ECLI:NL:RBROT:2022:10518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
ROT 21/1510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een verzorgende IG in het kader van de WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, werkzaam als verzorgende IG, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de wijziging van haar WIA-uitkering. Eiseres had zich op 22 september 2015 ziekgemeld vanwege psychische klachten en ontving sinds 19 september 2017 een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 49,15%. Het UWV heeft op 28 mei 2020 besloten dat haar uitkering per 1 augustus 2020 zou wijzigen naar 38,82% arbeidsongeschiktheid, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat haar medische situatie slechter was dan het UWV had vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 1 augustus 2020 voor 38,82% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd kan worden op de subjectieve klachten van eiseres, maar dat objectieve medische onderbouwing noodzakelijk is.

De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van het UWV bekeken en vastgesteld dat de functies die aan eiseres zijn aangeboden, passend zijn binnen haar beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering te wijzigen naar 38,82% arbeidsongeschiktheid in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1510

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. B. Drossaert).

Procesverloop

Met het besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 augustus 2020 wijzigt, omdat eiseres minder arbeidsongeschikt is dan voorheen, namelijk 38,82%.
Met het besluit van 12 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 9 november 2022. Eiseres was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als verzorgende IG. Zij heeft zich op 22 september 2015 wegens psychische klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiseres had sinds 19 september 2017 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 49,15%. Het UWV heeft op verzoek van eiseres een herbeoordeling gedaan van haar arbeidsongeschiktheid.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 1 augustus 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 61,18% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 38,82%. Daarom wijzigt de WIA-uitkering van eiseres per 1 augustus 2020 naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt de functie “montagemedewerker, nr. 3697.0026.067 in SBC-code 267051” niet geschikt. Zij heeft opnieuw het CBBS geraadpleegd en een nieuwe functie geselecteerd binnen dezelfde SBC-code die soortgelijk is aan de eerder geduide functie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige. Eiseres blijft dan ook 38,82% arbeidsongeschikt. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter dan het UWV vindt. Zowel haar fysieke als psychische klachten zijn toegenomen. Artsen hebben dit met hun nieuwe diagnoses en verslagen bevestigd. Daarnaast zijn de klachten als progressieve ziektes vastgesteld. Ook heeft eiseres verschillende keren aangegeven dat er nog medische onderzoeken plaatsvonden voor haar fysieke klachten en dat het voorbarig zou zijn om bij voorbaat conclusies te trekken over de mate van haar arbeidsongeschiktheid. Verder is de beslissing gebaseerd op twee telefonische contacten zonder dat een fysiek onderzoek door een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. Ook was bij de hoorzitting geen verzekeringsarts aanwezig. Eiseres is van mening dat zij niet in staat is om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Ten slotte stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 38,82% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 augustus 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 1 augustus 2020 voor 38,82% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. De verzekeringsarts benoemt dat eiseres een uitgebreid overzicht van haar klachten en een kopie van verschillende specialisten waar zij onder behandeling is, heeft opgestuurd. Ook is extra informatie opgevraagd en verkregen van de specialist waar zij voor mentale klachten onder behandeling is. Het spreekuur heeft telefonisch plaatsgevonden in verband met Covid-19 op 18 maart 2020 en 15 april 2020. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapporten heroverwogen. Hij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie bestaande uit verschillende brieven van specialisten over de periode van 16 januari 2001 tot en met 26 januari 2021 meegenomen in zijn beoordeling. Dit betreft de medische informatie die eiseres heeft ingebracht in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn heroverweging gebaseerd op dossierstudie en eiseres niet gezien en/of gesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat hij geen noodzaak zag voor een spreekuur, omdat er voldoende medische gegevens aanwezig zijn voor een beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11
.Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de stukken geen nieuwe inzichten in de belastbaarheid van eiseres op datum in geding geven. Meerdere aandoeningen zijn ontstaan in de loop van 2021. Eventuele verergeringen of nieuwe beperkingen op basis hiervan zijn ruim na datum in geding ontstaan en hebben daardoor geen betrekking op de heroverweging. De overige genoemde klachten en aandoeningen hebben betrekking op de reeds in primair en in bezwaar aangenomen beperkingen op basis van reeds bekende diagnoses.
12. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Eiseres is door de primaire verzekeringsarts telefonisch gesproken en psychisch onderzocht. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet heeft gesproken en/of lichamelijk heeft onderzocht ziet de rechtbank hierin in dit geval geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. Hierbij is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht wat maakt dat een fysiek (lichamelijk) onderzoek geen aanvullende waarde zou hebben gehad. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij betrokken dat het dossier uitgebreide medische informatie over de jaren heen van de behandelaars bevat. Verder zijn in de telefoongesprekken die de verzekeringsarts met eiseres heeft gevoerd geen aanwijzingen voor psychiatrische of cognitieve stoornissen naar voren gekomen. Nu de beperkingen die zijn aangenomen al fors zijn, gelet op de medisch objectiveerbare klachten, is niet te verwachten dat een fysiek onderzoek zou hebben geleid tot nog verdergaande beperkingen.
13. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses fibromyalgie; gewrichtspijn (artrose niet nader gespecificeerd); knieklachten links (op basis van geringe artrose en mogelijk meniscus letsel); myalgie/spierpijn (chronisch pijnsyndroom), cervicobrachialgie klachten; posttraumatische stress stoornis en overige niet persoonlijkheidsstoornis. Eiseres ervaart klachten aan de rug en de linkerknie. De verzekeringsarts acht het plausibel om beperkingen te geven voor geknield en/of gehurkt actief zijn, klimmen, trappenlopen, lang staan (ook tijdens het werk) en lang lopen (ook tijdens het werk). Tillen en/of trekken worden beperkt en ook wordt een beperking opgenomen op het vlak van frequent zware lasten hanteren. Verder gezien de artrose en pijnklachten worden trillingen op het hele lichaam beperkt. Eiseres ervaart nog steeds mentale klachten. Uit de aanwezige medische informatie en eigen onderzoek ziet de verzekeringsarts reden om de eerder gestelde beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren te handhaven en om enige beperkingen extra aan te nemen. Het gaat om beperkingen op het vlak van uiten van gevoelens, samenwerken en werkzaamheden met klanten en/of patiënten. Eiseres heeft geen intensieve therapie meer waarvoor een urenbeperking aangenomen moet worden. Wel wordt overwerk ontraden. Ook wordt op preventieve gronden (mentaal) nog een urenbeperking gegeven voor 8 uur per dag en 32 uur per week.
15
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 4 januari 2021 en 8 februari 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De aangenomen beperkingen zijn consistent met de klachten en de mate waarin eiseres nog kan functioneren in het dagelijks leven kijkend naar de anamnese, sociale activiteiten en het dagverhaal. Hieruit volgt dat er objectief gezien benutbare mogelijkheden zijn. Eiseres voldoet dan ook niet aan de uitzonderingen die worden genoemd in het Schattingsbesluit. Hoewel eiseres meer beperkingen ervaart, worden geen ernstige aandoeningen vermeld in de medische informatie. Dat er sprake zou zijn van verergering van de aandoeningen is ondanks de claim niet objectief onderbouwd in de medische gegevens. De binnengekomen informatie in januari 2021 werpt ook geen nieuw licht op de medische situatie van eiseres op de datum in geding. Ook ziet deze informatie deels op data na de datum in geding. De in bezwaar genoemde aandoeningen zijn reeds beschreven in de verzekeringsgeneeskundige WIA rapporten van 2017 en 2020. Overigens leidt een objectief bepaalde verergering van een aandoening niet altijd tot verslechtering van de belastbaarheid en meer beperkingen in de FML. Ondanks voornoemde zijn er bij de primaire beoordeling meer beperkingen in de FML aangenomen dan in de beoordeling van 2017 om tegemoet te komen aan de ervaren verergering van de klachten en de nieuwe gewrichtsklachten (onder andere knieklachten) van eiseres, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
16
.Eiseres stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medische situatie en dat zij niet in staat is om te werken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Ook vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd in de rapporten van 21 juni 2021 en 22 september 2022 waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer of andere beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 juni 2021 toegelicht dat het nog steeds gaat over de artrose in nek en rug, PDS/IBS, knieklachten links (artrose, geen meniscusleasie) en klemgedrag van de kaak. Voor de nek-, rug- en knieklachten zijn diverse dynamische en statische beperkingen opgenomen. Voor de IBS en het klemgedrag van de kaak zijn er geen direct werkgerelateerde beperkingen aan te nemen, maar zijn wel spanning verlagende persoonlijke en sociale beperkingen aangenomen ter preventie van deze klachten. Verder wordt door eiseres gesproken over hartklachten, maar deze zijn niet gebleken uit zowel de aanvullende medische gegevens in beroep als de eerdere medische gegevens. Wel is er een verslag van een bezoek aan de SEH wegens pijn op de borst, echter zonder hartklachten, maar waarschijnlijk op basis van ribklachten. Ook de gegevens van de psychiater geven geen contra-indicatie voor werk. Daarnaast is met de psychische klachten van eiseres al rekening gehouden op het vlak van persoonlijke en sociale beperkingen. Ook is preventief een urenbeperking aangenomen van 32 uur per week in verband met recuperatie. Met deze aangenomen urenbeperking is ook rekening gehouden met de verminderde beschikbaarheid wegens behandelingen en onderzoeken bij haar behandelaars. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. Daarbij is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd op de medische informatie die door eiseres in de procedure is ingebracht en daarbij navolgbaar heeft gemotiveerd waarom deze informatie volgens hem niet tot een andere inschatting van de medische beperkingen leidt.
17. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (553020) Archiefmedewerker;
- (111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- (267051) Monteur printplaten.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport aangegeven dat één van de eerder geduide functies namelijk de functie “montagemedewerker, nr. 3697.0026.067 in SBC-code 267051” niet geschikt is vanwege een overschrijding ten aanzien van item 1.9.4. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft deze functie verworpen en opnieuw het CBBS geraadpleegd. Binnen dezelfde SBC-code heeft zij een andere passende functie gevonden die soortgelijk is aan de primair geduide functie. Daarmee voldoet de nieuwe functieselectie aan de criteria van het Schattingsbesluit. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 1 augustus 2020 met de middelste van deze functies 61,18% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verzorgende IG, zodat eiseres voor de overige 38,82% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

21. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 1 augustus 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 38,82%.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 november 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.