ECLI:NL:RBROT:2022:10735

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
10-094428-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bevordering van cocaïne-invoer en bezit van munitie in Rotterdam

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de voorbereiding en bevordering van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het opengemaakt hebben van een container in de Rotterdamse haven waarin cocaïne was verstopt. Tijdens de zitting op 24 november 2022 werd vastgesteld dat de verdachte op 22 en 23 september 2021 op het terrein van de United Waalhaven Terminals B.V. was gezien, waar hij gereedschap had gebruikt om de container te openen. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op het gereedschap dat bij de cocaïnevondst was gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en verklaarde hem schuldig aan het voorhanden hebben van munitie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 22 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde deze straf op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en toezicht. De verdachte werd ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan het verkrijgen van werk of dagbesteding. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan het criminele drugscircuit, dat een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de veiligheid in de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-094428-22
Datum uitspraak: 8 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De officier van justitie heeft opgemerkt dat de tenlastelegging een kennelijke verschrijving bevat. Onder feit 1 moet in plaats van “kilogram”, “gram” worden gelezen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Lijnse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatieverbod ten aanzien van de Maasvlakte I + II en Waalhaven en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal van bevindingen en uit de camerabeelden niet is op te maken of het om één en dezelfde persoon gaat die gezien wordt op het haventerrein. In de buurt van de container waar later drie blokken cocaïne werden gevonden, werden gereedschappen aangetroffen. Het gereedschap en de cocaïnevondst kunnen niet zonder meer aan elkaar gekoppeld worden, enerzijds vanwege het tijdsverloop tussen de melding en het onderzoek aan de plaats delict, anderzijds vanwege onduidelijkheid over de vindplaats van het gereedschap. Het gereedschap - bovendien verplaatsbare voorwerpen - kan niet zomaar gezien worden als een daderspoor. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Op 23 september 2021 kwam bij de politie een melding binnen van de douane dat er in die nacht een onbekend persoon was gezien tussen opgestapelde containers in de stacks 313 en 315 van de United Waalhaven Terminals B.V. (hierna ook UWT) in Rotterdam. Op de camerabeelden werd gezien dat een persoon met zware tassen het terrein van UWT heeft verlaten en wordt opgehaald door een auto op dezelfde plek waar eerder die avond iemand was afgezet. In stack 313 werd vervolgens een reefercontainer aangetroffen (met nummer [nummer01] ) waarvan alle moeren van de luiken waren afgehaald. In de ruimte van de koelunit bleken drie pakketten met cocaïne te liggen, met een totaalgewicht van ongeveer 3 kilogram. Deze container was eerder Nederland binnen gekomen geladen met avocado’s uit Peru.
De verbalisanten zagen op de grond voor de container meerdere boutjes liggen en ook dat van de luikjes van deze containerboutjes ontbraken. In de directe nabijheid van deze container troffen zij vier stuks gereedschap aan, namelijk een ratel met dop 10, een hamer, een houtbeitel en een Makita accutol.
Het DNA van de verdachte is op al het gereedschap aangetroffen. Op de hamer en beitel is een DNA-mengprofiel aangetroffen met het DNA van de verdachte als hoofdprofiel. Op de schroeftol en ratelsleutel is eveneens een DNA-mengprofiel aangetroffen, waaronder het DNA van de verdachte.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat uit de genoemde reefercontainer cocaïne is gehaald en dat het aangetroffen gereedschap daarbij is gebruikt. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een ratel met dop 10 de maat is van de bouten en moeten waarmee de luiken van een reefercontainer zijn vastgezet. De rechtbank acht op basis van het voorgaande ook bewezen dat de verdachte het gereedschap ter plaatse heeft gebruikt waardoor hij zich heeft schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen als ten laste gelegd. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat hij dit feit in vereniging met anderen heeft gepleegd, zodat hij van dat deel zal worden vrijgesproken.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij vaak gereedschap in handen heeft gehad bij werk in de haven en bij het werken in huizen van vrienden. Hij herkent het gereedschap niet en ontkent dat het van hem is. De verdachte heeft de verklaring niet verder onderbouwd en de rechtbank acht deze niet geloofwaardig. Het kan geen toeval zijn dat er op een haventerrein vier stuks gereedschap wordt gevonden die zijn gebruikt bij het uithalen van verdovende middelen en dat precies die vier stukken gereedschap (ooit?) door de verdachte zouden zijn gebruikt bij werk of bij vrienden en dat daarom (na al die tijd?) zijn DNA er (nog?) op zou zitten.
De rechtbank verwerpt het verweer.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde, het voorhanden hebben van kogelpatronen, een hagelpatroon en een patroonmagazijn, is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.1.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
1.
hij op 22 september 2021 en 23 september 2021 te Rotterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen
van een hoeveelheid cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, - zich gelegenheid, tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wistof ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich onbevoegd op het terrein van de UWT terminal tussen de stacks te begeven en- de moeren van de luiken van container [nummer01] (met gereedschap) te verwijderen en- gereedschap (onder andere een ratel met dop 10 en een hamer en een houtbeitel en een accutol) voorhanden te hebben;
2.
hij op 12 april 2022 te Rotterdam
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten meerdere kogelpatronen, waaronder
- een kogelpatroon PG 9 mm Luger (9x19mm) en- een kogelpatroon CBC 40 S&W (.40) en- een kogelpatroon Geco 9mm Luger (9x19mm) en- een kogelpatroon S&B 9mm M (9x18mm) en
- een kogelpatroon Dynamit (4mm Flobert) en-een hagelpatroon, merk Gamebore, kaliber 12 ga
en een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de wet wapens en munitie, te weten een CZ patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk CZ, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..

