.
De verdachte woont in de flat aan de [adres03] in Delft. Op de camerabeelden gemaakt in het portiek van de flat wordt de verdachte die nacht meermalen gezien. De verbalisanten concluderen dat het signalement van de verdachte en de kleding die hij die avond droeg overeenkomt met één van de personen die brand heeft gesticht bij het partycentrum, te weten de persoon die de brandstichting heeft gefilmd.
De verdachte wordt tussen 01.21 uur en 03.37 uur niet waargenomen op de camerabeelden in de [adres03] . Om 03.37 uur komt de verdachte de centrale hal van de flat weer binnen lopen. Om 03.38 uur (werkelijke tijd) staat de verdachte lachend in de lift en heeft hij een telefoon in zijn hand.
Uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte blijkt dat op 5 juli 2022 in de periode tussen 01:34:54 uur en 03:18:20 uur geen locaties worden aangestraald. In de tijd ervoor en erna straalt de telefoon aan nabij de [adres03] in Delft.
Om 03.46 uur is in deze telefoon gezocht op de website nu.nl/rotterdam en om 16.16 uur is op de website van het AD gekeken naar het item “flinke brand in partycentrum [naam horecagelegenheid01] aan de [adres delict01] ”.
Filmpje op de telefoon van de verdachte
Op de telefoon van de verdachte bevond zich een filmpje in de verwijderde items met daarop deze brandstichting.
Het filmpje is één op één te leggen op de opgenomen camerabeelden van het partycentrum.
De verbalisant die onderzoek heeft gedaan naar het filmpje concludeert dat gezien de aanwezigheid van metadata, de overeenkomsten tussen deze metadata, de gegevens
van de telefoon en de grootte van het bestand, het zeer waarschijnlijk is dat deze video is
opgenomen met de telefoon van de verdachte.
Het filmpje is op 5 juli 2022 om 02.56 uur gemaakt en op 30 juli 2022 verwijderd.
De rechtbank heeft op de zitting de camerabeelden van de brandstichting en de camerabeelden van de flat aan de [adres03] bekeken en gezien dat zowel het postuur, de jas, de broek en de schoenen inderdaad zeer grote gelijkenis vertonen en dat de emblemen op de jas en de broek van de verdachte precies overeen komen met de filmende brandstichter.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verweren van de raadsman worden verworpen. De verdachte heeft samen met een ander opzettelijk brand gesticht en daarvan is gemeen gevaar voor goederen ontstaan voor het pand waar de brand is gesticht en de naastgelegen panden. In het dossier zijn geen aanwijzingen aanwezig dat - zoals tenlastegelegd - de brandstichting tevens levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen tot gevolg heeft gehad, zodat de verdachte van dit deel zal worden vrijgesproken.
Het niet onderbouwde alternatieve scenario van de verdachte, dat hij niet bij de brand aanwezig was en zijn telefoon had uitgeleend, wordt weerlegd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 juli 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een bedrijfspand, gelegen aan de [adres delict01] , door
- een ruit van dat voornoemde pand te vernielen en
- vervolgens een hoeveelheid motorbenzine, in dat pand en over het trottoir naar dat pand te
gooien/sprenkelen/gieten en
- vervolgens een fles met motorbenzine, in dat
pand te gooien en
- vervolgens met een aansteker die motorbenzine, aan te steken
ten gevolge waarvan die motorbenzine, geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar
voor het bedrijfspand en de in het bedrijfspand aanwezige goederen en
gevaar voor de naastgelegen gebouwen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander op 5 juli 2022 schuldig gemaakt aan brandstichting bij een partycentrum in Rotterdam. Daardoor is aanzienlijke schade ontstaan aan het pand en de inboedel. De eigenaar schat de schade op ruim 400.000 euro.
Brandstichting is een zeer ernstig en gevaarlijk feit. Naast de forse materiële schade heeft een brand grote impact op de direct betrokkenen en zorgt een brandstichting bovendien voor gevoelens van onrust in de maatschappij. Een brand is per definitie oncontroleerbaar en de gevolgen ervan zijn daarom ook onvoorspelbaar. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Niet duidelijk is geworden wat nu het concrete motief is geweest voor het plegen van de brandstichting. Het kan echter niet anders dan dat de brandstichting is gepleegd met het oogmerk om een of meer betrokkenen bij dit bedrijf vrees aan te jagen of om de continuïteit van de bedrijfsvoering te verstoren. De rechtbank houdt de verdachte hiervoor verantwoordelijk.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 november 2022. Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven en voor zover hier relevant - het volgende in.
De verdachte lijkt voldoende te participeren in de samenleving. Hij heeft een baan in de
pakkettenbezorging, vrijetijdsbesteding in de vorm van kickboksen en een ondersteunende
vriendengroep en familie. Daarnaast is hij vriendelijk en meewerkend in contact. Er is geen delictpatroon waarneembaar en hij streeft maatschappelijk geaccepteerde doelen na, maar wegens de ernst van de vermeende feiten lijkt een reclasseringstraject met ambulante
behandeling geïndiceerd. Hierbij kan de focus gelegd worden op de impulsiviteit die naar voren komt wanneer de verdachte voor keuzes staat. Hij is lichamelijk in staat om een werkstraf uit te voeren.
7.1.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden en de nog jonge leeftijd van de verdachte zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In plaats daarvan wordt een taakstraf van na te noemen duur en een lang voorwaardelijk strafdeel opgelegd.
Om de verdachte ertoe te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zullen aan het voorwaardelijke strafdeel ook bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 302,90 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, met dien verstande dat er nog conservatoir beslag op rust.

9..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [benadeelde01] namens [naam horecagelegenheid01] te Rotterdam. De benadeelde partij heeft in de vordering geen bedrag genoemd. Hij heeft op het voegingsformulier geschreven dat de opstal, inventarisgoederen en de bedrijfsschade verzekerd is, maar dat nog niet duidelijk is of de verzekeraar alles zal vergoeden. De schade is nog niet vastgesteld.
9.1.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen vordering is ingediend en subsidiair bepleit de vordering af te wijzen of de benadeelde partij daarin nietontvankelijk te verklaren.
9.2.
Beoordeling
Gelet op de inhoud van het vorderingsformulier is de rechtbank anders dan de verdediging van oordeel dat er wel een vordering is ingediend maar ten aanzien van hetgeen de benadeelde partij op de vordering heeft vermeld, kan zonder nader onderzoek niet worden vastgesteld wat de schade daadwerkelijk is. Een nader onderzoek, waarvan overigens onbekend is hoeveel tijd dit zou kosten, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
309 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland in Den Haag, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag van € 302,90;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, welk bevel eerder bij beslissing van het gerechtshof Den Haag is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam horecagelegenheid01] te Rotterdam niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in/aan een bedrijfspand, gelegen aan de [adres delict01] , door
- een ruit van dat voornoemde pand te vernielen en/of
- ( vervolgens) een hoeveelheid (motor)benzine, althans een brandbare vloeistof, in
elk geval een brandbare stof in dat pand en/of over het trottoir naar dat pand te
gooien/sprenkelen/gieten en/of
-(vervolgens) een (fles met) (motor)bezine), althans een brandbare vloeistof in dat
pand te gooien en/of
-(vervolgens) met een aansteker die (motor)benzine, althans brandbare vloeistof
aan te steken
ten gevolge waarvan die (motor)benzine, althans brandbare vloeistof geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar
voor het bedrijfspand en/of de in het bedrijfspand aanwezige goederen en/of
gevaar voor de naastgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, waaronder diens mededader(s) te duchten was.
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)