5.11.Als erkend door de gemeente Rotterdam staat vast dat de transactie waarbij OMR, de TO en de Kwekerij werden overgedragen aan Radar gepaard ging met een bruidsschat/omzetgarantie van ca. € 18 miljoen in de vorm van aan Radar gegunde opdrachten van de gemeente Rotterdam (SDW meent dat het nog meer geweest is). SDW stelt dat het gaat om twee onderdelen, een opdracht die aanbesteed had moeten worden en een opdracht die niet aanbesteed hoefde te worden, terwijl beide onderdelen kwalificeren als diensten. Slechts de waarde mag als criterium worden gehanteerd om vast te stellen of de opdracht ondeelbaar is of niet, en de waarde van de omzetgarantie is € 18 miljoen terwijl de overdracht van de onderneming heeft plaatsgevonden tegen een symbolisch bedrag van € 1.
5.11.1.Dat betoog van SDW faalt. De verkoop van OMR, de TO en de Kwekerij was, anders dan SDW stelt, niet aanbestedingsplichtig. In de relevante periode gold Richtlijn 2004/18/EG, met de bijbehorende bijlage IIB. Het betrof hier een gemengde, niet scheidbare opdracht, waarbij het dominante deel werd gevormd door de verkoop van de ondernemingen. De geringe omvang van de koopprijs doet daaraan niet af. Voor overheidsopdrachten voor diensten als bedoeld in bijlage IIB golden de regels voor aanbestedingen slechts zeer ten dele. Deze opdracht was, vanwege het niet scheidbare karakter en de dominantie van de verkoop, niet aanbestedingsplichtig in de door SDW bedoelde zin.
5.11.2.Dat neemt echter niet weg dat de gemeente Rotterdam bij de voorgenomen transactie de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (hierna: abbb), waaronder het gelijkheidsbeginsel diende te respecteren. Uit die beginselen vloeit volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1778, Didam) voort dat een overheidslichaam dat wil verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) kopers om mee te dingen. In dat geval zal het overheidslichaam objectieve, toetsbare en redelijke criteria moeten formuleren, aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot (i) het voornemen tot verkoop, (ii) de selectieprocedure, (iii) het tijdschema en (iv) de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen. 5.11.3.SDW meent dat deze beginselen met voeten getreden zijn:
a. het doorslaggevende criterium voor de gunning was de overname van alle drie de onderdelen, en niet het gecommuniceerde behoud van werk voor zoveel mogelijk mensen;
b. SDW ontving de complete wezenlijke (financiële) informatie later dan Radar, de termijn voor het indienen van een definitief bod was voor haar en Radar niet gelijk (22 oktober 2012 voor SDW, 29 oktober 2012 voor Radar en Radar kreeg drie (of zelfs vier) gelegenheden om een voorstel in te dienen, SDW maar twee.
5.11.4.De gemeente Rotterdam meent dat aan de belangrijkste beginselen is voldaan, te weten transparantie, een
level playing fielden gelijke behandeling.
5.11.5.De gemeente Rotterdam betwist dat SDW de relevante gegevens later heeft ontvangen dan Radar. (5.11.3 onder b). De verantwoordelijke ambtenaar, [naam03] , heeft verklaard, zowel ter zitting als bij het voorlopig getuigenverhoor, dat hij zich juist bijzonder heeft ingespannen om alle gegadigden tegelijk en in dezelfde mate van informatie te voorzien.
Zijn verklaring als getuige onder ede luidt voor zover van belang:
“We hebben ergens in 2012 aan alle aldus geselecteerde partijen informatie verstrekt. Iedereen kreeg dezelfde informatie. Voorzover die niet op dezelfde dag naar iedereen is toegestuurd zat daar in ieder geval niet veel tijd tussen. Wat we hebben toegestuurd waren financiële cijfers, dat wil zeggen de verlies- en winstrekening. Daaruit viel bijvoorbeeld op te maken dat we in het eerste jaar, ondanks voorgaande verliezen, 51.000 euro winst hadden
gemaakt. Verder hebben we gegevens verstrekt omtrent het soort personeelsleden en het soort werkzaamheden. Daarbij werd ook inzichtelijk gemaakt welke opdrachtgevers OMR had. Dat waren deels private partijen en ook de gemeente. SDW wist dit wel zo ongeveer. Zo ongeveer tijdens de verstrekking van deze informatie of vlak daarna kwam vanuit de gemeente op dat in het kader van een mogelijke overname van de activiteiten van OMR wellicht ook de activiteiten van Totaal Onderhoud, waar circa 200 mensen rondliepen (een deel ambtenaren, een deel doelgroepen) en de Kwekerij met circa 150 mensen (vooral doelgroepen) konden worden overgenomen door dezelfde partij.