Om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich gelegenheid tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

2.
Overtreding van artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich begeven op een voor hem verboden terrein in de Rotterdamse haven. Dit alles met maar één doel: het uithalen van cocaïne, met het oog op de verdere distributie daarvan. Hij heeft daar een container opengemaakt waarin een partij cocaïne zat verstopt en aldus de invoer van een hoeveelheid cocaïne voorbereid en bevorderd. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit.
Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat de drugshandel, ook indien deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, dient te worden bestraft.
Vanuit Zuid-Amerika worden grote hoeveelheden cocaïne Nederland ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid.
Daarnaast vormt de cocaïnehandel een ernstig maatschappelijk probleem, nu dit vaak gepaard gaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij, het gevoel van veiligheid en het vertrouwen van de samenleving in de integriteit van publieke instanties. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hieraan een bijdrage heeft geleverd.
Daarnaast werden bij de verdachte thuis een paar kogelpatronen en een patroonmagazijn aangetroffen. Het is verboden dit voorhanden te hebben.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een straatroof, openlijke geweldpleging en overtreding van de Wet wapens en munitie.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 juli 2022 en het voortgangsverslag van 18 november 2022. Deze rapporten houden - zakelijk weergegeven en voor zover hier relevant - het volgende in.
De verdachte schetst een redelijk positief bestaan waarin hij, op deze zaak, na geen problemen ervaart. De reclassering acht echter dat de leefgebieden dagbesteding en sociaal netwerk mogelijk zorgelijk te noemen zijn. De afgelopen twee jaar heeft de verdachte onder toezicht gestaan bij de jeugdreclassering. Dit is negatief retour afgerapporteerd omdat hij geen openheid van zaken gaf. Gezien zijn jeugdige leeftijd, de verdachte is nu 19 jaar oud, acht de reclassering het van belang dat er nog begeleiding moet worden geboden om te kijken of er nog gedragsverandering bewerkstelligt kan worden. De reclassering ziet meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden waarbij de verdachte kan worden gecontroleerd en in voorwaarden die worden ingezet bij de praktische ondersteuning en begeleiding om een zinvolle dagbesteding te kunnen realiseren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gezien de ernst van feit 1.
De rechtbank zal wel een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Enerzijds om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, maar ook omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht met de voorwaarden die hierna worden genoemd.
De verdachte heeft gezegd dat hij begeleiding door de reclassering niet echt nodig vindt, maar de rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn nog jonge leeftijd aanleiding dit wel op te leggen.
De officier van justitie heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel geëist in de vorm van een locatieverbod en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. De rechtbank zal deze maatregel niet opleggen, omdat dit al door het voorwaardelijke strafdeel wordt ondervangen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen munitie en wapenonderdeel te onttrekken aan het verkeer.
De verdediging heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De verdachte heeft deze kogelpatronen en een onderdeel van een vuurwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9..Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 29 juni 2022 geschorst voor onbepaalde tijd. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich niet uitgelaten over de voorlopige hechtenis.
De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte aanleiding om bij uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, maar deze onder dezelfde voorwaarden te laten voortduren.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10a van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde blijft zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van inkomen, werk en/of dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient hierbij inzicht te verschaffen in wat hij doet en papieren te kunnen overleggen van werk of inkomsten.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 5 stk munitie,
- 1 stk munitie.
- 1 stk wapen (omschrijving: Cz, chassisnr: [nummer02] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.M. Boek , voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 september 2021 en/of 23 september 2021 te Rotterdam,
althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van 3.001,5 kilogram, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich (onbevoegd) op het terrein van de UWT terminal tussen de stacks te begeven en/of
- de moeren van de luiken van container [nummer01] (met gereedschap) open te breken/maken/verwijderen en/of
- één of meer (sport)tas(sen) en/of gereedschap (onder andere een ratel met dop 10 en/of een hamer en/of een houtbeitel en/of een accutol) en/of een tracker voorhanden te hebben;
2.
hij op of omstreeks 12 april 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten meerdere kogelpatronen, waaronder
- een kogelpatroon PG 9 mm Luger (9x19mm) en/of
- een kogelpatroon CBC 40 S&W (.40) en/of
- een kogelpatroon Geco 9mm Luger (9x19mm) en/of
- een kogelpatroon S&B 9mm M (9x18mm) en/of
- een kogelpatroon Dynamit (4mm Flobert) en/of
meerdere hagelpatronen, waaronder
-een hagelpatroon, merk Gamebore, kaliber 12 ga en/of
onderde(e)l(en) van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de wet wapens en munitie, te weten een CZ patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk CZ, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.