ECLI:NL:RBROT:2022:10469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
ROT 22/367, ROT 22/369, ROT 22/371, ROT 22/372, ROT 22/373, ROT 22/374, ROT 22/376, ROT 22/377, ROT 22/381 en ROT 22/383
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van aanvragen om parkeervergunningen in Rotterdam met betrekking tot bijzondere woonvormen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2022, met zaaknummers ROT 22/367, ROT 22/369, ROT 22/371, ROT 22/372, ROT 22/373, ROT 22/374, ROT 22/376, ROT 22/377, ROT 22/381 en ROT 22/383, worden de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om parkeervergunningen beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de afwijzingen onvoldoende zijn gemotiveerd en dat de besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid. Eisers, die allen op hetzelfde adres wonen en deel uitmaken van een bijzondere woonvorm, hebben aanvragen ingediend voor parkeervergunningen, maar deze zijn afgewezen op basis van het beleid dat maximaal twee vergunningen per adres worden verleend. De rechtbank stelt vast dat de specifieke woonvorm van eisers niet voldoende is meegewogen in de beleidskeuze van de gemeente Rotterdam. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de gemeente op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de actuele parkeerdruk in de omgeving. De beroepen van twee eisers worden niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen. De rechtbank oordeelt dat de weigering om de hardheidsclausule toe te passen onredelijk is, gezien de bijzondere omstandigheden van de eisers en de leegstand van parkeerplaatsen in de buurt. De rechtbank beveelt de gemeente om de kosten van de procedure te vergoeden aan de eisers, met uitzondering van de twee niet-ontvankelijke beroepen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/367, ROT 22/369, ROT 22/371, ROT 22/372, ROT 22/373, ROT 22/374, ROT 22/376, ROT 22/377, ROT 22/381 en ROT 22/383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaken tussen

[naam eiser 1], eiser,

[naam eiser 2], eiser,
[naam eiser 3], eiser,
[naam eiser 4], eiser,
[naam eiseres 1], eiseres,
[naam eiser 5], eiser,
[naam eiseres 2], eiseres,
[naam eiser 6], eiser,
[naam eiser 7], eiser,
[naam eiseres 3], eiseres,
allen uit [plaatsnaam], tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.P. Smal),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (verweerder)

(gemachtigde: mr. H. Biemond).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen de afwijzing van aanvragen om een parkeervergunning.
Verweerder heeft die aanvragen met afzonderlijke primaire besluiten van verschillende data afgewezen. Met de afzonderlijke bestreden besluiten van 13 december 2021 is verweerder in bezwaar bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met afzonderlijke verweerschriften.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben
deelgenomen: [naam eiseres 1], [naam eiser 1] en [naam eiseres 2], de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van de besluiten

1.1.
Eisers wonen allen op het adres [straatnaam] 180 in de wijk [naam wijk] (gelegen in [plaatsnaam]. Zij maken deel uit van de [naam werkgemeenschap] ([naam werkgemeenschap]). [naam werkgemeenschap] huurt van de gemeente Rotterdam het voormalige drinkwaterleiding gebouwencomplex in [naam wijk]. Een deel van het complex wordt gebruikt als werkplaatsen, ateliers en horeca. Andere delen worden bewoond, onder meer door eisers.
1.2.
In april en mei 2021 is onder de bewoners van de wijk het “Draagvlakonderzoek invoeren betaald parkeren [naam wijk]” uitgevoerd.
1.3.
In haar brief van 29 juni 2021 heeft de wethouder Mobiliteit, Jeugd en Taal de gebiedscommissie Kralingen-Crooswijk gevraagd om advies te geven over de invoering van betaald parkeren in het noordelijk deel van [naam wijk].
1.4.
De gebiedscommissie Kralingen-Crooswijk heeft per brief van 29 juni 2021 haar advies heeft gegeven over de invoering van betaald parkeren in het noordelijk deel van [naam wijk]. Zij adviseert betaald parkeren in te voeren van maandag tot en met zaterdag van 09:00 tot 18:00 uur.
1.5.
Bij besluit van 12 oktober 2021 [1] heeft verweerder besloten dat vanaf 15 december 2021 betaald parkeren zal worden ingevoerd in diverse straten in [naam wijk], waaronder de [straatnaam], van maandag tot en met zaterdag van 09:00 tot 18:00 uur.
1.6.
Verweerder heeft een parkeervergunning verleend aan twee bewoners van de [straatnaam] 180, namelijk [naam 1] en [naam 2].
1.7.
