ECLI:NL:RBROT:2022:10680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
10/157777-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling met bewezenverklaring van bedreiging en overtreding Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de verdachte zelf niet voldoende waren om opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan bedreiging en het in strijd handelen met de Wet wapens en munitie, omdat hij op 24 juni 2022 met een vleesmes dreigend naar de aangever was opgetreden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 60 dagen op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de impact van zijn gedrag op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/157777-22
Datum uitspraak: 30 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
raadsman mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde ‘poging tot doodslag’;
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde ‘poging tot zware mishandeling’ en het onder 2 ten laste gelegde;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor de onder 2 ten laste gelegde overtreding;
  • veroordeling van de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 132 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, waarbij de tenuitvoerlegging niet eerder plaatsvindt dan na goedkeuring van de rechter) en een contactverbod met aangever.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair (poging tot doodslag / poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de verdachte partieel vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde ‘poging tot doodslag’. De officier van justitie heeft betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen voor de onder 1 primair ten laste gelegde ‘poging zware mishandeling’. Zij komt tot dit standpunt op basis van de aangifte, waarin de aangever verklaart dat de verdachte drie à vier steekbewegingen naar hem toe maakte op borsthoogte en dat hij moest wegrennen, omdat hij anders zeker geraakt zou zijn met het mes; de getuigenverklaring van [getuige01] , die vanaf zijn balkon heeft gezien dat een man achter een jongen aanrende met een mes, de man stekende bewegingen maakte en dat de jongen geluk had dat hij niet geraakt was; de getuigenverklaring van [getuige02] , die verklaart te hebben gezien dat de verdachte een mes vast had en heen en weer aan het zwaaien was; de getuigenverklaring van de broer van de verdachte, [getuige03] , die verklaart dat zijn broer de hele buurt aan het terroriseren is onder invloed van cocaïne en met een mes door de wijk heen loopt en de verklaring van de verdachte zelf: hij verklaart ook dat hij met een mes achter het slachtoffer is aangerend.
4.1.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde ‘poging tot doodslag’ niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vraag of bewezen kan worden dat de verdachte een poging heeft gedaan om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank constateert dat uit het dossier opgemaakt kan worden dat de verdachte een mes in zijn hand heeft gehad en daarmee stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt. De verdachte ontkent dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen en stelt dat hij alleen op een grote afstand van de aangever met het mes een zwaaiende beweging heeft gemaakt. De aangever is de enige persoon die verklaart dat de verdachte steekbewegingen maakte op borsthoogte en dat hij op dat moment op ongeveer één meter afstand stond. Deze verklaring vindt echter op die punten onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Omdat uit het overige bewijs in het dossier met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld wat de afstand was tussen de verdachte en de aangever op het moment dat de bewegingen met het mes gemaakt werden en in welke richting van het lichaam van aangever deze bewegingen gemaakt werden, kan niet worden vastgesteld dat sprake was van opzet, ook in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is daarom sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1 subsidiair (bedreiging) en feit 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte weliswaar een mes bij zich had, maar dat hij niet de bedoeling had om met het mes de aangever te bedreigen. Het mes diende slechts ter bescherming tegen de vader en oom van aangever. Bovendien was het mes niet bestemd om letsel aan personen toe te brengen noch om te dreigen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 24 juni 2022 heeft de verdachte een aantal keren gebeld naar het telefoonnummer van de aangever. Daaropvolgend heeft de verdachte een bericht gestuurd naar aangever met het verzoek om naar beneden te komen, omdat de verdachte naar de woning van aangever zou gaan. Omstreeks 08.30 uur is de verdachte bij de woning van aangever verschenen met een vleesmes. De aangever kwam op dat moment [naam slagerij01] uitgelopen en zag de verdachte voor zijn woning staan met een mes in zijn handen. De aangever is toen weggerend en de verdachte is achter hem aangerend met het mes. Tijdens het rennen heeft de verdachte naar aangever geroepen en met het mes stekende/zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van aangever. Door de verbalisanten is later het door de verdachte achtergelaten vleesmes aangetroffen in de slagerij.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte aan de aangever een vleesmes heeft getoond en met dit mes stekende/zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van de aangever. Het onder die omstandigheden op straat tonen van een dergelijk mes en daarmee stekende/zwaaiende bewegingen maken in de richting van het lichaam komt bedreigend over. Het handelen van de verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook een bedreiging op. Dat de verdachte naar eigen zeggen het mes had meegenomen om zichzelf - indien nodig - te kunnen verdedigen, maakt zijn handelen niet minder bedreigend. Onder deze omstandigheden, en gelet op het lemmet van 18 centimeter, is het vleesmes aan te merken als een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie. De verweren worden verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierna opgenomen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 juni 2022 te [plaats01] [slchtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door aan die [slchtoffer01] dreigend een (groot) mes te tonen en daarbij met dit mes stekende/zwaaiende bewegingen te maken in de richting van het lichaam
vandie [slchtoffer01] ;
2.
