ECLI:NL:RBROT:2022:10419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/10/644996 / JE RK 22-2215 en C/10/645003 /J E RK 22-2216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van drie kinderen in Rotterdam

Op 26 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind01], [naam kind02] en [naam kind03]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] voor de duur van negen maanden, en van [naam kind03] voor dezelfde periode. De moeder van de kinderen voert verweer tegen dit verzoek en stelt dat er al passende hulpverlening is ingezet en dat de zorgen over de schoolgang van [naam kind03] zijn opgelost. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad. De vader van [naam kind03] en de kinderen zijn niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd hulpverlening betrokken is bij het gezin, maar dat er zorgen zijn over de structuur en regelmaat in de thuissituatie. Er is sprake van schoolverzuim bij [naam kind03] en de moeder heeft te maken met een zware periode na het verlies van haar zoontje. De kinderrechter heeft besloten de behandeling van de verzoeken aan te houden tot 1 april 2023, om te beoordelen of de positieve ontwikkelingen in de thuissituatie zich voortzetten. De Raad is verzocht om voor die datum te rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/644996 / JE RK 22-2215 en C/10/645003 /J E RK 22-2216
Datum uitspraak: 26 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
ten aanzien van zaaknummer C/10/644996 / JE RK 22-2215:
[naam kind01], geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam kind01] ,
[naam kind02], geboren op [geboortedatum02] 2022 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen: [naam kind02] ,

ten aanzien van zaaknummer C/10/645003 /J E RK 22-2216:

[naam kind03] ,geboren op [geboortedatum03] 2016 te [geboorteplaats03] , hierna te noemen: [naam kind03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.C. Bekkering, waarnemend voor mr. D.S. Lösing, te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
ten aanzien van zaaknummer C/10/644996 / JE RK 22-2215:
[naam02] ,hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

ten aanzien van zaaknummer C/10/645003 /J E RK 22-2216:

[naam03] ,hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats03] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 22 september 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het bericht van 20 oktober 2022 van gecertificeerde instelling het Leger des Heils
Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: Leger des Heils), ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het bericht van de advocaat van de moeder van 25 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 26 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam04] .
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader vanJeánoëll en [naam kind02] ;
- de vader van [naam kind03] ;
- een vertegenwoordiger van het Leger des Heils.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] wordt uitgevoerd door de moeder.
[naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] wonen bij de moeder.

De verzoeken

ten aanzien van zaaknummer C/10/644996 / JE RK 22-2215:
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

ten aanzien van zaaknummer C/10/645003 /J E RK 22-2216:

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind03] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting de verzoeken tot ondertoezichtstelling van de kinderen, maar verzoekt die maatregel uit te laten voeren door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) en niet door het Leger des Heils. De Raad heeft in het schriftelijke verzoek verzocht om de ondertoezichtstelling uit te laten voeren door het Leger des Heils. Nu het Leger des Heils bij brief van 20 oktober 2022 heeft laten weten daartoe niet bereid te zijn omdat het gezin niet binnen de doelgroep van het Leger des Heils valt en JBRR reeds betrokken is vanuit het drangkader, heeft de Raad ter zitting verzocht om de ondertoezichtstelling uit te laten voeren door JBRR.
De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en het opvoedklimaat bij de moeder. Bij [naam kind03] is sprake van schoolverzuim. Ook heeft zij hechtingsproblemen en laat zij zelfbepalend gedrag zien. Er is geen zicht op haar medische gesteldheid. Dit laatste geldt ook voor [naam kind01] en [naam kind02] . De Raad heeft begrepen dat de moeder inmiddels met een medewerker van SPAM in gesprek is. Ook zijn zij samen naar het consultatiebureau geweest. Dit is een stap in de goede richting.
Desondanks is er de afgelopen jaren veel hulpverlening ingezet en lijkt het niet te beklijven bij de moeder. De moeder lijkt in eerste instantie bereid om de hulp te aanvaarden maar uiteindelijk wordt dit toch weer stopgezet. Voorts is er sprake geweest van huiselijk geweld wat de veiligheid van de kinderen in gevaar heeft gebracht. De moeder lijkt daarnaast overbelast door de komst van de baby. Er is onvoldoende structuur in de thuissituatie. Zo gaan de kinderen te laat naar school. De moeder heeft begeleiding en steun nodig om te zorgen dat de kinderen opgroeien in een stabiele en veilige opvoedsituatie. Gelet op het belaste verleden van de moeder is dit tevens van belang. De Raad vraagt om deze reden een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden.