Ook eisers hebben aanvragen om een parkeervergunning ingediend. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 3] hebben de parkeervergunning op 22 oktober 2021 aangevraagd. [naam eiser 1] heeft dit gedaan op 16 november 2021. [naam eiser 2], [naam eiser 3], [naam eiser 4] en [naam eiseres 2] hebben de parkeervergunning op 17 november 2021 aangevraagd. [naam eiser 5] heeft dit gedaan op 18 november 2021. [naam eiser 7] heeft de parkeervergunning op 2 december 2021 aangevraagd.
1.7.1.
Verweerder heeft deze aanvragen steeds op dezelfde datum afgewezen, met de overweging dat het maximum aantal van twee parkeervergunningen voor dit adres is bereikt. [2] Dat zijn de parkeervergunningen genoemd in 1.6.
1.7.2.
Volgens verweerder heeft [naam eiser 6] geen aanvraag om een parkeervergunning ingediend. Daarom heeft verweerder ten aanzien van hem geen primair besluit genomen.
1.8.
In de bestreden besluiten heeft verweerder de afwijzing van de aanvragen om een parkeervergunning gehandhaafd met – samengevat – de volgende overwegingen. Op een adres worden maximaal twee parkeervergunningen verleend. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken met toepassing van de hardheidsclausule. De (woon)situatie van eisers is daarvoor echter niet bijzonder genoeg. Soortgelijke situaties doen zich namelijk geregeld voor bij studentenwoningen of panden die anti-kraak worden bewoond. Het parkeerbeleid heeft als doel de parkeerdruk in verschillende delen van Rotterdam te verminderen. Toepassing van de hardheidsclausule zou in deze situatie strijdig zijn met dit doel. De aanvragen van eisers voldoen niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een parkeervergunning en zijn daarom terecht en op juiste gronden afgewezen.
1.8.1.
Volgens verweerder heeft [naam eiseres 3] geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit op haar aanvraag. Verweerder heeft om die reden ten aanzien van haar geen beslissing op bezwaar genomen.

Beoordeling door de rechtbank

Procedureel
2. De rechtbank zal zich eerst uitlaten over de ontvankelijkheid van de beroepen van [naam eiser 6] en [naam eiseres 3].
2.1.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. [3] Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, [4] bijvoorbeeld de beslissing op de aanvraag om een parkeervergunning of de beslissing op bezwaar tegen een besluit tot weigering van een parkeervergunning. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken. [5]
2.2.
Ter zitting heeft de rechtbank twee formele punten aan de orde gesteld. In de eerste plaats dat [naam eiser 6] volgens verweerder geen aanvraag heeft ingediend en verweerder daarom geen primair besluit heeft genomen. [naam eiser 6] heeft volgens verweerder ook geen bezwaar gemaakt. In de tweede plaats heeft [naam eiseres 3] volgens verweerder geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit op haar aanvraag en heeft verweerder daarom ten aanzien van haar geen beslissing op bezwaar genomen.
2.2.1.
Namens [naam eiser 6] en [naam eiseres 3] heeft de gemachtigde als volgt gereageerd. [naam eiser 6] heeft in dezelfde periode als de andere eisers een aanvraag ingediend. Hij heeft daar echter geen schermafdruk van gemaakt, dus hij kan dat niet bewijzen. Verder staat in de e-mails van zijn hand letterlijk dat hij bezwaar maakt. Verweerder had die e-mails daarom moeten aanmerken en behandelen als een bezwaarschrift. [naam eiseres 3] heeft naar aanleiding van het primaire besluit telefonisch contact opgenomen met verweerder, maar zij kreeg te horen dat het geen zin had om bezwaar te maken. Dat kan haar dus niet worden verweten. [6]
2.2.2.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij verweerder niets bekend is over een aanvraag van [naam eiser 6]. Als er een aanvraag wordt gedaan, dan volgt er normaal gesproken automatisch een besluit. In de andere zaken zijn de data van de primaire besluiten ook gelijk aan de data van de aanvragen. In de rechtsmiddelenclausule onder het primaire besluit staat wat er in een bezwaarschrift moet staan. De e-mail van 1 november 2021 voldoet daar niet aan. [7] Het is namelijk een algemene e-mail, waarin namens [naam werkgemeenschap] iets aan de orde wordt gesteld. De e-mail zegt niets over een afwijzing van een door [naam eiser 6] ingediende aanvraag om een parkeervergunning. Daarom heeft verweerder deze email niet aangemerkt als een bezwaarschrift. Ten aanzien van [naam eiseres 3] is niet onderbouwd dat haar is ontraden om bezwaar te maken. De gemachtigde van verweerder heeft hiervan bijvoorbeeld geen telefoonnotitie gezien. Het primaire besluit is van 22 oktober 2021 en de bezwaartermijn liep af op 3 december 2021. De beslissingen op bezwaar zijn echter van na die datum, dus er had op het moment van het telefonisch contact nog geen heroverweging plaatsgevonden. Daarom stond het ook nog niet vast dat de bezwaren ongegrond zouden worden verklaard.
