ECLI:NL:RBROT:2022:10613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
FT EA 22/734
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekster op 18 augustus 2022. Verzoekster, die parttime werkt als schoonmaakster, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, maar Nationale Nederlanden (NN), de grootste schuldeiser met een vordering van € 50.119,78, heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling. NN stelde dat het aangeboden bedrag te laag was en dat verzoekster niet het maximaal haalbare had aangeboden, aangezien zij niet had aangetoond dat zij niet fulltime kon werken.

De rechtbank heeft de belangen van NN zwaarder laten wegen dan die van verzoekster. Hoewel verzoekster lichamelijke klachten heeft na een auto-ongeluk in 2018, heeft zij onvoldoende bewijs geleverd dat zij niet in staat is om fulltime te werken. De rechtbank merkte op dat verzoekster geen recente medische keuring had overgelegd en dat haar arbeidsongeschiktheid slechts tijdelijk was. Bovendien had verzoekster niet actief gesolliciteerd naar een fulltime functie, wat ook door de schuldhulpverlening niet werd gevraagd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om NN te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, omdat de belangen van de weigerende schuldeiser in dit geval zwaarder wegen dan die van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 6 oktober 2022
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 18 augustus 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers met drie vorderingen, te weten:
  • Allianz Trade, voorheen Euler Hermes, met twee vorderingen, hierna te noemen: Allianz;
  • Nationale Nederlanden, vertegenwoordigd door Vesting Finance, hierna te noemen: NN;
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
NN heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend. NN heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij om proceseconomische redenen enkel schriftelijk verweer zal voeren.
Allianz heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 26 september 2022, aan schuldhulpverlening te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Allianz wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van 29 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster, bijgestaan door haar zoon;
  • de heer [naam persoon] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift drie concurrente schuldeisers met vier vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 101.101,62 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 29 maart 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 6,09% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt parttime, te weten 25 uur per week, en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Verzoekster is sinds 1999 werkzaam als schoonmaakster bij Visio in Huizen voor 25 uur per week. Verzoekster heeft in 2018 een auto-ongeluk gehad, waarna zij last heeft gekregen van haar gewrichten. Verzoekster wil zichzelf niet overbelasten, daarom wil zij 25 uur per week blijven werken. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Thans stemmen twee schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. NN stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 50.119,78 op verzoekster, welke 49,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft NN te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. NN stelt voorts dat de wettelijke regeling van het dwangakkoord niet is bedoeld voor een situatie waarin de weigerende schuldeiser met een aandeel van 49,6% de grootste schuldeiser is. In haar verweerschrift heeft NN zich op het standpunt gesteld dat verzoekster voorts niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op het huidige inkomen van verzoekster op basis van een parttime dienstverband, terwijl niet is gebleken dat verzoekster niet fulltime zou kunnen werken. Verzoekster wil vanwege lichamelijke klachten niet overbelast raken door meer te werken. Verzoekster is echter niet afgekeurd en NN wijst erop dat verzoekster zich kan laten omscholen naar minder fysiek werk. NN wijst er voorts op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster zich maximaal inspant om zoveel mogelijk baten voor haar schuldeisers te verwerven.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van NN bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of NN in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van NN een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 49,6% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat NN in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Verzoekster is parttime werkzaam, te weten 25 uur per week. Verzoekster heeft in 2018 een auto-ongeluk gehad en zij stelt dat zij hierna last heeft gekregen van haar gewrichten. Zij wenst niet meer uren te werken, omdat zij niet overbelast wil raken. Verzoekster heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat is om fulltime te werken. Verzoekster heeft bijvoorbeeld geen keuring overgelegd waaruit dit blijkt. Verzoekster heeft een expertiserapport van GRM Expertises Personenschade overgelegd van 12 juni 2018 overgelegd waaruit onvoldoende blijkt dat verzoekster arbeidsongeschikt is. Zo staat in voornoemd rapport onder andere dat verzoekster slechts anderhalve week arbeidsongeschikt was na het ongeval. Bovendien dateert dit rapport van 2018 waardoor het niets zegt over de huidige gesteldheid van verzoekster. De rechtbank neemt bovendien mee dat verzoekster al sinds 1999, dus ruim voor het ongeval, ook al 25 uur per week werkzaam was.
Gebleken is dat verzoekster nog niet actief heeft gesolliciteerd naar dienstbetrekkingen voor aanvullende uren, dan wel voor een fulltime baan. En uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat schuldhulpverlening hier ook niet naar vraagt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van NN als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om NN te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.