ECLI:NL:RBROT:2022:10516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
FT RK 22-332
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van surseance van betaling en faillietverklaring van een houdstervennootschap met geen reële activa en aanzienlijke schulden

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V. betreffende de intrekking van de surseance van betaling en de verklaring van faillissement. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vooruitzicht dat de schuldenaar, Bela, na verloop van tijd haar schuldeisers kan bevredigen, niet bestaat. Bela, een houdstervennootschap zonder inkomsten, heeft geen activa van enige reële waarde, afgezien van een vordering op twee ontbonden vennootschappen en een betwiste vordering van Citadel van € 29.000.000,-. De bewindvoerder, mr. M.J. Noteboom, heeft op 18 november 2022 verzocht om intrekking van de surseance, omdat de schuldenlast van Bela, die in totaal € 6.896.551,- bedraagt, niet kan worden voldaan met de beschikbare middelen. De rechtbank heeft een zitting gehouden op 22 november 2022, waar de bewindvoerder en de advocaten van Bela hun standpunten hebben toegelicht. Bela heeft zich verweerd tegen het intrekkingsverzoek en gesteld dat er wel degelijk vooruitzicht is op een onderhands akkoord en dat de dividenduitkeringen haar liquiditeitsproblemen kunnen oplossen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de surseance niet is bedoeld om de procedure tegen Citadel te financieren en dat er geen vooruitzicht is op verbetering van de situatie van de schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om intrekking van de surseance toegewezen en Bela in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. M.J. Noteboom als curator.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
intrekking surseance van betaling, uitspreken faillietverklaring
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 november 2022
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 augustus 2022 is voorlopige surseance van betaling verleend aan:
BEHEER- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ BELA B.V.,
Nonnenveld 126
4201 AR Gorinchem,
schuldenares (hierna ook: Bela),
bewindvoerder: mr. M.J. Noteboom.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de bewindvoerder van 18 november 2022 waarin deze ex artikel 242 lid 1 sub 5 Faillissementswet (Fw) verzoekt om intrekking van de surseance van betaling.
Aangezien de (middellijk) bestuurder van de vennootschap bij monde van zijn gemachtigde te kennen heeft gegeven vooralsnog geen medewerking aan het onderhavige verzoek te geven, heeft de rechtbank een zitting op 22 november 2022 gelast.
Ter zitting van 22 november 2022 zijn verschenen en gehoord:
- mr. M.J. Noteboom, bewindvoerder;
- mr. M. Wesselink, kantoorgenoot van de bewindvoerder;
- mr. R.G. Roeffen, advocaat van schuldenares;
- mr. J.C.J. Wouters, advocaat van schuldenares;
- de heer [naam] , bestuurder van schuldenares.
Ter zitting hebben de bewindvoerder en de advocaten van schuldenares pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten.
Bela is een houdstervennootschap. Zij genereert geen inkomsten. Afgezien van een aanspraak op dividenduitkeringen uit twee (inmiddels ontbonden) vennootschappen ten bedrage van ongeveer € 1.900.000,-, heeft zij geen activa van enige reële waarde.
Tussen Bela en de Stichting Continuïteit Citadel Groep (hierna: Citadel) loopt sinds 2014 een civiele bodemprocedure bij de rechtbank Amsterdam. Naar aanleiding van gewezen tussenvonnissen zijn twee appelprocedures gevoerd en heeft de Hoge Raad een arrest gewezen. Er is nog geen eindvonnis gewezen in de procedure bij de rechtbank. Citadel heeft - in het kader van de surseance - een vordering op Bela van € 29.000.000,- aangemeld. Bela heeft de vordering van Citadel betwist en stelt dat zij juist een vordering op Citadel heeft van € 39.575.855,-.
Citadel heeft conservatoir beslag gelegd op de aandelen van Bela in de hierboven genoemde (inmiddels ontbonden) vennootschappen. Dit beslag strekt zich dus uit tot de dividenden waarop Bela aanspraak heeft.
Bela beschikt niet over liquide middelen. Een aan Bela gelieerde partij heeft, gedurende de periode waarin aan Bela voorlopige surseance van betaling is verleend, een boedelkrediet aan Bela ter beschikking gesteld. Hiermee zijn de afgelopen periode de boedelkosten voldaan (met name het salaris van de bestuurder, de loonbelasting en de facturen van de advocaten van Bela). Een derde partij heeft op de derdenrekening van de bewindvoerder een bedrag gestort teneinde het salaris van de bewindvoerder veilig te stellen in geval de surseance van betaling wordt opgeheven, terwijl geen faillissement wordt uitgesproken.