2.2.3.
Bij gebrek aan onderbouwing van de stellingen van [naam eiser 6] en [naam eiseres 3] volgt de rechtbank verweerder in diens standpunt dat [naam eiser 6] geen aanvraag heeft ingediend en [naam eiseres 3] geen bezwaar heeft gemaakt. Ten aanzien van deze twee eisers is er dus geen sprake van een voor beroep vatbaar besluit.
2.2.4.
De bestuursrechter moet het beroep nietontvankelijk verklaren indien zij weliswaar bevoegd is, maar geen inhoudelijk oordeel mag vellen. Een voorbeeld hiervan is het ontbreken van beroepsgerechtigdheid. Daarvan is in deze twee zaken sprake. De rechtbank is daarom van oordeel dat de beroepen van [naam eiser 6] (ROT 22/377) en [naam eiseres 3] (ROT 22/383) niet-ontvankelijk zijn. Aan een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen komt de rechtbank daarom niet toe.
Inhoudelijk
3. De rechtbank beoordeelt in de overige acht zaken de rechtmatigheid en evenredigheid van de weigering door verweerder om de parkeervergunningen te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De beroepen zijn gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eisers stellen - samengevat - dat verweerder bij de weigering om de hardheidsclausule toe te passen volledig voorbijgaat aan hun zeer bijzondere woonsituatie. Het door verweerder gestelde belang van de regulering van de parkeerdruk is bij uitstek een belang dat juist de bewoners van een wijk dient. Het weigeren van de parkeervergunningen is onredelijk. Verweerder geeft namelijk geen deugdelijke motivering voor het niet toepassen van de hardheidsclausule. Sinds 15 december 2021 kunnen bewoners van de [straatnaam] 180 niet meer gratis bij hun woning parkeren. Het directe gevolg hiervan is dat alle parkeerplaatsen rondom de woningen van eisers leeg blijven. Het niet toepassen van de hardheidsclausule is ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder had de feitelijke situatie moeten beoordelen en had zorgvuldig onderzoek moeten doen naar de belangen van eisers. Hij is in de motivering van de bestreden besluiten echter totaal niet ingegaan op hun belangen.
5.1.
Verweerder stelt zich in de verweerschriften - samengevat - op het standpunt dat hij op grond van de hardheidsclausule kan afwijken als toepassing van de hoofdregel, gelet op het belang van de regulering van de parkeerdruk, tot een onvoorzien en onredelijk benadelend gevolg zou leiden. Hiervan is echter geen sprake. Het maximumaantal van twee parkeervergunningen per adres, ongeacht de woonvorm en het aantal bewoners per adres, is een beleidskeuze geweest. Van een onvoorzien gevolg is dus geen sprake. Van een onredelijk benadelend gevolg evenmin. Eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] beschikken over een bedrijfsparkeervergunning op het adres. Dat een bedrijfsparkeervergunning hogere kosten met zich brengt dan een bewonersparkeervergunning, is geen omstandigheid die maakt dat de weigering om een bewonersparkeervergunning te verlenen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Verweerder ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de weigering om een bewonersparkeervergunning aan deze eisers te verlenen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De overige eisers kunnen hun auto tegen betaling in de nabijheid van hun woning parkeren. Dat zij hierdoor hoge(re) parkeerkosten hebben, is geen omstandigheid die maakt dat de weigering om hen een parkeervergunning te verlenen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Ook kunnen zij hun auto parkeren in een gebied waarin betaald parkeren niet is ingevoerd of een bedrijfsparkeervergunning aanvragen. Het merendeel van de bewoners van de [straatnaam] 180 heeft namelijk een op hetzelfde adres gevestigd eigen bedrijf en ook [naam werkgemeenschap] kan bedrijfsparkeervergunningen aanvragen. Ook om die reden ziet verweerder geen grond voor het oordeel dat de weigering om een bewonersparkeervergunning aan eisers te verlenen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.2.
De beroepsgronden met betrekking tot het gebrek aan een deugdelijke motivering en zorgvuldig onderzoek in relatie tot de hardheidsclausule slagen.
5.2.1.