We hebben toen dezelfde al geselecteerde partijen opnieuw benaderd en financiële info gestuurd over deze twee bedrijven. We hebben daarbij kenbaar gemaakt dat het de voorkeur verdiende om alle activiteiten van deze drie bedrijven in één keer over te doen. Men mocht ook op onderdelen bieden. Overname van alle drie bedrijven in één was niet per se voor de hand liggend, Totaal Onderhoud draaide positief maar de Kwekerij negatief. Dit bleek ook want de door de benaderde partijen geuite belangstelling betrof meestal maar een deel en dan met name OMR of Totaal Onderhoud waarbinnen een onderhouds- en schildersbedrijf werd geëxploiteerd.
We hebben een aantal gesprekken met deze partijen gevoerd. Specifieke vragen hebben we beantwoord waarbij we ervoor hebben gezorgd dat we de antwoorden naar iedereen stuurden. Vervolgens bleek dat alleen Radar op alle drie de onderdelen inschreef. Partijen die aangaven dat men bijvoorbeeld eigenlijk niet op de activiteiten van de Kwekerij wilde bieden of op slechts één van de bedrijfsonderdelen - SDW was er daar één van – gaven wij
aan dat men ook als combinatie kon inschrijven. (…)
(…) We hebben toen uitvoerig overleg gehad met juristen van de gemeente, in en extern. We hebben een aantal spelregels meegekregen. Die kwamen er op neer dat, hoewel er geen sprake was van een aanbesteding, de procedure is gevolgd als ware daar sprake van waarbij de al bekende partijen dus steeds alle en dezelfde informatie verkregen. Je zou kunnen zeggen een quasi aanbesteding, we hebben de meegekregen spelregels consequent gevolgd. Dat proces werd door de juristen gecontroleerd.
(…)
Desgevraagd kan ik zeggen dat wij alle partijen mondeling hebben meegedeeld dat het onze voorkeur had om alle drie de bedrijfsonderdelen in eens over te doen. Ik kan mij nog herinneren een gesprek te hebben gehad met mevrouw [naam01] hierover, waarin zij haar twijfels uitte over de overname van de Kwekerij. Dit onderwerp is toen aan de orde geweest waarbij ik heb gezegd dat er ook met een combinatie kon worden aangeboden. U houdt mij voor dat wij het advies van genoemde juristen hadden gekregen om het traject vorm te geven als ware het een aanbesteding. Dat klopt, toen Totaal Onderhoud en de Kwekerij erbij kwamen, hebben we op dat advies besloten om te handelen als ware sprake van een aanbesteding met dien verstande dat we de partijen al hadden, het ging om de gelijkheid van informatie die werd verstrekt.”
Zijn toenmalige chef, [naam05] , heeft als getuige onder ede verklaard:
“U wijst mij erop dat uit het logboek, pagina 462 blijkt dat er op 19 oktober een definitief voorstel van SDW is ontvangen; ik ga er vanuit dat uw stelling dat het op die betreffende pagina om het aanbod van SDW gaat juist is. U wijst mij er vervolgens op dat uit pagina 467 van het logboek blijkt dat Radar op 11 oktober een voorstel heeft gedaan, een nieuw voorstel deed op 18 oktober en op 25 oktober een laatste voorstel; hier blijkt uit dat Radar
de gelegenheid kreeg haar voorstel aan te passen. U vraagt mij hoe dit zich verhoudt tot het creëren van een gelijk speelveld voor alle partijen. Ik heb er geen concrete verklaring voor waarom Radar twee extra voorstellen heeft kunnen doen ,maar ga er vanuit dat alle partijen naar aanleiding van vragen over ingediende voorstellen de gelegenheid hadden hun voorstel aan te passen. Het ging er hier om in een goede interactie tot de beste deal te komen, er waren geen deadlines met betrekking tot het contact met de ene of de andere partij of beperkingen in de mogelijke communicatie met hen, wel een deadline waarbinnen alle voorstellen moesten zijn ontvangen.