3.Het verzoek van de bewindvoerder

De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het vooruitzicht dat Bela na verloop van tijd haar schuldeisers zal kunnen bevredigen, niet bestaat. Om die reden heeft hij een intrekkingsverzoek ingediend.
De bewindvoerder heeft zijn intrekkingsverzoek – kort samengevat en voor zover hier relevant – als volgt toegelicht.
Bela heeft de bewindvoerder meegedeeld dat zij de surseance heeft aangevraagd omdat zij geen liquide middelen meer heeft om de hierboven genoemde procedure tegen Citadel te financieren. De gedachte van Bela is dat na een omzetting van de voorlopige surseance naar een definitieve surseance de procedure tegen Citadel kan worden voortgezet en uitgeprocedeerd totdat onherroepelijk komt vast te staan of Citadel een vordering heeft en zo ja tot welk beloop. Voor de financiering van de kosten van deze procedure wenst Bela de gelden aan te wenden die vrijkomen wanneer – ten gevolge van een definitieve surseance verlening – het door Citadel gelegde conservatoir beslag wordt opgeheven. Het restant (na betaling van de boedelkosten) zal volgens Bela worden benut om de schuldeisers naar rato en in overeenstemming met hun voorrecht te voldoen.
De bewindvoerder stelt dat de surseance hiervoor niet is bedoeld. De wens van de bestuurder van Bela om de procedure voort te zetten, legitimeert niet de handhaving van de surseance. De voortzetting van de surseance kost op deze manier alleen maar geld, terwijl de voortzetting ook niet erop is gericht om de vooruitzichten van de schuldeisers te verbeteren. Hier komt bij dat deze procedure zich nog jarenlang zal voortslepen. Subsidiair geldt – als de rechtbank zou oordelen dat het vooruitzicht voor de schuldeisers om te worden bevredigd wel aanwezig zou zijn – dat dit vooruitzicht niet binnen een redelijke termijn kan worden gerealiseerd.
De bewindvoerder heeft verder het standpunt ingenomen dat er de facto sprake is van een faillissementstoestand bij Bela. Bela heeft vijf aan haar gelieerde schuldeisers die opeisbare vorderingen op Bela hebben van in totaal € 6.896.551,-. Gelet op de schuldenlast van Bela (zelfs als Citadel buiten beschouwing wordt gelaten) en het feit dat Bela geen inkomsten genereert, moet worden geconstateerd dat de baten van Bela (met name het dividend van € 1.900.000,-) ontoereikend zijn om de schulden van Bela te voldoen.

4.Het verweer van Bela

Bela heeft zich verweerd tegen het intrekkingsverzoek van de bewindvoerder. Het vooruitzicht dat Bela na verloop van tijd haar schuldeisers zal kunnen bevredigen, bestaat, aldus Bela. Zij heeft daartoe – kort samengevat en voor zover relevant – het volgende aangevoerd.
Bela heeft een verzoek tot surseance ingediend, omdat er geen externe financiering voor de procedure tegen Citadel kon worden gevonden. Bij een definitieve verlening van surseance zullen de dividenduitkeringen waarop nu het beslag van Citadel rust, in de boedel van Bela vallen. Bela is daarmee in staat om zich verder te verweren in de procedure tegen Citadel.
Bela heeft daarnaast gesteld dat er vooruitzicht bestaat op een onderhands akkoord. Door de vrijval van de dividenduitkeringen zijn haar liquiditeitsproblemen opgelost, is zij in staat de lopende kosten te betalen, zich te verweren in de procedure tegen de vorderingen van Citadel en kan zij zich richten op het aanbieden van een onderhands akkoord aan haar schuldeisers. Daarbij kan volgens Bela ook worden gedacht aan de mogelijkheid om de
– betwiste – vordering van Citadel op Bela voor een bepaald bedrag af te kopen.