hij op 24 juni 2022 te [plaats01] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (vlees)mes (met een lemmet van 18 centimeter) zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen heeft gedragen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;

2. handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en Munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de aangever met een vleesmes bedreigd. Hierdoor is het slachtoffer geschrokken en voelde hij zich genoodzaakt om de politie te alarmeren. Dit handelen toont weinig respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit rekent de rechtbank de verdachte dan ook aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De psychiater [naam psychiater01] heeft een Pro Justitia Rapportage over de verdachte opgemaakt gedateerd 16 september 2022. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende in.
Er is sprake van een stoornis in het gebruik van de middelen cocaïne en cannabis. Aangetoond is dat de verdachte ten tijde van het delict onder invloed was van cocaïne. Het beïnvloedde niet de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is er geen reden om het ten laste gelegde vanuit zijn verslaving verminderd toe te rekenen. Er zijn geen aanwijzingen voor psychotische symptomen. Vanuit collaterale informatie zijn er aanwijzingen voor paranoïdie. Aangezien onvoldoende zicht is op het delictscenario en de verdachte het ten laste gelegde ontkent, valt niet geheel uit te sluiten dat het ten laste gelegde is voortgekomen vanuit paranoïdie (mogelijk als gevolg van middelengebruik) of vanuit een heel andersoortig conflict. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen bij een bewezenverklaring.
Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt laag tot matig ingeschat. De risicofactoren die naar voren komen zijn: een geschiedenis van problemen met antisociaal gedrag, middelengebruik en problemen met relaties, werk en respons op toezicht. De verdachte heeft recente problemen met gedragsmatige instabiliteit en toekomstige problemen met stress en
coping. De verdachte heeft ook stressvolle levensomstandigheden.
Als beschermende factoren kunnen worden aangemerkt dat verdachte een ondersteunend netwerk heeft, positieve levensdoelen aanwezig zijn en hij een hechte band heeft met een prosociale volwassene. Aangezien de verdachte niet werd belemmerd in zijn wils- en keuzevrijheid om bepaalde keuzes te maken vanuit een psychische stoornis, kan er geen interventie-advies worden gegeven om het recidiverisico te doen verlagen. Van de verdachte wordt verwacht om in de toekomst een dergelijk relationeel conflict op een andere manier op te lossen, zonder daarmee tot delictgedrag te komen. Vanuit zorgoogpunt wordt een behandeling voor de cannabis- en cocaïneverslaving bij een verslavingsinstelling geadviseerd. Dit zou door middel van vrijwillige aanmelding van de verdachte via de huisarts kunnen worden gerealiseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De psycholoog [naam psycholoog01] heeft een Pro Justitia Rapportage over de verdachte opgemaakt gedateerd 19 september 2022. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte was bereid om aan het onderzoek mee te werken. De verdachte lijdt niet aan een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap. Ten tijde van het hem ten laste gelegde was daar evenmin sprake van.
Het ten laste gelegde kan het best worden begrepen vanuit een cultureel bepaald relationeel conflict. Aangever zou naar de vrouw van de verdachte hebben gekeken en zelfs na meerdere waarschuwingen van de zijde van verdachte daarmee door zijn gegaan. Verdachtes handelen wordt in de Turkse cultuur gedoogd, als normaal gedrag geaccepteerd of zelfs aanbevolen onder deze omstandigheden. Het komt niet voort uit antisociale overtuigingen. Er worden geen aanwijzingen gevonden voor persoonlijkheidsproblematiek of problemen op het gebied van psychoseksueel functioneren. Wel is bij de verdachte een stoornis in het gebruik van een
stimulantium(cocaïne) in matige zin vastgesteld en zou hij ten tijde van de aanhouding onder invloed zijn geweest. Bij de verdachte wordt echter geen patroon van problematisch gedrag vastgesteld, ook niet in combinatie met zijn cocaïnegebruik. Aan de rechtbank wordt geadviseerd om verdachte het hem ten laste gelegde (bij bewezen feiten) volledig toe te rekenen.
De risicofactoren die naar voren komen zijn: een geschiedenis van problemen met antisociaal gedrag als volwassene (vanuit geldtekort door cocaïnegebruik) en middelengebruik. Voorts is sprake van een vermijdende
coping.
