ECLI:NL:RBROT:2022:10605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
ROT 22/1924
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking standplaatsvergunning en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen een voornemen van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om zijn standplaatsvergunning in te trekken. De vergunning betrof het verkopen van eten en drinken op een specifieke locatie in Rotterdam. Op 28 januari 2022 werd het voornemen tot intrekking aan eiser kenbaar gemaakt, met als reden dat hij zijn standplaats niet had ingenomen. Vervolgens werd op 24 maart 2022 de standplaatsvergunning daadwerkelijk ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het zich richtte tegen een voornemen en niet tegen een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft hierop beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het kennelijk ongegrond is. De rechtbank heeft zich gebaseerd op artikel 8:54 van de Awb, dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank oordeelt dat het college terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaar zich richtte tegen een voornemen en niet tegen een definitief besluit. Bovendien heeft het college in het besluit van 24 maart 2022 reeds inhoudelijk gereageerd op de bezwaren van eiser, die als zienswijze zijn meegenomen in de besluitvorming.

De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. de Jong).

Inleiding

Op 28 januari 2022 heeft verweerder aan eiser een voornemen kenbaar gemaakt om zijn standplaatsvergunning (voor het verkopen van eten en drinken) aan de [straatnaam 1] (op de hoek met de [straatnaam 2]) in te trekken. De reden hiervoor is dat eiser zijn standplaats niet zou hebben ingenomen.
Op 24 maart 2022 heeft verweerder eisers standplaatsvergunning ingetrokken.
Met het bestreden besluit van 8 maart 2022 heeft verweerder eisers bezwaar tegen het voornemen niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.

Het beroep van eiser

1. In beroep voert eiser aan dat hij het niet eens is met de voorgenomen intrekking van zijn standplaatsvergunning.

Beoordeling door de rechtbank

2. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar zich richtte tegen een voornemen en dat is geen besluit in de zin van de Awb. Er is geen aanleiding om eisers bezwaar tegen het voornemen door te sturen als een bezwaar gericht tegen het besluit van 24 maart 2022, nu verweerder in dat besluit eisers inhoudelijke bezwaren tegen het voornemen tot intrekking van de standplaatsvergunning heeft meegenomen als zienswijze bij de besluitvorming en daar dus al inhoudelijk op heeft gereageerd.

Conclusie en gevolgen

4. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat eisers beroep ongegrond is. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. In het verzetschrift dient ook te worden aangegeven of een partij wenst te worden gehoord op een zitting. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.