ECLI:NL:RBROT:2022:10614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
FT EA 22/800 en FT EA 22/801
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ontruiming in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoeker op 14 september 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 29 september 2022 bepaald, waarbij verzoeker en zijn schuldhulpverlener, alsook de vertegenwoordiger van de verweerster, aanwezig waren. Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat het vonnis van 19 juli 2022 tot ontruiming van zijn woning ten uitvoer zou worden gelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een aanzienlijke huurschuld heeft, maar dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft daarbij de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van de verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat het belang van verzoeker zwaarder weegt, mits hij de huurtermijnen tijdig blijft voldoen.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker de huurtermijnen tijdig betaalt. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman en openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 6 oktober 2022
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 14 september 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 15 september 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 29 september 2022.
Ter zitting van 29 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [naam persoon 1] , werkzaam bij Zuidweg & Partners (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam persoon 2] , werkzaam bij Gerechtsdeurwaarderskantoor Over de Vest, namens Erasmus C.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: verweerster).
Verzoeker heeft op 29 september 2022 aanvullende stukken aan de rechtbank doen toekomen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 19 juli 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Voor de standpunten van verzoeker en schuldhulpverlening verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.

3..Het verweer

Verweerster heeft ter zitting verklaard dat verzoeker een aanzienlijke huurschuld heeft laten ontstaan en dat er nog geen concreet voorstel ligt om de schulden op te lossen. Verweerster is bereid om verzoeker de tijd te geven om orde op zaken te stellen, zolang verweerster ervan verzekerd is dat de huur tijdig en volledig betaald wordt.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 19 juli 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van de e-mail van 11 augustus 2022 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 20 september 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 19 juli 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft ter zitting aangetoond dat hij de komende periode voldoende inkomsten vanuit zijn eigen bedrijf zal ontvangen. Verzoeker werkt op een project voor Zine Bestratingen en verzoeker heeft aangegeven dat er voldoende werk is. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat zijn inkomen netto op een bedrag van € 2.750,00 per maand uitkomt, wat ruim voldoende is om de huur van € 646,00 per maand te voldoen. Verzoeker heeft aangetoond dat hij de huur van september en oktober 2022 reeds tijdig betaald heeft. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 19 juli 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.