Dat een beleidskeuze is gemaakt om maximaal twee vergunningen per adres te verlenen, in de wetenschap dat er in Rotterdam adressen zijn waarop meer dan twee autobezitters wonen (zodat de beleidskeuze voor de bewoners op die adressen het gevolg kan hebben dat zij niet allemaal een parkeervergunning zullen krijgen), maakt niet dat er per definitie geen sprake is van een onvoorzien geval. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder namelijk verklaard dat bij het tot stand komen van het beleid alleen
in algemene zinis nagedacht over de verschillende woonvormen die er kunnen zijn. Vervolgens is beslist dat de woonvorm geen factor is. Verweerder heeft daarmee echter nog niet onderbouwd dat de
concretegevolgen voor bewoners met een (weinig voorkomende) woonvorm als eisers eveneens zijn voorzien. De specifieke woonvorm van eisers is bij de beleidskeuze immers niet betrokken. Met eisers is de rechtbank van mening dat hun woonvorm op belangrijke punten afwijkt van woonvormen – zoals studentenhuisvesting en anti-kraakbewoning – die bij de beleidskeuze kennelijk wel zijn betrokken. Zo is de woonsituatie van eisers naar haar aard niet tijdelijk, waar dat bij de door verweerder aangedragen woonvormen veelal wel het geval is. Zonder nadere motivering is niet duidelijk waarom de woonvorm van eisers, waarbij op één adres een groot aantal gezinnen permanent woont in volledig zelfstandige units, niet zodanig bijzonder is dat die tot toepassing van de hardheidsclausule zou kunnen leiden.
5.2.2.
Daarnaast heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van een onredelijk benadelend gevolg voor eisers. Eisers stellen terecht dat het belang van regulering van de parkeerdruk bij uitstek een belang is dat juist hen dient. Verweerder lijkt dat met eisers eens te zijn, aangezien in het verweerschrift staat (onderstreping door de rechtbank):
“(…) De gemeente voert betaald parkeren in om ervoor te zorgen dat de parkeerdruk in een wijk niet (verder) oploopt. Het is een effectief instrument om wijkvreemde parkeerders
te weren. Hierdoor is ermeer plek voor bewoners en ondernemersin de wijk,waarvoor
parkeerplekken in woonwijken in de eerste plaats bedoeld zijn. (…)”
5.2.3.
De parkeerplekken zijn dus ook in de visie van verweerder in principe bedoeld voor eisers (als bewoners en/of ondernemers). In de praktijk vissen ze echter achter het net door hun keuze voor deze woonvorm. De onredelijkheid daarvan zit voor eisers ook in de omstandigheid dat de parkeerplaatsen rondom hun adres overdag (maandag tot en met zaterdag tot 18:00 uur) grotendeels leeg staan. Zij hebben daarbij gewezen op de foto’s die [naam eiser 6] heeft gemaakt en die hij op 19 december 2021 aan de verantwoordelijke wethouder heeft gemaild. Verweerder heeft deze foto’s in alle zaken als een op de zaak betrekking hebbend stuk ingediend.
5.2.4.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting in reactie hierop betoogd dat er genoeg parkeerplaatsen moeten overblijven voor bezoekers, winkelend publiek en ondernemers. Tegelijkertijd heeft zij erkend dat zij geen actuele informatie heeft over metingen op verschillende momenten op de dag. Daarmee is de stelling van eisers over de leegblijvende parkeerplaatsen niet gemotiveerd betwist. Hetzelfde geldt voor de stelling van B.L. Werlemann, dat voor winkelend publiek een “Stop en Shop-gebied” is ingericht, maar dat dit andere parkeerplaatsen zijn dan waar eisers een vergunning voor willen.
5.2.5.
Eisers stellen dan ook terecht dat verweerder in de motivering van de bestreden besluiten onvoldoende is ingegaan op hun belangen. Het standpunt van verweerder dat het parkeerbeleid als doel heeft de parkeerdruk in verschillende delen van Rotterdam te verminderen en dat toepassing van de hardheidsclausule in deze situatie strijdig zou zijn met dit doel, vindt de rechtbank gelet op het voorgaande onbegrijpelijk. De motivering van de bestreden besluiten met betrekking tot de beslissing om de hardheidsclausule in dit geval niet toe te passen is daarom onvoldoende. Dit is een reden voor vernietiging van de bestreden besluiten.
5.2.6.
De stelling van eisers, dat de parkeerplaatsen rondom hun adres overdag grotendeels leeg staan, is naar het oordeel van de rechtbank een mogelijke indicatie dat de hoofdregel
– dat per adres maximaal twee parkeervergunningen worden verleend – in dit specifieke geval zijn doel voorbijschiet en voor eisers dus onredelijk benadelend uitpakt.