5.De beoordeling

Voor beantwoording van de vraag of in deze zaak de surseance moet worden ingetrokken, moet – op grond van artikel 242 lid 1 sub 5, tweede volzin – worden beoordeeld of het vooruitzicht dat de schuldenaar na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen, niet blijkt te bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat dit vooruitzicht niet blijkt te bestaan en dat het intrekkingsverzoek dient te worden toegewezen. Ter toelichting overweegt zij als volgt.
Surseance van betaling geldt als een algemeen uitstel van betaling dat door de rechtbank aan schuldenaar wordt verleend. Door een surseance van betaling wordt aan schuldenaar een rustpauze verleend, die zal moeten worden gebruikt om tijdelijke liquiditeitsproblemen weer de baas te worden. Bij de surseance staat de continuïteit van de onderneming van schuldenaar en het behoud van de waarde van die onderneming centraal, zodat niet alleen de schuldenaar wordt gebaat maar ook dat het vooruitzicht bestaat dat schuldeisers beter worden bevredigd dan in geval van faillissement. Het algemeen uitstel van betaling is dus te beschouwen als een regeling zowel in het belang van schuldenaar als in dat van schuldeisers.
In dit geval is de surseance van betaling door schuldenares aangevraagd, zoals zij heeft erkend, om haar van financiële middelen te voorzien en haar daarmee in staat te stellen om de civiele procedure tegen Citadel voort te zetten. Op dit moment ontbreekt de financiering daarvoor, maar wanneer de voorlopige surseance wordt omgezet in een definitieve surseance, dan kan Bela verder procederen. Zij kan dan immers de – vrijgevallen – dividenduitkeringen ten bedrage van € 1.900.000,- daarvoor aanwenden.
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond van het doel van de verlening van surseance van betaling, stelt de rechtbank vast dat aan dit doel – kort: een adempauze om tijdelijke liquiditeitsproblemen te boven te komen en waardebehoud van de onderneming – niet wordt voldaan. Uit de stellingen van Bela volgt immers dat in dit geval de surseance is bedoeld om het enige actief van reële waarde, namelijk de liquide middelen (de dividenduitkeringen), die op zichzelf al onvoldoende zijn om de niet betwiste schuldeisers te voldoen, vrij te laten vallen en deze aan te wenden om haar in staat te stellen om de civiele procedure tegen Citadel voort te zetten. Hiermee neemt het vermogen van Bela af, terwijl er geen vooruitzicht is dat nog actief wordt verworven – de onderneming heeft immers geen andere activiteiten (meer) dan het voeren van de procedure tegen Bela. Dat hiermee het vooruitzicht bestaat dat schuldeisers binnen een redelijke termijn geheel of gedeeltelijk zouden worden bevredigd, is dan ook niet aannemelijk.
Waar Bela stelt dat zij een deel van de vrijgevallen dividenduitkeringen zal aanwenden om een akkoord aan haar schuldeisers aan te bieden, geldt dat dit vooruitzicht in het licht van het voorgaande onvoldoende concreet is. Niet kan worden vastgesteld dat Bela binnen een redelijke tijd uitzicht kan bieden aan de schuldeisers in de zin van artikel 242 lid 1 sub 5, tweede volzin Fw.
De rechtbank is verder van oordeel dat summierlijk is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat Bela in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Bela heeft erkend dat vijf schuldeisers tezamen € 6.896.551,- opeisbaar van haar te vorderen hebben en dat zij niet in staat is om deze schuldeisers te voldoen. Dat het hier om gelieerde schuldeisers gaat, doet niet af aan de toestand.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek om intrekking van de surseance van betaling toewijzen en Bela in staat van faillissement verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • trekt in de aan schuldenares verleende surseance van betaling;
  • verklaart schuldenares in staat van faillissement;
  • benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. F. Damsteegt;
  • stelt aan tot curator mr. M.J. Noteboom, advocaat te Gorinchem;
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van A. Mergen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022 te 10.00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.