(…)
U vraagt mij of ik, kennisnemend van dit logboek, aanleiding zou hebben gezien [naam03] te corrigeren als ik deze gang van zaken destijds had gekend. ik antwoord dat volgens mij aan alle partijen dezelfde mogelijkheden zijn geboden en dat zij dus dezelfde kansen hebben gehad. Hoogstens is het contact op een andere manier opgepakt. Als ik de indruk zou hebben gehad dat een bepaalde partij werd afgeknepen en een andere in de watten werd gelegd, zou ik zeker hebben ingegrepen. Die indruk heb ik nooit gehad.”
5.11.6.Mede gelet op het door [naam03] nauwkeurig bijgehouden logboek waarover ook, zoals hiervoor vermeld, vragen zijn gesteld aan [naam05] , en op de onder ede afgelegde verklaringen, waartegenover SDW, waar het gaat om het niet compleet zijn van de financiële informatie, in concreto slechts één mail stelt en voor het overige de verklaring van haar directeur ter zitting, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
5.11.7.Aannemelijk is dat de gemeente Rotterdam niet in alle opzichten exact tegelijk aan alle belangstellenden dezelfde aanvullende informatie heeft verstrekt, zoals dat bij een reguliere aanbesteding zou zijn gebeurd bij Nota van Inlichtingen. Dat is op zichzelf, in deze context, echter niet voldoende voor het oordeel dat niet aan het gelijkheidsbeginsel is voldaan. Vast staat immers dat uiteindelijk SDW en Radar over dezelfde informatie konden beschikken. Zelfs als SDW een deel van de financiële informatie later heeft verkregen dan Radar, omdat een bijlage bij een van de mails ontbrak of niet compleet was, is dat hoogstens enkele dagen geweest. SDW heeft niet om verlenging van de termijn gevraagd, om eventueel nagekomen financiële details te kunnen bestuderen, zoals Radar blijkbaar wel gedaan heeft. Dat betekent, dat van schending van abbb in zoverre geen sprake is geweest.
5.11.8.Wat betreft de onduidelijkheid van het selectiecriterium (5.11.3 onder a) geldt, dat uit de gang van zaken zoals die naar voren komt uit de onder 3.9 en 3.10 geciteerde stukken en de verklaringen van de getuigen het beeld naar voren komt dat de gemeente Rotterdam uiteindelijk inderdaad, zoals SDW stelt, het overnemen van alle drie de onderdelen van groot belang heeft geacht, zonder dat dat vanaf het begin voldoende duidelijk was. Hoewel er nog wel een tweede ronde in het vooruitzicht werd gesteld, voor het geval met Radar niet tot overeenstemming gekomen kon worden, en het dus in zoverre niet om een beslissend criterium ging, staat dat op gespannen voet met de hiervoor onder 5.11.2 bedoelde eisen.
5.11.9.Daar staat tegenover dat voor alle gegadigden, ook SDW, duidelijk is geweest dat de gemeente Rotterdam waarde hechtte aan het overnemen van alle onderdelen. SDW heeft ook, naar vast staat, de kans gekregen om haar aanbieding uit te breiden naar de TO en de Kwekerij en is daarom ook uitdrukkelijk gevraagd, maar zij had daarvoor geen belangstelling. Dat stond haar vanzelfsprekend vrij, maar het was wel haar eigen keuze. SDW wilde voorts, blijkens haar definitieve aanbieding, zelfs van OMR niet zonder meer alle onderdelen overnemen.
5.11.10Tegen die achtergrond acht de rechtbank de onder 5.11.8 bedoelde gang van zaken, ook als die is aan te merken als een schending van abbb, niet zodanig dat de procedure als geheel daarmee jegens SDW onrechtmatig is te achten. Dat betekent, dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat de gemeente Rotterdam geen onrechtmatige daad heeft gepleegd.