ECLI:NL:RBROT:2022:10584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
ROT 21/4237
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake voorlopige aanslag waterschapsbelastingen en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep en eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.A.N. Bartels. Eiseres had een voorlopige aanslag waterschapsbelastingen van € 278,34 ontvangen, waartegen zij bezwaar had aangetekend. Het bezwaar werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft eiseres op 19 oktober 2022 verzocht om een volmacht en aanvullende stukken over te leggen die de relatie tussen eiseres en de vennootschap [B.V. X] verduidelijken. Eiseres heeft hierop gereageerd, maar heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij dezelfde vennootschap is als [B.V. X]. De rechtbank heeft eiseres meerdere keren de gelegenheid gegeven om de benodigde stukken te overleggen, maar deze zijn niet tijdig ingediend.

Tijdens de zitting op 5 december 2022 heeft de gemachtigde van eiseres opnieuw verzocht om uitstel voor het indienen van stukken, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres]te Zoetermeer, eiseres,
gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels,
en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder,

gemachtigde: mr. E.J. Wilhelmy Damsté.

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een voorlopige aanslag waterschapsbelastingen opgelegd van € 278,34.
Bij besluit van 29 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft de rechtbank eiseres verzocht een volmacht over te leggen en stukken waaruit blijkt dat [eiseres]
dezelfde vennootschap is als [B.V. X]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 1 november 2022 heeft eiseres een volmacht van “Februari/maart/april 2021”, van “april/mei 2022” en een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [B.V. X] overgelegd.
Bij brief van 22 november 2022 heeft de rechtbank eiseres verzocht om binnen één week stukken over te leggen waaruit blijkt hoe de [B.V. X] (waarvan eiseres een uittreksel uit het Handelsregister heeft overgelegd) en [eiseres] (de B.V. die wordt aangeslagen) zich tot elkaar verhouden. De rechtbank heeft daarbij vermeld dat als eiseres dit niet verduidelijkt, de rechter hieraan consequenties kan verbinden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft via Teams deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van Artikel 8:24, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Op grond van Artikel 8:31 Awb, kan de bestuursrechter indien een partij niet voldoet aan de verplichting te verschijnen, inlichtingen te geven, stukken over te leggen of mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8:47, eerste lid, daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.
Op grond van Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft de rechtbank eiseres verzocht een volmacht over te leggen en stukken waaruit blijkt dat [eiseres] dezelfde vennootschap is als [B.V. X] .
Hierop heeft eiseres met haar brief van 1 november 2022 op gereageerd, maar niet op het verzoek om stukken waaruit blijkt dat [eiseres] dezelfde vennootschap betreft als [B.V. X]
Bij brief van 22 november 2022 heeft de rechtbank eiseres verzocht om binnen één week stukken over te leggen waaruit blijkt hoe de [B.V. X] (waarvan eiseres een uittreksel uit het Handelsregister heeft overgelegd) en [eiseres] (de B.V. die wordt aangeslagen) zich tot elkaar verhouden. De rechtbank heeft daarbij vermeld dat als eiseres dit niet verduidelijkt, de rechter hieraan consequenties kan verbinden.
De gemachtigde van eiseres heeft met zijn brief van 29 november 2022 in reactie op deze brief van 22 november 2022 opnieuw (onder meer) een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd van [B.V. X] en ook van [Y BV] en [Z BV] ), maar heeft geen duidelijkheid gegeven over hoe [eiseres] en [B.V. X] zich tot elkaar verhouden.
Eiseres heeft geen redenen gegeven waarom hij het geconstateerde gebrek niet binnen de gestelde termijn heeft geheeld. Eiseres heeft met zijn stukken duidelijk gemaakt dat hij gemachtigd is om namens [naam] beroep in te stellen voor [B.V. X] maar niet dat hij dat namens [eiseres] is. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres gesteld dat sprake is van een statutenwijziging en nog verzocht om binnen één week de gevraagde stukken alsnog te mogen indienen. Gelet op de al gegeven termijnen ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe.
De rechtbank ziet dan ook grond om het beroep van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren.
2. Voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ontvangen op 9 april 2021. De redelijke termijn is op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan dus niet verstreken.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
6 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).