In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om de gecertificeerde instelling (GI) die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van zijn kinderen te vervangen door de GI Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De vader heeft aangevoerd dat de huidige GI niet adequaat functioneert en dat de situatie van de kinderen verslechtert door de betrokkenheid van de GI. Hij stelt dat de moeder de kinderen bij de procedures betrekt en dat de GI hier niets aan doet. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen niet verder worden belast met de juridische procedures en dat er gewerkt wordt aan contactherstel met de kinderen.
De moeder heeft daarentegen betoogd dat er al stappen zijn gezet in de omgang tussen de vader en de jongste kinderen en dat een wijziging van de GI onrust zal veroorzaken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat het nog niet zeker is of de nieuwe GI in staat is om de zaak op zich te nemen en dat de focus moet liggen op de huidige omgangsregeling.
Na de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter geoordeeld dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige GI, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, moet blijven, omdat de positieve ontwikkelingen in de omgang tussen de vader en de kinderen niet verstoord mogen worden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is om de rust te handhaven en dat een nieuwe GI alleen maar extra belasting zou veroorzaken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 17 november 2022.