ECLI:NL:RBROT:2022:10578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
10.337271.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging van voormalig behandelaar met verminderd toerekeningsvatbaarheid en disproportionele tbs-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging van zijn voormalig behandelaar. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, heeft in de periode van 24 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door herhaaldelijk e-mails en vriendschapsverzoeken via sociale media te sturen, alsook door contact te zoeken met de familie van het slachtoffer en bij de voormalige werkgever van het slachtoffer langs te gaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden.

De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, op basis van rapportages van psychologen die hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan verschillende psychiatrische stoornissen, waaronder een ongespecificeerde schizofrenie en een ernstige stoornis in cannabisgebruik. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ernst van het feit, hoewel zorgwekkend, niet zodanig was dat een tbs-maatregel proportioneel zou zijn. In plaats daarvan is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en eerdere behandelingen, en heeft geconcludeerd dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de opgelegde straf en maatregel als passend en geboden beschouwd, gezien de impact van het gedrag van de verdachte op het slachtoffer en de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.337271.21
Datum uitspraak: 17 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI [detentieadres],
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 126 dagen met aftrek van het voorarrest;
  • oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling, met de voorwaarden zoals deze door de reclassering in het rapport van 25 oktober 2022 zijn geadviseerd, met daarbij het bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op in de periode van 24 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 te
Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1], door
- (veelvuldig) (e-mail)berichten te sturen naar die [naam 1] en
- (meermalen) een vriendschapsverzoek via Facebook en Instagram te sturen
naar die [naam 1] en
- (meermalen) (Facebook)berichten te sturen naar de broer en/ moeder van die
en
- langs te gaan bij de voormalige werkgever van die [naam 1] en/(vervolgens) te
vragen waar die [naam 1] werkzaam is
met het oogmerk die [naam 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich in de periode van 24 augustus tot en met 15 december 2021 schuldig gemaakt aan het stalken van zijn voormalig behandelaar. Dat deed hij door haar e-mails te sturen, haar vriendschapsverzoeken via Instagram en Facebook te sturen, via social media contact te zoeken met de broer en moeder van slachtoffer en bij haar voormalig werkgever langs te gaan en te vragen waar het slachtoffer werkzaam is. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, terwijl het contact tussen de verdachte en het slachtoffer juist is ontstaan omdat het slachtoffer hulpverlener, immers behandelaar, van de verdachte was. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens en belangen van het slachtoffer en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en zijn eigen gevoelens en de drang om contact te zoeken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van de klinisch psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw, gedateerd 10 maart 2022, het Pro Justitia rapport van de psychiater B.A. Blansjaar, gedateerd 24 februari 2022 en het reclasseringsrapport gedateerd 25 oktober 2022.
Het rapport van de klinisch psycholoog houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een ongespecificeerde schizofrenie-of andere psychotische stoornis, een stoornis in cannabisgebruik en van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische trekken. Middelengebruik heeft de psychische ontregeling versterkt en de persoonlijkheid problematiek heeft de drempel voor grensoverschrijdend gedrag verlaagd. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Daarnaast kan het risico op recidive als hoog worden ingeschat. Gelet op de eerder deels mislukte behandelinterventies en het hoge recidiverisico wordt een behandeling in de vorm van bijzondere voorwaarden weinig hoopvol geacht. Daarom wordt ter overweging gegeven om de verdachte een klinische behandeling in een Forensische Psychiatrische kliniek binnen het kader van een tbs met voorwaarden te laten ondergaan.
