ECLI:NL:RBROT:2022:10611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
FT EA 22/563 en FT EA 22/564 en FT EA 22/565 en FT EA 22/566
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekers, die in financiële problemen verkeerden. Verzoekers, die onder de afdeling Stedelijke Zorg van de Gemeente Rotterdam vielen, hadden een schuld van in totaal € 65.427,04 aan twintig schuldeisers, waaronder vier preferente en zestien concurrente schuldeisers. Zij boden een regeling aan waarbij zij 2,18% aan de preferente schuldeisers en 1,09% aan de concurrente schuldeisers zouden betalen. De schuldeiser Bonju Nederland B.V. weigerde echter in te stemmen met deze regeling, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vond in verhouding tot de totale schuldvordering.

Tijdens de zittingen op 26 augustus en 29 september 2022 werd de situatie van verzoekers besproken. Verzoeker had inmiddels een baan gevonden en de afloscapaciteit zou toenemen van € 30,80 naar € 74,00 per maand. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat verzoekers voldoende hadden aangetoond dat zij hun best deden om hun schulden te voldoen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekers en de overige schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van Bonju, die weigerde in te stemmen.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekers toegewezen en Bonju bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens werd Bonju veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot, aangezien verzoekers niet door een advocaat waren bijgestaan. De rechtbank verklaarde dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en wees het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer 1] en [nummer 2]
[nummer 3] en [nummer 4]
uitspraakdatum: 6 oktober 2022
in de zaak van:
[verzoeker]
en
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1..De procedure

Verzoekers hebben op 22 juni 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Reijnders Advocaten, c.q. Bonju Nederland B.V. (hierna: Bonju);
die weigert mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Bonju heeft op 22 augustus 2022 een e-mail toegezonden waarin onder meer staat dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Ter zitting van 26 augustus 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam persoon 1] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Mevrouw [verzoekster] , verzoekster, is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat verzoekster ziek was en daarom niet ter zitting kon verschijnen.
Verzoeker heeft de rechtbank op 29 augustus 2022 aanvullende stukken doen toekomen.
De rechtbank heeft op basis van de aanvullende stukken besloten de mondelinge behandeling voort te zetten.
Ter zitting van 29 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw [naam persoon 2] en mevrouw [naam persoon 3] , beiden werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift twintig schuldeisers, waarvan vier preferente schuldeisers met vijf vorderingen en zestien concurrente schuldeisers met eenentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 65.427,04 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van 1 maart 2022 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,18% aan de preferente schuldeisers en 1,09% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekers was ten tijde van de aanbiedingsbrief van 1 maart 2022 gebaseerd op voortzetting van hun Participatiewet-uitkering. Verzoekers vielen ten tijde van de aanbiedingsbrief van nog onder de afdeling Stedelijke Zorg van de Gemeente Rotterdam. Verzoekers verbleven destijds in de opvang bij Prokino. Er was geen sprake van een sollicitatieplicht, omdat verzoekers eerst hun sociale situatie moesten stabiliseren. Ter zitting van 26 augustus 2022 heeft verzoeker verklaard dat verzoekers inmiddels een huurwoning hebben en dat verzoeker een afspraak heeft met de werkconsulent van de gemeente om op zoek te gaan naar een baan. Verzoekster is bezig met het leren van de Nederlandse taal.
Ter zitting van 29 september 2022 heeft verzoeker verklaard dat hij een baan heeft gevonden in de horeca voor 36 uur per week. Verzoeker kan daar vanaf 10 november 2022 beginnen. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat de afloscapaciteit van verzoekers hiermee zal toenemen van € 30,80 naar € 74,00 per maand. Verzoekers hebben toegezegd dat zij dit bedrag met terugwerkende kracht vanaf de startdatum van de schuldregeling,
28 januari 2022, zullen reserveren voor de schuldeisers.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en hun vaste lasten worden inmiddels door hun budgetbeheerder voldaan.
Negentien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Bonju stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 6.809,65 op verzoekers, welke 10,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Bonju te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Verzoeker had bij het aangaan van de huurovereenkomst stukken overgelegd waaruit bleek dat hij een goed inkomen had. Echter, enkele maanden na het aangaan van de huurovereenkomst stopten verzoekers al met het betalen van de huur.
Bonju heeft in haar e-mail van 22 augustus 2022 de rechtbank bericht dat zij zich met betrekking tot het verzoek refereert aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Bonju bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Bonju in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker een goede omzet had vanuit zijn eigen onderneming. Verzoeker heeft dit onderbouwd met de jaarstukken van 2020 en 2021. Verzoeker heeft voorts aangetoond dat zijn onderneming per 23 maart 2021 is opgeheven. Uit de jaarstukken bleek dat verzoeker een auto op naam van het bedrijf had ter waarde van plus minus
€ 14.000,00. De rechtbank had vragen met betrekking tot de verkoop en afwikkeling hiervan. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij een ongeluk heeft gehad en dat de auto total loss was gereden. Verzoeker heeft daarna verschillende auto’s gehuurd om op zijn werk te komen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat geen sprake was van kwade trouw bij het aangaan van de huurovereenkomst met Bonju. Verzoeker had immers een goed inkomen ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst, te weten 1 november 2020, en zijn onderneming is opgeheven per 23 maart 2021.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van Bonju een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 10,4%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negentien van de twintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Verzoekers vielen ten tijde van de aanbiedingsbrief onder de afdeling Stedelijke Zorg van de gemeente Rotterdam. Verzoekers hadden destijds geen sollicitatieplicht omdat zij eerst hun sociale situatie moesten stabiliseren. Dat is inmiddels gebeurd, verzoekers hebben een huurwoning. Verzoeker heeft inmiddels een baan gevonden voor 36 uur per week, waar hij per 10 november 2022 kan beginnen. Verzoekster is bezig met het leren van de Nederlandse taal. Nu door schuldhulpverlening een prognoseakkoord is aangeboden, zal de uitkering hoger worden. De afloscapaciteit is toegenomen van € 30,80 naar € 74,00 per maand. Bovendien hebben verzoekers aangeboden om deze afloscapaciteit te hanteren vanaf het begin van de schuldregeling, te weten 28 januari 2022. Zij zullen een daarmee overeenkomstige reservering maken ten behoeve van de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekers het maximale ten behoeve van hun schuldeisers zullen afdragen, is voldaan. Verzoekers zitten in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zouden kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek willen oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Bonju, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Bonju te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Bonju zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekers niet zijn bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Bonju om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Bonju in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst de verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.