ECLI:NL:RBROT:2022:10621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
FT RK 22/482
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van taxibedrijf wegens opeisbare loonvordering van werkneemster

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] TAXI B.V. Het verzoek tot faillietverklaring was ingediend door een werkneemster van het taxibedrijf, die een opeisbare loonvordering had van € 5.542,13 bruto, exclusief rente, voor salarisbetalingen over juli en augustus 2022 en de eindafrekening na beëindiging van haar dienstverband op 10 augustus 2022. De werkneemster had geen vertrouwen meer in de toezeggingen van de werkgever om een betalingsregeling te treffen, vooral gezien de aanwezigheid van meerdere loonvorderingen van andere werknemers.

Tijdens de zitting op 22 november 2022 werd de werkneemster bijgestaan door haar advocaat, mr. R.C.M. Klatten, en waren ook andere belanghebbenden aanwezig, waaronder werknemers van de verweerster. De verweerster betwistte de vordering niet, maar stelde dat de financiële problemen het gevolg waren van externe factoren zoals de coronapandemie en inflatie. Ondanks enkele deelbetalingen aan de werkneemster, was er geen betalingsregeling tot stand gekomen.

De rechtbank oordeelde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van de werkneemster en dat de verweerster in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. De rechtbank verklaarde [X] TAXI B.V. in staat van faillissement en benoemde mr. M. Aukema als rechter-commissaris en mr. M.K. de Bruijn als curator. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 november 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 22 november 2022
VONNIS op het op 31 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. R.C.M. Klatten,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] TAXI B.V.,
Olympiaweg 28 A,
3077 AL Rotterdam,
statutair gevestigd te Rotterdam,
verweerster.

1.De procedure

De behandeling ter zitting van het ingekomen verzoekschrift is door de rechtbank bepaald op 22 november 2022.
Ter zitting van 22 november 2022 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
  • [naam 1] , verzoekster;
  • [naam 2] , partner van verzoekster;
  • mr. R.C.M. Klatten, advocaat van verzoekster;
  • [naam 3] , bestuurder van verweerster;
  • [naam 4] , belanghebbende, werknemer van verweerster;
  • [naam 5] , belanghebbende, werknemer van verweerster.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1
Standpunt verzoekster
Verzoekster stelt dat zij een opeisbare loonvordering op verweerster heeft van € 5.542,13 bruto, exclusief rente, uit hoofde van salarisbetalingen over juli en augustus 2022 en de eindafrekening vanwege het einde van haar dienstverband op 10 augustus 2022. Door verweerster is de vordering erkend, hetgeen ook blijkt uit enkele deelbetalingen van verweerster. Tevens loopt er een gerechtelijke procedure ten aanzien van het vaststellen en opeisbaar stellen van de transitievergoeding en aanzegvergoeding. Verzoekster stemt niet in met het verzoek van verweerster om alsnog een betalingsregeling te treffen; zij stelt geen vertrouwen meer te hebben in de toezeggingen van verweerster. Daarnaast zijn er meerdere schulden. Zo zijn er opeisbare loonvorderingen van andere werknemers, van wie de heren [naam 4] en [naam 5] ter zitting zijn verschenen. Verweerster is opgehouden te betalen en verzoekster persisteert derhalve in haar verzoek tot faillietverklaring.
2.2
Standpunt verweerster
Verweerster betwist het vorderingsrecht van verzoekster en het bestaan van de steunvorderingen niet. Verweerster stelt dat de financiële problemen het gevolg zijn van diverse omstandigheden, die niet aan hem te wijten zijn, zoals de coronapandemie en de inflatie. Zij wil de problemen graag oplossen en heeft verzoekster voorgesteld een betalingsregeling te treffen. Verweerster voert aan dat hij bovendien deelbetalingen aan verzoekster heeft verricht. Met de overige werknemers is zij bezig om afspraken te maken over het vaststellen van de hoogte van hun loonvorderingen (waarbij schadeposten in mindering moeten worden gebracht) en de uitbetaling ervan. Zo heeft zij met werkneemster [naam 6] een betalingsregeling getroffen. Daarom verzoekt zij het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl ten minste één vordering opeisbaar is.
Onbetwist is dat verzoekster een opeisbare loonvordering op verweerster heeft. Voorts is daarnaast sprake van meerdere loonvorderingen van andere werknemers van verweerster, welke door verweerster – behoudens de hoogte ervan vanwege mogelijke schadevaststellingen – niet betwist worden.
Wat de toestand van te hebben opgehouden te betalen betreft wordt het volgende overwogen. Desgevraagd heeft verweerster erkend dat hij meerdere schulden bij werknemers heeft. Met verzoekster is geen betalingsregeling tot stand gekomen. Dat verweerster enkele deelbetalingen aan verzoekster heeft verricht, is gelet op het voorgaande niet voldoende. Niet is gebleken dat verweerster thans over voldoende actief beschikt om haar schulden te betalen.
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [X] TAXI B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. M.K. de Bruijn, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. T. Mulder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022 te 11.00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.