ECLI:NL:RBROT:2022:10669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
10/210729-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een strafzaak betreffende een overval met geweld

Op 9 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een overval. De officier van justitie, mr. C.J.A. de Bruijne, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en veroordeling tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. Er waren geen bewijsmiddelen die de verdachte fysiek op de plaats delict konden plaatsen, en het signalement van de verdachte kwam niet overeen met dat van de dader. Bovendien werd de verdachte niet herkend tijdens een fotoconfrontatie. De rechtbank concludeerde dat de aanwijzingen van de auto en telefoon van de verdachte op de plaats delict niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/210729-20
Datum uitspraak: 9 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam, verschenen namens mr. S. Ben Ahmed.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen en geconcludeerd dat de verdachte één van de daders is geweest van de overval. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op het feit dat het signalement van de verdachte overeenkomt, de auto van de verdachte op het plaats delict was, dat rond het tijdstip van de overval met de telefoon van de verdachte is gebeld en deze is aangestraald bij zendmasten in de omgeving van de [naam winkel01] en tot slot dat met de telefoon van de verdachte rond het tijdstip van de overval is gebeld naar een nummer waar ook een medewerker van [naam winkel01] ten tijde van de overval naar heeft gebeld. De stelling van de verdachte dat hij zijn auto met daarin zijn telefoon die ochtend zou hebben uitgeleend, acht de officier van justitie onaannemelijk en in het licht van de bewijsmiddelen niet geloofwaardig.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die de verdachte fysiek op de plaats delict plaatsen. Het signalement van de verdachte komt niet overeen met het gegeven signalement van (één van) de dader(s). Daarbij is de verdachte bij een meervoudige fotoconfrontatie niet door de aangever herkend. De omstandigheid dat de auto van de verdachte en zijn telefoon wel op het plaats delict zijn te plaatsen, zijn wellicht aanwijzingen voor eventuele betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde, maar vormen op zichzelf, zonder ander bewijs dat ontbreekt, geen sluitend bewijs dat de verdachte één van de daders van de beroving is geweest.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Botlek Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas(je) met geld (totaal € 31.918, 80 of daaromtrent), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam winkel01] en/of [naam winkel02] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/ of gevolgd van geweld en/ of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer01] (met kracht) vast te pakken en/of vast te houden en/of
- het(de tas(je) uit de hand(en) van die [slachtoffer01] te rukken en/of te trekken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)