5.2.7.
Ter zitting heeft de rechtbank de gemachtigde van verweerder de vraag gesteld of er, gelet op die stelling van eisers, op de [straatnaam] geen onderzoek had moeten plaatsvinden naar de actuele parkeerdruk (als gevolg van de invoering van het betaald parkeren). Ook heeft de rechtbank de gemachtigde van verweerder de vraag gesteld wat de conclusie zou zijn als uit dat onderzoek blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid is voor zowel anderen áls eisers. De gemachtigde van verweerder heeft volstaan met de mededeling dat dit geen factor is die wordt meegenomen. De rechtbank vindt ook dit onbegrijpelijk, nu het betaald parkeren juist is ingevoerd om de destijds te hoge parkeerdruk te verlagen
ten gunste van de bewoners.
Dit blijkt onder meer uit de achtergrond van het Draagvlakonderzoek (paragraaf 1.1):
“(…) De manier om deze parkeerproblemen aan te pakken is het invoeren van betaald parkeren. Dit zorgt ervoor dat er veel minder mensen parkeren die ergens anders wonen of
werken. Bij betaald parkeren kunnen bewoners en ondernemers goedkoop parkeren met een parkeervergunning. Parkeerders die er niet wonen, en dus ook niet over een parkeer-vergunning kunnen beschikken, betalen de normale kosten voor parkeren op straat. Bezoekers kunnen goedkoper parkeren via een bezoekersparkeervergunning. Met betaald parkeren wordt de parkeergelegenheid op straat dus optimaal verdeeld onder bewoners, bedrijven en bezoekers. (…)”
Ook vindt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eisers in andere delen van de wijk (waar geen betaald parkeren geldt) kunnen parkeren onbegrijpelijk. Daarmee verschuift het probleem namelijk alleen maar, terwijl de oplossing van het probleem mogelijk gewoon in de Watertorenstraat zelf ligt. Door de stelling van eisers over de leegblijvende parkeerplaatsen in bezwaar niet te onderzoeken - met behulp van parkeertellingen op verschillende relevante dagen en tijden - heeft verweerder de bestreden besluiten dus ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Ook dit is een reden voor vernietiging van de bestreden besluiten.
5.2.8.
Omdat de beroepsgronden over het gebrek aan een deugdelijke motivering en zorgvuldig onderzoek in relatie tot de hardheidsclausule al slagen, ziet de rechtbank aanleiding om de beroepsgrond over misbruik van bevoegdheid verder onbesproken te laten.

Conclusie en gevolgen

De beroepen met kenmerken ROT 22/377 en ROT 22/383 zijn niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank in deze twee zaken niet toekomt aan de inhoud. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
De overige beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat verweerder de bestreden besluiten in die zaken onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom die bestreden besluiten.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing te nemen over het verlenen van parkeervergunningen. Dit omdat de rechtbank aangewezen acht dat verweerder een gedegen onderzoek doet naar de actuele parkeerdruk in en rondom de [straatnaam]. Om die reden draagt de rechtbank ook niet aan verweerder op om de gebreken te herstellen met een betere motivering en/of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Ook daarvoor zal eerst onderzoek moeten worden gedaan.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eisers (met uitzondering van [naam eiser 6] en [naam eiseres 3]) vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De zaken zijn samenhangend, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, en worden beschouwd als één zaak. Samenhangende zaken zijn door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de rechtbank gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De proceskostenvergoeding bedraagt € 1.518,- (twee maal € 759,-) omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen met kenmerken ROT 22/377 en ROT 22/383 niet-ontvankelijk;
- verklaart de overige beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 13 december 2021;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van acht maal € 184,- aan eisers (met uitzondering van [naam eiser 6] en [naam eiseres 3]) moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eisers tezamen (met uitzondering van [naam eiser 6] en [naam eiseres 3]).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3, eerste lid
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a en c
Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht.
Artikel 6:13
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Artikel 7:1, eerste lid
Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken (…).
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent parkeren (Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2021
)
Artikel 3, eerste lid
Het college kan een vergunning weigeren indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden, die aan het verlenen van een vergunning zijn gesteld.
Artikel 5, zevende lid
Op een adres worden maximaal twee parkeervergunningen verleend.
Artikel 11
Het college kan de artikelen 2 tot en met 10a buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de regulering van de parkeerdruk zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2021, nummer 194, pagina 1 en 2.
2.Artikel 5, zevende lid, van het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2021 (Uitvoeringsbesluit).
3.Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb
5.Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb.
6.Als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb.
7.Artikel 6:5 van de Awb.