Het rapport van de psychiater houdt onder meer het volgende in:
De verdachte lijdt aan psychiatrische stoornissen in de vorm van een ernstige stoornis in cannabisgebruik en waarschijnlijk door de cannabis veroorzaakte psychoses, met een maniform verhoogde stemming die mogelijk het gevolg is van een eveneens door cannabis veroorzaakte slaapstoornis. Ten tijde van het hem thans ten laste gelegde leed verdachte aan de hiervoor genoemde stoornissen. Aangezien de psychose waarschijnlijk is veroorzaakt door excessief cannabis gebruik en gelet op het feit dat verdachte enigermate bewust is geweest van de laakbaarheid van de door hem bekende feiten wordt geadviseerd hem die bij een bewezenverklaring in een verminderende mate toe te rekenen. Verder wordt het risico op recidive als matig verhoogd ingeschat. Om het recidivegevaar te beperken wordt een behandeling van tenminste enkele maanden in een Forensische Psychiatrische Kliniek in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel geadviseerd. Op basis van de justitiële documentatie kan een tbs-maatregel met voorwaarden worden overwogen.
Een dergelijk zwaarder kader wordt door de psychiater echter niet noodzakelijk geacht om het recidivegevaar in voldoende mate te beperken.
De reclassering ziet in haar rapport van 25 oktober 2022 criminogene factoren op het gebied van psychiatrische- en verslavingsproblematiek. Er is sprake van een ernstige cannabis verslaving, waarbij eerdere interventies niet hebben geleid tot langdurige abstinentie. Daarnaast ziet de reclassering risico verhogende factoren op diverse leefgebieden. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte heeft zich tijdens het schorsingstoezicht niet aan de voorwaarden gehouden door ondanks het contactverbod contact op te nemen met aangeefster. Een regulier forensische kader sluit volgens de reclassering onvoldoende aan bij de problematiek van verdachte. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van het NIFP en adviseert bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde belaging een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen
Ter terechtzitting van 3 november 2022 heeft reclasseringsmedewerker [naam 2] het hiervoor genoemde advies toegelicht. Er is sprake van complexe problematiek en de eerdere interventies hebben niet tot langdurige verandering geleid. Een tbs-maatregel met voorwaarden levert naar verwachting de beste kans op succes zal op. Of verdachte daadwerkelijk een gevaar vormt kan de reclasseringsmedewerker niet zeggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies in zoverre over dat de verdachte in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Vanwege de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd
Verdachte heeft zijn voormalig hulpverlener gedurende een periode gestalkt. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar angst aangejaagd. Het stalken van een hulpverlener zorgt niet alleen voor angst en onveiligheid bij de direct betrokkenen, maar ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of aan verdachte, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een tbs-maatregel moet worden opgelegd zoals door de deskundigen is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd. De maatregel is zeer ingrijpend van aard en daarom moet bij de beoordeling daarvan ook worden gekeken naar de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit alsmede de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde belaging beperkt is gebleven tot een relatief beperkt aantal keer contact zoeken via mailberichten en social media met het slachtoffer en diens broer en moeder, en eenmaal langsgaan bij de voormalig werkgever. Door verdachte zijn in die contacten geen bedreigingen of anderszins uitlatingen gedaan die in ernstige mate vreesaanjagend zijn. Aldus bezien is de ernst van het feit relatief beperkt gebleven. De rechtbank is, gelet op het strafblad van verdachte waar geen recente geweldsfeiten op staan en het feit dat de reclassering niet kan aangeven of verdachte daadwerkelijk gevaarlijk is, van oordeel dat de oplegging van een tbs-maatregel in de concrete omstandigheden van het geval, daargelaten of aan het gevaarscriterium is voldaan, niet proportioneel is. Om die reden zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een tbs-maatregel.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam 1].
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en/of maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jareninhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam 1];
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte, welk bevel apart is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs.mr. A. Bonder en mr. J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks de periode van 24 augustus 2021 tot en met 15 december 2021 te
Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1], door
- (veelvuldig) (e-mail)berichten te sturen naar die [naam 1] en/of
- (meermalen) een vriendschapsverzoek via Facebook en/of Instagram te sturen
naar die [naam 1] en/of
- (meermalen) (Facebook)berichten te sturen naar de broer en/of moeder van die
en/of
- langs te gaan bij de voormalige werkgever van die [naam 1] en/of (vervolgens) te
vragen waar die [naam 1] werkzaam is
met het oogmerk die [naam 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;