Als beschermende factoren kunnen worden aangemerkt dat bij de verdachte sprake is van een hechte band in de kindertijd, empathisch vermogen, enigszins functionele
copingstrategieën (zij het: voornamelijk vermijdend) en zelfcontrole. Verdachte heeft vrijetijdsbesteding, motivatie voor behandeling en positieve levensdoelen met betrekking tot zijn rol als vader en partner van zijn vrouw. De verdachte heeft een prosociaal en ondersteunend netwerk en een stabiele relatie met zijn vrouw.
De bovenstaande risico- en beschermende factoren afgewogen wordt het recidiverisico ingeschat op laag/matig. Vanuit klinisch oogpunt wordt het recidiverisico ingeschat op laag, omdat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde niet vanuit een psychische stoornis werd belemmerd in zijn wils- en keuzevrijheid. Verdachte zal derhalve in de toekomst ook vrij zijn om in vergelijkbare situaties andere keuzes te maken. Bij afwezigheid van een psychische stoornis is immers het gehele spectrum aan gedragsalternatieven beschikbaar voor hem.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Reclassering Nederland gedateerd op 14 november 2022. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende in.
De criminogene factoren die mogelijk tot het ten laste gelegde hebben geleid zijn de spanningen omtrent de relatie van de verdachte en zijn partner en de verslavingsproblematiek van de verdachte. Verdachte is gediagnosticeerd met een cannabis- en cocaïneverslaving en tevens is sprake van een schuldenproblematiek. Op dit moment zit de verdachte in de ziektewet, vanwege lichamelijke problemen. In het verleden heeft de verdachte een ambulant traject gevolgd bij Bouwman GGZ en is hij kortdurend opgenomen geweest in een Antes kliniek vanwege zijn verslavingsproblematiek. Desondanks is hij niet volledig van zijn verslaving af. De verdachte staat open voor begeleiding en hulpverlening en ervaart een aanzienlijke lijdensdruk vanwege zijn verslaving. De reclassering heeft als mogelijk beschermende factoren kunnen constateren: de motivatie van de verdachte om aan zijn verslavingsproblematiek te werken, de verantwoordelijkheid die hij voelt ten aanzien van zijn gezin en de steun die hij van hen ervaart. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld evenals het risico op letselschade. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en een contactverbod met de aangever.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten geen gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor hij werd belemmerd in zijn wils- en keuzevrijheid. De verdachte wordt dus volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en rekening gehouden met de documentatie van verdachte.
De rechtbank heeft gelet op het oriëntatiepunt dat voor bedreiging is vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarbij neemt zij in aanmerking dat het oriëntatiepunt een aanzienlijk lagere (taak)straf voorschrijft dan de eis van de officier van justitie. Een taakstraf acht de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hetgeen op de terechtzitting is gebleken, niet passend. Gelet hierop, op het oriëntatiepunt en het gegeven dat de verdachte voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, maakt dat de rechtbank evenwel een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden acht.
Het maakt eveneens dat de rechtbank, anders dan is geadviseerd door de reclassering, geen ruimte meer ziet om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de onder feit 2 bewezen verklaarde overtreding
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het voorhanden hebben van het mes. Hoewel het feit kwalijk te noemen is, acht de rechtbank het, gelet op de straf die voor het overig bewezen verklaarde feit zal worden opgelegd en de beperkte financiële draagkracht van verdachte, niet opportuun om aan de verdachte voor deze overtreding een aparte straf of maatregel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.264,- aan materiële schade (bestaande uit gederfde inkomsten), een vergoeding van € 35.000,- aan immateriële schade, een vergoeding van € 17.500,- aan affectieschade voor zijn moeder en een vergoeding van € 19,15 (bestaande uit slaappillen) en toekomstige kosten voor de psycholoog aan proceskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier heeft verzocht de gehele vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de vordering onvoldoende onderbouwd is.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering geheel af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is voor een derde door de aangever ingediend, zodat het geen persoonlijk geleden schade betreft. Tevens is de vordering onvoldoende onderbouwd en daarenboven te belastend voor het strafproces.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering geheel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering is onvoldoende onderbouwd en door de verdediging gemotiveerd betwist. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd aanwezig is en rechtstreeks verband houdt met het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in diens vordering, zal hij worden veroordeeld in de kosten van de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit tot een
gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slchtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal met een (groot) mes stekende/zwaaiende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slchtoffer01] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2022 te [plaats01] [slchtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan die [slchtoffer01] dreigend een (groot) mes te tonen / voor te houden en/of daarbij met dit mes stekende/zwaaiende bewegingen te maken naar/in de richting van het lichaam die [slchtoffer01] ;
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2022 te [plaats01] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (vlees)mes (met een lemmet van 18 centimeter) zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;