Het standpunt van de belanghebbende

Namens en door de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er wordt – kort en zakelijk weergegeven en overeenkomstig de pleitnotitie – ter zitting het volgende naar voren gebracht. Er is reeds passende hulpverlening ingezet in het gezin van Enver. De zorgen over de schoolgang van [naam kind03] zijn opgelost nu zij weer met regelmaat naar school gaat. De moeder werkt en volgt daarnaast een opleiding, wat ervoor zorgt dat er veel structuur bestaat in het dagelijkse leven. De moeder beschikt over een netwerk en is daarnaast samen met de vader van [naam kind01] en [naam kind02] , die een deel van de opvoeding van de kinderen op zich neemt. De moeder ontkent niet dat er het nodige is misgegaan in het verleden maar vindt dat dit te wijten is aan de zwarte periode in haar leven na het verlies van haar zoontje. De moeder accepteert de hulpverlening van Enver en er worden geen zorgen meer gesignaleerd in de thuissituatie. De moeder bepleit dan ook afwijzing van de verzoeken. Er is voldoende hulp, er is zicht op hoe het thuis gaat en de moeder en de hulpverleners hebben gesproken over de doelen voor de komende tijd.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er al langere tijd hulpverlening is betrokken bij het gezin. Er is volgens de Raad bij de moeder een patroon zichtbaar waarbij zij eerst bereikbaarheid en bereidwilligheid toont richting de hulpverlening maar dit op een gegeven moment weer wegvalt. Het lukt daardoor onvoldoende om de thuissituatie te verbeteren. Er zijn zorgen over het ontbreken van voldoende structuur en regelmaat binnen het gezin. Zo is er sprake geweest van fors schoolverzuim bij [naam kind03] . Daarnaast is de moeder dit jaar bevallen van haar zoon [naam kind02] , waardoor zij nu de zorg over drie jonge kinderen heeft. Ook werkt zij en volgt zij een opleiding. De moeder draagt bovendien het verlies van haar zoontje met zich mee, wat heeft gezorgd voor een moeilijke periode. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij dat niet zal kunnen accepteren, maar het inmiddels wel een plek heeft kunnen geven. De kinderrechter kan zich voorstellen dat alle omstandigheden tezamen het maken dat het lastig kan zijn om thuis alles in goede banen te leiden. Het is echter wel van belang dat [naam kind03] naar school gaat en blijft gaan en er voldoende zorg en structuur voor alle drie de kinderen is. De afgelopen tijd is intensievere hulpverlening ingezet waar de moeder positief over is en die goed lijkt te verlopen. Sinds het nieuwe schooljaar is er voor zover bekend vrijwel geen sprake meer van schoolverzuim. Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat [naam kind01] nu meerdere dagen per week naar het kinderdagverblijf gaat en dat de moeder hem afmeldt wanneer zij hem een dagje thuis houdt. De moeder ontvangt momenteel de hulp die volgens de Raad nodig is en de ondertoezichtstelling is met name bedoeld voor het doorzetten en laten beklijven van de hulpverlening omdat dat eerder niet is gelukt.
De kinderrechter ziet dat de moeder nu een positieve weg is ingeslagen en is van oordeel dat de moeder de kans verdient om te laten zien dat zij de ingezette hulpverlening op eigen kracht blijft accepteren en voortzetten. De moeder heeft ter zitting bovendien niet ten onrechte de vraag opgeworpen wat een ondertoezichtstelling in de praktijk betekent nu er onduidelijkheid is over de uitvoering daarvan (welke GI is bereid en in staat de ondertoezichtstelling uit te voeren?). Nog los daarvan, de huidige ontwikkeling is pril, de zorgen groot en gelet op het patroon wat de moeder in het verleden volgens de Raad heeft laten zien, acht de kinderrechter het van belang dat er over een half jaar wordt bekeken of de huidige positieve ontwikkelingen nog voortduren voordat op de verzoeken van de Raad wordt beslist. De kinderrechter zal de beslissing op de verzoeken van de Raad tot ondertoezichtstelling van [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] daarom aanhouden voor de duur van zes maanden. De kinderrechter verzoekt de Raad alsdan te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of de verzoeken al dan niet worden gehandhaafd.
Nu de Raad ter zitting heeft verzocht om de ondertoezichtstelling uit te laten voeren door de gecertificeerde instelling JBRR, is het van belang dat bij handhaving van de verzoeken JBRR op de hoogte wordt gebracht van de verzoeken en ter zitting aanwezig kan zijn.

De beslissing

De kinderrechter:

houdt de behandeling van beide verzoeken aan tot 1 april 2023 pro forma;

bepaalt dat de Raad, de GI (JBRR), de belanghebbende en haar advocaat op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum aan de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbende en haar advocaat) de verzochte rapportage te doen toekomen.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 22 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.